• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
    • Sport
  • Nieuws & Kennis
    • Nieuws & Actualiteiten
    • Certa deelt kennis met Pont
    • Certa expert van ABN AMRO
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Vastgoedrecht

18 november 2024

Omdat je verder wilt

Verkoop in strijd met Didam is in beginsel onrechtmatig (ook als overeenkomst voor Didam-arrest is gesloten)

Terugblik
De Hoge Raad heeft in 2021 overwogen dat een overheidslichaam bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en daarmee het gelijkheidsbeginsel in acht moet nemen. Dat geldt ook voor de beslissing met wie en onder welke voorwaarden de gemeente bijvoorbeeld een overeenkomst tot verkoop van een onroerende zaak sluit.

Uit het gelijkheidsbeginsel vloeit voort dat een overheidslichaam die het voornemen heeft om een onroerende zaak te verkopen, ruimte moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen. Als er meerdere gegadigden zijn of dit redelijkerwijs wordt verwacht, moet het overheidslichaam op basis van eigen criteria een koper uit de gegadigden selecteren. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn. De selectieprocedure hoeft niet gevolgd te worden als bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop. In dat geval moet het overheidslichaam het voornemen tot verkoop voorafgaand bekend maken op zodanige wijze dat eenieder daarvan kennis kan nemen (met een motivatie). Een uitgebreidere toelichting kan je vinden in een eerder gepubliceerd artikel hierover op de website van Certa: Gelijkere kansen bij verkoop grond door de overheid

Hoge Raad
Na bovengenoemd arrest is discussie ontstaan over (i) vanaf wanneer de door de Hoge Raad geformuleerde regel geldt en (ii) wat de gevolgen voor reeds gesloten overeenkomsten zijn. De Hoge Raad heeft daar vandaag antwoord op gegeven.

Regels gelden altijd al, niet pas na uitspraak

De geformuleerde regel met betrekking tot de verkoop geldt altijd al. Omdat sprake is van algemene beginselen van behoorlijk bestuur gelden de regels niet pas vanaf het arrest van de Hoge Raad. De regels hebben dus ook invloed op schendingen die voor de datum van de uitspraak van de Hoge Raad hebben plaatsgevonden.

Geen sprake van een nietige of vernietigbare overeenkomst, maar onrechtmatig handelen

Omdat geen sprake is van een dwingende wetsbepaling, is de overeenkomst geldig. Ook hebben de Didam-regels niet de strekking om de geldigheid van daarmee strijdige rechtshandelingen met nietigheid of vernietigbaarheid te treffen.

Een overheidslichaam dat in strijd met de regels uit het Didam-arrest toch overgaat tot verkoop, handelt in beginsel onrechtmatig jegens een (potentiële) gegadigde. De gegadigde heeft namelijk geen gelijke kans gekregen. Dit kan betekenen dat het overheidslichaam schadeplichtig wordt tegenover de gegadigde. De gegadigde kan als er nog geen overeenkomst is gesloten waarin het overheidslichaam wordt verplicht om te leveren of zolang de levering nog niet heeft plaatsgevonden, onder omstandigheden een vordering instellen tot het verbieden van de verkoop of levering aan de andere partij.

Altijd Didam-procedure doorlopen

De Hoge Raad overweegt tot slot dat het overheidslichaam ruimte heeft om plannen vast te stellen. Wel is het zo dat op het moment dat het plan leidt tot (het voornemen tot) verkoop de Didam-regels zullen moeten worden toegepast. Zelfs als al bij voorbaat vaststaat, of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerkt komt voor de aankoop. Dit dient openbaar te worden gepubliceerd met een motivatie. Dit geldt dus ook op het moment dat het overheidslichaam een plan heeft ontwikkeld waar maar één partij aan kan voldoen.

Heb je naar aanleiding van het bovenstaande vragen over de verkoop door de gemeente, de mogelijke schadevergoeding of overige vragen, neem contact op met Louise Strating of Lisanne Hennink.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, Vastgoedrecht

25 oktober 2024

Omdat je verder wilt

Een wandeling langs het Kelderluik-arrest.

Het café waar het allemaal begon is er niet meer, maar de uitspraak gaat al bijna 50 jaar mee en blijft maatgevend voor (de beoordeling van) gevaarzetting.

Fietsen en wandelen
Het is leuk om langs Lindenbaum/Cohen te fietsen (Fietsend van Lindenbaum/Cohen uit 1919 naar het Afzinkkelder arrest van 12 januari 2024 - CERTA), maar bij een bezoek aan Amsterdam kun je ook langs het Kelderluik-arrest lopen. Dat laatste deed ik (zoals te zien op deze foto waar ik naar de plek wijs waar voorheen café De Munt zat).

Café De Munt
De eerste ‘hoofdrolspeler’ is café De Munt aan Singel 522 in Amsterdam. De andere hoofdrolspelers zijn Mathieu Duchateau, Sjouwerman (zijn voornaam is onbekend) en Coca-Cola. Voor deze laatste bracht Sjouwerman – toepasselijke naam – frisdrank rond en zo ook op 23 februari 1961 bij café De Munt. Omdat het café een soort pijpenlaatje was (wat hierna nog verder aan de orde komt) werden de dranken in de kelder opgeslagen. Sjouwerman moest meerdere keren heen en weer lopen en liet daarom het kelderluik openstaan. Op een gegeven moment wilde Duchateau naar de wc. Uit het arrest kan worden opgemaakt dat hij daar “stipt over het middenpad van het café” naar toe liep. Daar aangekomen viel Duchateau echter in het keldergat en raakte ernstige gewond.

Schade
Duchateau leed schade door zijn letsel. Omdat hij geen contractuele relatie had met Sjouwerman en diens werkgever Coca-Cola, moest hij zijn schadevergoedingsvordering baseren op onrechtmatig handelen of nalaten. De rechtbank oordeelde kort gezegd dat de schade aan Duchateau zelf te wijten was; hij had beter moeten opletten. Het gerechtshof en de Hoge Raad dachten daar anders over. Zij vinden dat er sprake is van onrechtmatige gevaarzetting. De criteria die daarbij werden gebruikt, zijn tot en met vandaag relevant voor het beoordelen of iemand een situatie in het leven roept die tot aansprakelijkheid leidt.

Criteria
De criteria zijn door de Hoge Raad wat formeler opgeschreven, maar komen neer op:

  1. Hoe waarschijnlijk is het dat de gevaarlijke situatie niet wordt opgemerkt. Of anders gezegd: hoe waarschijnlijk is het dat de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid niet in acht wordt genomen?
  2. Hoe groot is de kans dat als het gevaar inderdaad niet wordt opgemerkt, het daadwerkelijk misgaat. Anders gezegd: hoe groot is de kans op ongevallen?
  3. Hoe ernstig zijn de gevolgen? In dit geval dus hoe erg kan het letsel zijn als gevolg van de val in de kelder?
  4. Tot slot: Hoeveel moeite kost het om veiligheidsmaatregelen te treffen. Anders gezegd: is het bezwaarlijk om het luik steeds te sluiten of er bijvoorbeeld lege kratten voor te zetten?

Deze vier criteria vormen samen het leerstuk van gevaarzetting.

Uitkomst
Omdat het kelderluik zich aan het einde van het pijpenlaatje bevond (in een donker halletje vlak bij de wc’s) en Sjouwerman er rekening mee had moeten houden dat de gemiddelde cafébezoeker op weg naar de wc niet erg zal opletten en voorzichtig is (criterium 1), bij het openzetten van het luik doorgaans stoelen werden gebruikt om het keldergat te barricaderen, maar deze keer alleen een paar lege kratten naast (en niet er voor) het luik zijn gezet (criterium 4) en, zonder dat de rechter dat met zoveel woorden zegt, zich eenvoudig laat voorstellen dat de kans op ongevallen groot is (criterium 2) en het letsel ernstig (criterium 3), is de uitkomst dat Coca-Cola als werkgever van Sjouwerman 50% van de schade van Duchateau moest vergoeden. De andere 50% moest Duchateau zelf dragen vanwege eigen schuld. Dit is allemaal terug te lezen in ECLI:NL:HR:1965:AB7079, voorheen LJN AB7079, Hoge Raad, 9885

Scheepvaart en details
Het begon aan het Singel 522. Dat is een plek die onlosmakelijk verbonden is aan Amsterdam als een van de grootste handelssteden in de geschiedenis (https://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Amsterdam) en de daarmee verbonden scheepvaart. Interessant is daarom om te vermelden dat de zogenoemde kelderluikcriteria misschien ontleend zijn aan een ‘scheepvaartzaak’ uit 1947. Daarin werd overwogen: “Since there are occasions when every vessel will break from her moorings, and since, if she does, she becomes a menace to those about her; the owner’s duty, as in other similar situations, to provide against resulting injuries is a function of three variables: (1) The probability that she will break away; (2) the gravity of the resulting injury, if she does; (3) the burden of adequate precautions.”. Dit zijn onmiskenbaar de kelderluikcriteria, maar dan toegepast op een schip. De rechter formuleert voor de aansprakelijkheid een mooie formule: “Possibly it serves to bring this notion into relief to state it in algebraic terms: if the probability be called P; the injury, L; and the burden, B; liability depends upon whether B is less than L multiplied by P: i.e., whether B < PL.” Interessant is tot slot dat uit onderzoek naar de feiten van het kelderluik-arrest bleek dat Duchateau misschien al had gedronken voordat hij in het café aankwam. Zijn mogelijke benevelde toestand (wat van belang is voor zijn de oplettendheid en voorzichtigheid) kon echter geen rol spelen, omdat de stelling dat hij precies over het middenpad van het café liep onbetwist was gelaten. Dat maakte een discussie over eventuele dronkenschap moeilijker en toont aan hoe belangrijk details kunnen zijn.

Voor vragen over aansprakelijkheidsrecht? Neem contact met ons op.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Aansprakelijkheid, Opinie, Vastgoedrecht

26 juli 2024

Omdat je verder wilt

CertAlert! Advies van de Procureur-Generaal over de (on)eerlijkheid van huurprijswijzigingsbedingen

Kantonrechters
De zaak waarover de Procureur-Generaal aan de Hoge Raad adviseert begon als een ‘onschuldige’ incassozaak in verband met niet betaalde huurpenningen, maar eindigde voor verhuurders met een bom onder de huurinkomsten. Dat kwam omdat de kantonrechter het huurprijswijzigingsbeding in het huurcontract als oneerlijk bestempelde, zodat de huur nooit verhoogd had mogen worden. Alle verhogingen moeten ongedaan worden gemaakt. Wat als een huurachterstand begon, werd een voorstand.

Stroomversnelling
Omdat het huurprijswijzigingsbeding niet een eenmalig bedenksel is, maar ongeveer in alle huurovereenkomsten voorkomt, is de impact van de beslissing van de kantonrechter heel groot. De geschillen over huurverhogingen kwamen al snel in een stroomversnelling; er volgde vele vonnissen waarin verhuurders werden teruggefloten. De laatste stand van zaken is dat de Procureur-Generaal op 19 juli 2024 de Hoge Raad advies gaf naar aanleiding van de prejudiciële vragen die zijn gesteld. Met dat advies krijgt de discussie een interessante wending, omdat de Procureur-Advocaat in gaat op het splitsen van het beding. Zie deze LinkedIn-post.

Belangrijke punten advies Procureur-Generaal
Een advies van de Procureur-Generaal legt doorgaans veel gewicht in de schaal hoe de Hoge Raad zal beslissen. In dit geval gaat het om prejudiciële vragen die de Hoge Raad moet beantwoorden. Met betrekking tot de huurprijswijzigingsbedingen is belangrijk om te noemen:

  1. Een huurprijswijzigingsbeding moet volgens de Procureur-Generaal worden gesplitst in een indexatiebeding en een opslagbeding. Het indexatiebeding is bedoeld om de huur gelijk op te laten gaan met de inflatie. De ‘eerlijkheid’ daarvan staat volgens de Procureur-Generaal niet ter discussie.
  2. Het opslagbeding is bedoeld voor kosten die met meer dan de inflatie stijgen en om de marktontwikkelingen bij te houden. Ook dat vindt Procureur-Generaal niet zonder meer oneerlijk.
  3. Als toch wordt geoordeeld dat er sprake is van een oneerlijk beding, dan wordt in het advies opgemerkt dat als niet mag worden gesplitst (in enerzijds een indexatie- en anderzijds het opslagbeding) en het beding daarom in zijn geheel als oneerlijk wordt bestempeld, dat betekent dat nagenoeg elke mogelijkheid om de huurprijs te verhogen er niet meer is. Er kan dan niet meer geïndexeerd worden noch een opslag worden toegepast, terwijl indexeren in principe niet als oneerlijk wordt aangemerkt.
  4. Last but not least vindt de Procureur-Generaal vindt een opslag van 3% - waarbij hij naar de percentages kijkt die jaarlijks door de minister worden vastgesteld ten behoeve van huurprijswijzigingen in de sociale verhuur – niet onaanvaardbaar.

Niet terug te lezen in het advies van de Procureur-Generaal maar wel interessant om te benoemen, is dat de richtlijn over oneerlijke bedingen uit 1993 komt, maar eigenlijk pas sinds 2023 in het huurrecht een vlucht neemt. Het gaat in de richtlijn niet alleen over het wijzigen van de huurprijs, maar ook over boetes, buitengerechtelijke incassokosten, rente en dergelijke. Alle dergelijke bedingen moeten worden getoetst op de (on)redelijkheid. Wordt dus zeker vervolgd in procedures over deze onderwerpen.

Wanneer de Hoge Raad antwoord geeft de prejudiciële vragen is op dit moment niet bekend, maar waarschijnlijk in het najaar 2024.

Vragen over het huur- of vastgoedrecht? Neem contact op met Rogier Visser.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Huurrecht, Opinie, Vastgoedrecht

2 juli 2024

Omdat je verder wilt

Stand van zaken huurbescherming ligplaatsen

Op 1 juli 2022 is de Wet tot wijziging van Boek 7 BW in verband met het verbeteren van huurbescherming voor huurders van ligplaatsen in werking getreden. Dat is al even geleden, maar in verband met het einde van de overgangsperiode weer heel relevant. Hieronder gaan wij nog kort in op de wijzigingen en de gevolgen van nieuwe ontwikkelingen.

Wetswijziging
De wet beoogt huurders van ligplaatsen voor woonboten dezelfde huurbescherming te bieden als huurders van woningen op de wal. Huur van een ligplaats wordt sinds de invoering van de wet meer gezien als huur van woonruimte. Huurders worden onder meer beschermd tegen opzegging en ontbinding en hebben daarnaast extra mogelijkheden om het huurcontract over te dragen.

Wijzigingen van toepassing op bestaande overeenkomsten
Eerder schreven wij over de nieuwe artikelen en wijzigingen (zie Huurbescherming voor huurders van ligplaatsen van woonboten - CERTA). De zogenaamde overgangsperiode is inmiddels afgelopen. Dat betekent dat de nieuwe artikelen en wijzigingen voor huurovereenkomsten die op 1 juli 2022 al bestonden sinds 1 juli 2024 ook daarop van toepassing zijn.

Voor alle huurovereenkomsten met betrekking tot ligplaatsen geldt kort samengevat dat:

  • Huurovereenkomsten met betrekking tot een ligplaats alleen kunnen worden ontbonden door de rechter;
  • Bij het overlijden van de huurder van een ligplaats een medehuurder of degene met wie de huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding voerde kan verzoeken om de huurovereenkomst voort te zetten. Als er geen medehuurder of andere persoon is die de huurovereenkomst voortzet, worden de erfgenamen huurder;
  • De huurder van een ligplaats die eigenaar is van de voor bewoning bestemde woonboot (die op de ligplaats is afgemeerd), bij verkoop van de woonboot kan vorderen dat de koper in zijn plaats wordt gesteld als huurder van de ligplaats. De huurder van de ligplaats dient een zwaarwegend belang te hebben bij de indeplaatsstelling en de voorgestelde huurder dient voldoende financiële waarborgen voor behoorlijk nakoming van de huurovereenkomst te bieden;
  • De verhuurder van de ligplaats de huurovereenkomst moet opzeggen met inachtneming van de wettelijke opzeggronden en formaliteiten die gelden voor woonruimten.

Nieuwe ontwikkelingen
Ondanks dat de wijzigingen veel verbeteringen voor huurders van ligplaatsen met zich hebben gebracht, bestond er nog enige onzekerheid in de gevallen dat ligplaatsen voor bepaalde tijd werden verhuurd. Eigenaren zouden logischerwijs investeringen achterwege laten totdat zij de ligplaats voor onbepaalde tijd zouden huren.  Inmiddels heeft nieuwe wetgeving ook daar verandering in gebracht. Met de Wet vaste huurcontracten zijn huurovereenkomst voor onbepaalde tijd weer de norm geworden. Slechts in een aantal beperkte gevallen kunnen huurovereenkomsten voor bepaalde tijd worden aangegaan. Veel woonbooteigenaren zullen daarom de ligplaats voor onbepaalde tijd (gaan) huren. Aan de onzekerheid omtrent de duur van de huurovereenkomst is daarmee ook een einde gekomen.

Conclusie
Met het einde van de overgangsperiode voor de nieuwe artikelen en wijzigingen in verband met het verbeteren van huurbescherming voor huurders van ligplaatsen en de inwerkingtreding van de Wet vaste huurcontracten hebben alle huurders van ligplaatsen veel zekerheid met betrekking tot het behoud van hun ligplaats.

Vragen of advies nodig over een opzegging, ontbinding of indeplaatsstelling van een huurovereenkomst met betrekking tot een ligplaats? Neem contact op met Lisanne Hennink of Louise Strating.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, Vastgoedrecht

27 juni 2024

Omdat je verder wilt

Fietsend van Lindenbaum/Cohen uit 1919 naar het Afzinkkelder arrest van 12 januari 2024

Fietsen
In Amsterdam kun je bij Admiraal de Ruyterweg 545 harder gaan trappen om het verkeerslicht (dat natuurlijk nog wel op groen moet staan!) te halen of je kunt besluiten stil te staan bij het hoekpand. Dat laatste deed ik.

Drukkerij Lindenbaum
Op de hoek is Drukkerij Lindenbaum gevestigd. Ruim honderd jaar geleden heeft deze drukkerij – toen nog gehuisvest aan de Reguliersdwarsstraat – bijgedragen aan een belangrijke rechtsontwikkeling, misschien wel de belangrijkste in Nederland. Die ontwikkeling is nog steeds gaande, want ongeveer zes maanden geleden (op 12 januari 2024) heeft de Hoge Raad nu al een van de belangrijkste uitspraken van 2024 gedaan. Het begon allemaal met een gesprongen waterleiding.

Waterballet
Om goed te begrijpen wat er ruim honderd jaar geleden gebeurde, is het belangrijk eerst te kijken naar een zaak uit 1909. Die ging over een gesprongen waterleiding in een woning in Zutphen, eigendom van een zekere Margrietje, ook wel de Zutphense Waterjuffer genoemd. Ze weigerde gehoor te geven aan het verzoek van Nijhuis om de hoofdkraan onmiddellijk dicht te draaien vanwege de gesprongen leiding. Het gevolg was dat al zijn opgeslagen leer beschadigd raakte. Margrietje wilde niets vergoeden en kreeg de Hoge Raad aan haar zijde. Volgens de Hoge Raad had zij immers niet in strijd gehandeld met een wet of een plicht verzuimd.

Drukkerij Lindenbaum to be continued
In deze zaak ging het om drukker Max Lindenbaum. Een van zijn personeelsleden speelde dubbelspel en verkocht offertes van Lindenbaum aan zijn vroegere collega Cohen, die daardoor precies wist hoe hij succesvol met Lindenbaum kon concurreren. Toen dit uitkwam, wilde Lindenbaum van Cohen schadevergoeding. Met de Zutphense Waterjuffer in gedachten was het niet opmerkelijk dat het gerechtshof oordeelde dat de wet nergens een rechtsregel gaf waaruit volgde dat Cohen verkeerd had gehandeld, zodat de vordering van Lindenbaum werd afgewezen. Lindenbaum procedeerde echter door (wat ook aantoont dat het belangrijk is door te zetten als iets onrechtvaardig voelt) en kwam bij de Hoge Raad terecht. Zou de Hoge Raad dezelfde conclusie trekken als bij de Zutphense Waterjuffer?

Ommekeer
De Hoge Raad oordeelde voor het eerst anders en omdat het zo’n mooie overweging is (gebaseerd op de Code Civil) wordt zij geciteerd: “dat immers het woord onrechtmatig niet gelijkwaardig is met strijdig tegen een wetsbepaling, en blijkens de geschiedenis de uitdrukking ‘tout fait quelconque de l’homme’ alleen vervangen is door onrechtmatige daad (...) maar onder onrechtmatige daad ook is te verstaan een handelen of nalaten dat òf inbreuk maakt op eens anders recht òf in strijd is met een rechtsplicht of indruist, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt.”

Dit is het leerstuk van de onrechtmatige daad.

Eeuw
Een eeuw later is de rechtsontwikkeling niet klaar. In zijn uitspraak van 12 januari 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat áls er bij bouwwerkzaamheden een aanmerkelijk risico bestaat dat aan een buurpand schade kan ontstaan en dat risico zich vervolgens verwezenlijkt, het niet kan worden aanvaard dat de eigenaar van dat buurpand die schade zelf dient te dragen, zelfs áls er door de bouwer maatregelen zijn getroffen om die schade te voorkomen en deze werkzaamheden zorgvuldig zijn uitgevoerd. In deze overweging van de Hoge Raad is geen verwijtbare gedraging te lezen, net zomin als bij de Zutphense Waterjuffer, maar toch werd het een Lindenbaum-Cohen. Want zonder dat de Hoge Raad dat met zoveel woorden zegt, is het nemen van het risico niet de aansprakelijkheidscheppende gedraging, maar het ontstaan van de schade dat het op zich zorgvuldige (rechtmatige) handelen onrechtmatig laat worden. Op dat moment ontstaat een schadevergoedingsverplichting en is de cirkel rond.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, Vastgoedrecht

16 mei 2024

Omdat je verder wilt

CertAlert! Hoofdlijnenakkoord 2024; de juridische aspecten op een rij

Op 16 mei 2024 zijn de formerende partijen tot een hoofdlijnenakkoord gekomen. Hieronder vind je de juridische aspecten die voor jouw organisatie relevant zijn.

Vastgoed- en bestuursrecht: een grote impuls in de woningbouw

  • Bevordering van woningbouwcorporaties: Vergroten van rol in (lage) middenhuur.
  • Optimalisatie Bestaande Woningvoorraad:
    • Uitbreiding van herbestemmingsmogelijkheden;
    • Stimulering van optopping/splitsing van woningen;
    • Toestaan van 'familie-wonen', woningdelen, en permanente bewoning van recreatiewoningen.
  • Versnelling Nieuwbouw:
    • Vergroten van beschikbare grond, prioriteit voor woningbouw;
    • Identificatie nieuwe gebieden voor grootschalige woningbouw;
    • Stimulering beschikbare en betaalbare bouwgrond;
    • Versnelling van procedures, beperking beroepsprocedures, wegwerking struikelblokken en instelling van klankbordgroepen omwonenden.
  • Waarborgen Betaalbaarheid:
    • Minimum 30% sociale huur bij nieuwbouw, met lokale differentiatie;
    • Meer betaalbare woningen voor middeninkomens;
    • Huurbeleid gericht op betaalbaarheid en investeringen;
    • Vaststelling huurontwikkeling en stimulering van diverse huursegmenten.
  • Stimulering Huurwoningenbouw:
    • Vermindering van regel- en belastingdruk;
    • Bindende afspraken met woningbouwcorporaties.
  • Maatregelen voor Koopwoningen:
    • Handhaving fiscale positie eigen woning;
    • Maximering stijging gemeentelijke woonlasten;
    • Programmering van voldoende koopwoningen voor ouderen;
    • Onderzoek naar sociale koopmogelijkheden voor huurders;
    • Handhaving hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait.

Arbeidsrecht: maatregelen die gericht zijn op zekerheid en meedoen op de arbeidsmarkt

  • Zekerheid en verlichting vanaf 2025:
    • Zekerheid op de arbeidsmarkt wordt gestimuleerd, bijvoorbeeld voor ZZP’ers. De wetsbehandeling van de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) en de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA) wordt voortgezet;
    • Regulering van de uitzendsector en bevordering van meer vaste contracten;
    • Maatregelen worden genomen om de personeelskrapte aan te pakken, zoals het aantrekkelijker maken van werken in de zorgsector. Er wordt gestreefd naar meer autonomie, loopbaanperspectief en goede arbeidsvoorwaarden voor zorgpersoneel;
    • Er komt een herstelplan voor de kwaliteit van het onderwijs met aandacht voor de positie van leraren en vermindering van regeldruk;
    • Verbetering van arbeidsvoorwaarden en veteranenzorg bij Defensie.
  • Bescherming Arbeidsmigranten:
    • Implementatie van aanbevelingen Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten;
    • Strengere aanpak malafide uitzendconstructies en regulering van uitzendbranche.
  • Handhaving en Regulering:
    • Tewerkstellingsvergunningplicht voor niet-EU-arbeidsmigranten met verhoogde handhaving;
    • Verantwoordelijkheid werkgevers voor huisvesting en taalonderwijs arbeidsmigranten;
    • Evaluatie fiscale voordelen onder extraterritoriale kostenregeling.

Ondernemings- en insolventierecht: prioriteit voor het verbeteren van het vestigingsklimaat

  • Stimulering van ondernemerschap met een afwegingskader voor de vestiging van nieuwe bedrijven.
  • Verbetering van het vestigingsklimaat met aandacht voor fiscale maatregelen.
  • Bestrijding van corruptie met een rijksbrede aanpak.
  • Reductie van regeldruk door betrokkenheid van adviescollege en uitvoeringsinstanties bij beleidsvorming.
  • Ondersteuning van bedrijven in energietransitie en oplossen van netcongestie.
  • Bewaking van energiekosten om concurrentievermogen te behouden.
  • Geen nieuwe nationale toevoegingen aan Europees beleid om extra regeldruk te voorkomen.
  • In wetgeving en beleid rekening houden met gevolgen voor kleine ondernemers om werkgelegenheid te stimuleren.
  • Versteviging van InvestNL als investeringsvehikel voor innovatie en economische
  • Terugdraaien van recente lastenverzwaringen voor ondernemers en verlaging van de energiebelasting.

Vragen over wat deze hervormingen voor uw organisatie betekenen? Neem contact op met Barbara Veldmaat of Werner Altenaar

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Arbeidsrecht, Insolventie, Ondernemingsrecht, Opinie, Vastgoedrecht, Woningcorporaties

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3
  • Pagina 4
  • Pagina 5
  • Ga naar Volgende pagina »

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Rechten & informatie voor natuurlijke personen, wederpartijen

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
    • Sport
  • Nieuws & Kennis
    • Nieuws & Actualiteiten
    • Certa deelt kennis met Pont
    • Certa expert van ABN AMRO
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV