Fietsend van Lindenbaum/Cohen uit 1919 naar het Afzinkkelder arrest van 12 januari 2024
Fietsen
In Amsterdam kun je bij Admiraal de Ruyterweg 545 harder gaan trappen om het verkeerslicht (dat natuurlijk nog wel op groen moet staan!) te halen of je kunt besluiten stil te staan bij het hoekpand. Dat laatste deed ik.
Drukkerij Lindenbaum
Op de hoek is Drukkerij Lindenbaum gevestigd. Ruim honderd jaar geleden heeft deze drukkerij – toen nog gehuisvest aan de Reguliersdwarsstraat – bijgedragen aan een belangrijke rechtsontwikkeling, misschien wel de belangrijkste in Nederland. Die ontwikkeling is nog steeds gaande, want ongeveer zes maanden geleden (op 12 januari 2024) heeft de Hoge Raad nu al een van de belangrijkste uitspraken van 2024 gedaan. Het begon allemaal met een gesprongen waterleiding.
Waterballet
Om goed te begrijpen wat er ruim honderd jaar geleden gebeurde, is het belangrijk eerst te kijken naar een zaak uit 1909. Die ging over een gesprongen waterleiding in een woning in Zutphen, eigendom van een zekere Margrietje, ook wel de Zutphense Waterjuffer genoemd. Ze weigerde gehoor te geven aan het verzoek van Nijhuis om de hoofdkraan onmiddellijk dicht te draaien vanwege de gesprongen leiding. Het gevolg was dat al zijn opgeslagen leer beschadigd raakte. Margrietje wilde niets vergoeden en kreeg de Hoge Raad aan haar zijde. Volgens de Hoge Raad had zij immers niet in strijd gehandeld met een wet of een plicht verzuimd.
Drukkerij Lindenbaum to be continued
In deze zaak ging het om drukker Max Lindenbaum. Een van zijn personeelsleden speelde dubbelspel en verkocht offertes van Lindenbaum aan zijn vroegere collega Cohen, die daardoor precies wist hoe hij succesvol met Lindenbaum kon concurreren. Toen dit uitkwam, wilde Lindenbaum van Cohen schadevergoeding. Met de Zutphense Waterjuffer in gedachten was het niet opmerkelijk dat het gerechtshof oordeelde dat de wet nergens een rechtsregel gaf waaruit volgde dat Cohen verkeerd had gehandeld, zodat de vordering van Lindenbaum werd afgewezen. Lindenbaum procedeerde echter door (wat ook aantoont dat het belangrijk is door te zetten als iets onrechtvaardig voelt) en kwam bij de Hoge Raad terecht. Zou de Hoge Raad dezelfde conclusie trekken als bij de Zutphense Waterjuffer?
Ommekeer
De Hoge Raad oordeelde voor het eerst anders en omdat het zo’n mooie overweging is (gebaseerd op de Code Civil) wordt zij geciteerd: “dat immers het woord onrechtmatig niet gelijkwaardig is met strijdig tegen een wetsbepaling, en blijkens de geschiedenis de uitdrukking ‘tout fait quelconque de l’homme’ alleen vervangen is door onrechtmatige daad (...) maar onder onrechtmatige daad ook is te verstaan een handelen of nalaten dat òf inbreuk maakt op eens anders recht òf in strijd is met een rechtsplicht of indruist, hetzij tegen de goede zeden, hetzij tegen de zorgvuldigheid die in het maatschappelijk verkeer betaamt.”
Dit is het leerstuk van de onrechtmatige daad.
Eeuw
Een eeuw later is de rechtsontwikkeling niet klaar. In zijn uitspraak van 12 januari 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat áls er bij bouwwerkzaamheden een aanmerkelijk risico bestaat dat aan een buurpand schade kan ontstaan en dat risico zich vervolgens verwezenlijkt, het niet kan worden aanvaard dat de eigenaar van dat buurpand die schade zelf dient te dragen, zelfs áls er door de bouwer maatregelen zijn getroffen om die schade te voorkomen en deze werkzaamheden zorgvuldig zijn uitgevoerd. In deze overweging van de Hoge Raad is geen verwijtbare gedraging te lezen, net zomin als bij de Zutphense Waterjuffer, maar toch werd het een Lindenbaum-Cohen. Want zonder dat de Hoge Raad dat met zoveel woorden zegt, is het nemen van het risico niet de aansprakelijkheidscheppende gedraging, maar het ontstaan van de schade dat het op zich zorgvuldige (rechtmatige) handelen onrechtmatig laat worden. Op dat moment ontstaat een schadevergoedingsverplichting en is de cirkel rond.