• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Nieuws & Kennis
    • Nieuws & Actualiteiten
    • Certa deelt kennis met Pont
    • Certa expert van ABN AMRO
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Opinie

1 oktober 2024

Omdat je verder wilt

Genoegdoening in het civiele recht In het strafrecht staat vergelding centraal: wie een strafbaar feit pleegt, mag daar niet ongestraft mee wegkomen.

In het civiele recht gaat het kort gezegd over de verhoudingen tussen (rechts)personen. In de rechtszaal gaat het dan bijvoorbeeld over het niet-nakomen van contractuele verplichtingen of het vergoeden van schade na onrechtmatig handelen. Onderdeel van het debat is vaak het causaal verband. Dit zijn ingewikkelde onderwerpen, zodat een advocaat wordt ingeschakeld. Maar ook advocaten kunnen fouten maken. Kan in dat geval alleen om genoegdoening worden gevraagd of is het noodzakelijk dat er ook schade moet zijn? In een recente uitspraak van de rechtbank Amsterdam gaat het hierover
(https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2024:4435).

Ongeluk met paard
Deze zaak begon met de val van een paard, waarbij de berijdster letsel opliep met blijvende klachten als gevolg. Om haar schade vergoed te krijgen, sprak zij de eigenaar van het paard aan op basis van artikel 6:179 BW (aansprakelijk voor de door het dier aangerichte schade). Aansprakelijkheidsverzekeraar Achmea schakelde ten behoeve van de paardeigenaar een advocaat in en toen ging het mis. De advocaat dient namelijk namens de paardeigenaar een verweerschrift in (overigens eerst op naam van Achmea), maar doet dat zonder overleg met zijn cliënt. De advocaat is alleen afgegaan op de informatie die hij van Achmea kreeg.

Wat mag je verwachten van een advocaat?
De paardeigenaar dient een tuchtklacht in tegen de advocaat. Die wordt gegrond verklaard. De eigenaar begint ook een civiele zaak tegen de advocaat. Hij vordert een verklaring voor recht dat de advocaat tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen (door zonder overleg processtukken in te dienen). Bij de beoordeling begint de rechtbank met de norm die voor de advocaat geldt: “een advocaat dient als beroepsbeoefenaar bij zijn of haar werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen zoals die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.” Vervolgens kijkt de rechtbank naar de feiten en stelt vast dat de advocaat zijn cliënt niet correct en volledig heeft ingelicht en geïnformeerd. Pas op de ochtend voor de zitting heeft de advocaat contact gezocht met de paardeigenaar. Die stondop dat moment al in de parkeergarage van het gerecht. Ruim daarvoor was door de advocaat het verweerschrift ingediend, maar bij het opstellen van verweerschrift is de paardeigenaar niet betrokken. Juist in een situatie als deze, waarbij de advocaat zowel de belangen van verzekeraar Achmea (als partij die de schade mogelijk moet vergoeden) als de belangen van verzekerde (als formeel aansprakelijke partij) moet vertegenwoordigen, was het van belang te onderzoeken of deze belangen wel overeenkwamen. De advocaat heeft het verschil in standpunten tussen Achmea en de eigenaar niet onderkend en heeft de paardeigenaar onvoldoende over zijn positie ten opzichte van Achmea geïnformeerd. De conclusie is dan ook dat de advocaat de belangen van de paardeigenaar niet, althans veel te weinig heeft behartigd en zich feitelijk alleen heeft bekommerd om het belang van Achmea. Hierdoor heeft de advocaat niet gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot en is sprake van een beroepsfout.

Causaal verband, schade en een verklaring voor recht
Met de vaststelling dat er sprake is van een beroepsfout was de zaak nog niet klaar. Een belangrijk deel van het partijdebat ging namelijk over het causaal verband en schade. Door de advocaat wordt het causaal verband betwist. Dit is een ingewikkeld onderwerp, maar erg belangrijk want zonder causaal verband kan er in principe ook geen aanspraak worden gemaakt op schade. De advocaat voerde ter betwisting van het causaal verband aan dat als zijn beroepsfout wordt weggedacht (d.w.z. geen contact met de cliënt), zou zijn gebleken dat het standpunt van de paardeigenaar niet strookt met dat van Achmea. De advocaat had zich dan moeten onttrekken als advocaat. Als de paardeigenaar vervolgens in de procedure aansprakelijkheid had erkend, had hij in strijd gehandeld met de polisvoorwaarden en zou Achmea niet uitkeren. Als de paardeigenaar geen aansprakelijkheid had erkend zou, net als nu, het verzoek van het slachtoffer zijn afgewezen en had Achmea ook niet uitgekeerd. In beide gevallen zou de financiële situatie van de paardeigenaar dus hetzelfde zijn geweest.

Genoegdoening in het civiele recht
De rechtbank overweegt naar aanleiding van dit verweer dat het inderdaad mogelijk is dat de paardeigenaar geen daadwerkelijke financiële schade leidt door de beroepsfout. Dit staat aan schadevergoeding in de weg, maar tegelijkertijd stelt de rechtbank vast dat de paardeigenaar geen vordering heeft ingesteld tot vergoeding van schade (of verwijzing naar de schadestaat). De eigenaar vraagt slechts om een verklaring voor recht. De advocaat voert daar tegen aan dat zonder schade er ook geen belang is bij zo’n verklaring. Daar gaat de rechtbank echter niet in mee. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat een partij voldoende belang moet hebben bij de ingestelde rechtsvordering (artikel 3:303 BW). Een verklaring voor recht kan dienen als middel voor herstel, genoegdoening of rechtshandhaving, ook zonder directe financiële gevolgen. Omdat de paardeigenaar heeft aangevoerd dat de verklaring voor recht dat de advocaat niet juist heeft gehandeld en dat daardoor zijn belangen bij een eerlijk proces zijn geschonden, is de verklaring in dit geval gericht op genoegdoening. Naar het oordeel de rechtbank heeft de paardeigenaar daarmee voldoende onderbouwd dat hij als gevolg van de schending belang heeft bij rechtsherstel door middel van de verlangde verklaring voor recht.

Vragen over aansprakelijkheids- of tuchtrecht? Neem contact op met ons.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie

19 september 2024

Omdat je verder wilt

Newsflash: Prinsjesdag 2024

Prinsjesdag ligt achter ons en de Miljoenennota voor 2025 is gepresenteerd. Bent u benieuwd naar de belangrijkste punten uit de Prinsjesdagstukken per rechtsgebied? U leest ze hier.

Ondernemingsrecht
Het Nationaal Groeifonds verdwijnt, waardoor er de komende jaren € 7 miljard minder beschikbaar is voor innovatie. Wel krijgt InvestNL € 1 miljard extra en is er meer geld beschikbaar voor WBSO-subsidies. Die subsidie is bedoeld als stimulans voor bedrijven die in onderzoek en ontwikkeling willen investeren. Desalniettemin is er per saldo minder geld voor innovatie.

Arbeidsrecht

  • Terugdraaien versobering 30%-regeling: De versobering van de 30%-regeling (30-20-10-regeling) wordt deels teruggedraaid. Vanaf 1 januari 2027 daalt de maximale onbelaste vergoeding naar 27%, maar voor 2025 en 2026 blijft deze op 30%. De salarisnorm stijgt naar € 50.436, en voor werknemers onder de 30 jaar met een master naar € 38.338. Werknemers die vóór 2024 gebruikmaakten van de 30%-regeling, vallen onder overgangsrecht en behouden de 30% en de oude salarisnormen tot het einde van hun looptijd.
  • Vertrouwenspersoon verplicht: Bedrijven met 10 of meer medewerkers zullen waarschijnlijk verplicht worden een vertrouwenspersoon aan te stellen, intern, via een branchevereniging of arbodienst. Het initiatiefvoorstel wacht nog op behandeling in de Tweede Kamer.
  • Wettelijk minimumloon: Op basis van de cao-loonraming zal het wettelijk minimumloon per 1 januari 2025 naar verwachting met 2,75% stijgen, van €13,68 naar circa €14,06 per uur. Het ministerie van Sociale Zaken maakt dit binnenkort officieel bekend. Het kabinet onderzoekt de hoogte van het jeugdloon, maar de uitkomst en impact zijn nog onzeker.
  • Aanpassing concurrentiebeding: Omdat het concurrentiebeding nu vaak wordt gebruikt om personeelsverloop tegen te gaan, zijn er aanpassingen op komst: de looptijd wordt beperkt tot 1 jaar, de geografische reikwijdte en noodzaak moeten worden onderbouwd, en werkgevers moeten een vergoeding betalen bij toepassing van het beding.

Vastgoed

  • Woningnood: Het kabinet heeft benadrukt dat het terugdringen van de woningnood een topprioriteit is. Het kabinet trekt € 5 miljard uit om de woningbouw te stimuleren en te zorgen voor betaalbare woningen.  De doelstelling is elk jaar 100.000 nieuwe woningen realiseren. Met het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting krijgen Rijk en provincies bevoegdheden om dwingend op woningbouw te sturen en wordt het bouwproces versneld. Daarnaast wordt als onderdeel van het wetsvoorstel een urgentieregeling vastgesteld. Mensen in ernstige woonnood worden daarmee overal onder dezelfde voorwaarden geholpen.
  • Bereikbaarheid, funderingsschade, vereenvoudiging huurtoeslag: Er wordt geld ter beschikking gesteld voor (i) de bereikbaarheid van woningen, (ii) de nationale aanpak van funderingsschade (informatiepunt) en (iii) de vereenvoudiging van de huurtoeslag in 2025. In 2026 wordt de eigen bijdrage van de huurtoeslag verlaagd met € 11,58.
  • Overdrachtsbelasting: De overdrachtsbelasting gaat per 1 januari 2026 omlaag naar 8%. Dit doet het kabinet om het investeringsklimaat te verbeteren.
  • Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid: Het kabinet wil de bouwpotentie van circa 130.000 woningen in de kwetsbare gebieden uit het programma benutten. Hierdoor verbetert de leefbaarheid in deze gebieden.
  • Woningcorporaties: Er zullen nieuwe nationale prestatieafspraken met woningcorporaties worden gemaakt. Hierin wordt onder andere de bestaanszekerheid van huurder met een beperkt inkomen opgenomen. Daarbij wordt de financiële positie van woningcorporaties dit najaar herijkt.

Vragen over dit artikel?
Neem contact met ons op. CERTA, omdat je verder wilt.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, Prinsjesdag

23 augustus 2024

Omdat je verder wilt

CertAlert! Gemeente Amsterdam hanteert een “onevenredig” boeteregime voor vakantieverhuur: bestuursrechter matigt tot 25%.

Met de uitspraak van 21 augustus 2024 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) dat gemeente Amsterdam een onevenredig boeteregime hanteert bij een overtreding van de voorwaarden voor vakantieverhuur van woningen. In deze zaak krijgt een huurder een bestuurlijke boete van € 11.600, - opgelegd wegens het overtreden van een voorwaarde van de verhuurvergunning. De voorwaarde dat de woning werd verhuurd aan maximaal vier personen, werd met één persoon overschreden. Gelet op de geringe ernst en omvang van deze overtreding, matigde rechtbank Amsterdam deze boete naar € 8.700, -. De huurder vond deze boete echter nog steeds te hoog en stelde hoger beroep in. Hoewel het boeteregime in de Huisvestingsverordening Amsterdam onderscheid maakt tussen type overtreding wordt er op andere punten onvoldoende gedifferentieerd volgens de Afdeling. Zo wordt er geen onderscheid gemaakt tussen woningonttrekking met of zonder bedrijfsmatig karakter, in de omvang van de specifieke overtreding of recidive. Hierdoor worden burgers die per ongeluk of onbewust een overtreding begaan geconfronteerd met zeer hoge boetes die vergaande financiële gevolgen met zich brengen. Deze gevolgen staan niet in verhouding tot de ernst en omvang van de overtredingen.

De Afdeling heeft de boetetabel bij de Huisvestingsverordening Amsterdam onverbindend verklaard. Dit betekent dat de gemeenteraad van Amsterdam een nieuw regime moet vaststellen. Uiteindelijk heeft de Afdeling in deze zaak zelf de hoogte van de boete vastgesteld op € 2.900, -, dat is 25% van boetebedrag.

Lees hier de hele uitspraak: https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@145315/202301049-1-a2/

Heb je vragen over (toeristische) (ver)huur of bestuurlijke handhaving?
Neem contact op met Werner Altenaar of Roza Morrison!

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

16 augustus 2024

Omdat je verder wilt

Overwerktoeslag voor deeltijders: het Hof van Justitie van de EU beslist over gelijke behandeling.

Deeltijders en overwerktoeslag: gelijke behandeling vereist
Het Europees Hof van Justitie (HvJ) heeft een belangrijk oordeel geveld over de rechten van deeltijdwerkers ten opzichte van voltijdwerkers. De zaak draait om twee verpleegkundigen, IK en CM, die in deeltijd werken voor een dialysecentrum en van mening zijn dat ze benadeeld worden ten opzichte van hun voltijdcollega’s. Op basis van de geldende bedrijfsregeling, ontvangen ze namelijk geen overwerktoeslag voor uren die boven hun contractuele uren maar onder de voltijdsgrens van 38,5 uur per week vallen. Dit raakt ook aan de vraag of er sprake is van indirecte discriminatie op basis van geslacht.

Recht op overwerktoeslag voor deeltijdwerkers
Het HvJ oordeelde dat deeltijdwerkers recht hebben op dezelfde overwerktoeslag als voltijdwerkers voor uren die buiten hun contractuele arbeidstijd vallen. De regeling, waarbij deeltijders pas een toeslag krijgen als ze de voltijdsdrempel van 38,5 uur per week overschrijden, wordt als onrechtvaardig gezien. Dit komt omdat deeltijders hierdoor geen toeslag krijgen voor uren die weliswaar buiten hun contract vallen, maar nog onder de voltijdsgrens blijven. Dit verschil in behandeling is niet gerechtvaardigd en druist in tegen het gelijkheidsbeginsel dat voor deeltijders en voltijders zou moeten gelden, tenzij er een objectieve rechtvaardiging voor dit verschil bestaat.

Geen objectieve rechtvaardiging voor het verschil
De argumenten dat (i) de regeling de werkgever zou ontmoedigen om overwerk buiten de normale arbeidstijd aan te bieden, en (ii) dat het ongelijke behandeling van voltijders ten opzichte van deeltijders voorkomt, zijn door het HvJ van de hand gewezen en konden in deze zaak niet als objectieve rechtvaardiging voor het vastgestelde verschil in beloning dienen. De regeling moedigt werkgevers juist aan om overuren aan deeltijdwerkers op te leggen, omdat deze uren goedkoper zijn zonder de verplichting van een toeslag. Bovendien zou het gelijktrekken van de toeslag vanaf het eerste overwerkuur voor zowel deeltijders als voltijders geen ongelijke behandeling van voltijders veroorzaken.

Indirecte discriminatie op basis van geslacht
Hoewel in deze specifieke zaak zowel in de groep deeltijd- als voltijdwerkers vrouwen oververtegenwoordigd waren, kan er volgens het HvJ nog steeds sprake zijn van indirecte discriminatie op basis van geslacht. Het HvJ benadrukt dat indirecte discriminatie kan worden vastgesteld als een bepaalde regeling een significant groter percentage van een bepaald geslacht benadeelt, ook al is het percentage mannen in de voltijdse groep niet veel groter dan dat van vrouwen. In dit geval zijn vooral vrouwen in deeltijd getroffen door de regeling, wat kan leiden tot indirecte discriminatie.

Conclusie
De uitspraak van het HvJ bevestigt dat deeltijdwerkers dezelfde rechten op overwerktoeslag moeten hebben als voltijdwerkers. Het differentiëren tussen deeltijd- en voltijdwerkers zonder objectieve rechtvaardiging is in strijd met het beginsel van gelijke behandeling. Bovendien kan een regeling indirect discriminerend zijn, zelfs als er geen duidelijke meerderheid van één geslacht is binnen de voltijdse of deeltijdse werknemers. Dit arrest benadrukt het belang van eerlijke behandeling van alle werknemers, ongeacht hun contractuele uren of geslacht.

Link naar uitspraak

Vragen over deze uitspraak of andere zaken op het gebied van het arbeidsrecht? Neem dan contact op met Matthijs Bos en Sharif Ali.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Arbeidsrecht, Opinie

29 juli 2024

Omdat je verder wilt

Het dienstbaarheidsbeginsel: de nieuwe norm voor overheidsbetrokkenheid

Inleiding
Voor bestuursorganen gaat waarschijnlijk het zogeheten “dienstbaarheidsbeginsel” gelden. De codificatie van het dienstbaarheidsbeginsel is één van de voorgestelde aanpassingen in het wetsvoorstel “Wet versterking waarborgfunctie Awb” (hierna: “Wetsvoorstel”) dat nu in consultatie voorligt.

Het Wetsvoorstel zal de Algemene wet bestuursrecht (hierna: “Awb”) op verschillende onderdelen aanpassen. Met deze aanpassingen wil de wetgever de dienstverlening door de overheid verbeteren en het maatwerk en de menselijke maat in het bestuursrecht versterken. Daarnaast moet in procedures meer rekening worden gehouden met het doenvermogen van burgers. Dit artikel gaat kort in op de codificatie van het dienstbaarheidsbeginsel in artikel 2:4a van de Awb.

Dienstbaarheidsbeginsel
Artikel 2:4a van de Awb zal als volgt luiden: “Het bestuursorgaan stelt zich bij het uitoefenen van zijn taak dienstbaar op”. Volgens de Memorie van Toelichting (hierna: “MvT”) betekent dienstbaarheid dat het bestuur de burger centraal stelt en zich bewust is van de effecten van zijn handelen op de burger. Het beleid en de uitvoering daarvan moeten zo worden ingericht dat de belangen van de burger worden gediend. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat een gemeente niet enkel bereikbaar is via een contactformulier op een website, maar ook telefonisch of op afspraak. Ook moet het bestuur informatie tijdig en duidelijk beschikbaar stellen waarbij het bestuur alert is op wat een burger wil bereiken met een verzoek, een aanvraag of een bezwaar.

Uitwerking in de praktijk
Hoe zal dit uitpakken in de praktijk? Het dienstbaarheidsbeginsel als zogenoemde algemene “spelregel” zal gelden voor al het bestuurshandelen. Het uitgangspunt is dat een schriftelijke vastlegging van het dienstbaarheidsbeginsel niet vereist is voor de geldigheid van deze norm. Maar deze codificatie schept meer duidelijkheid voor het bestuur en de rechter. Ook is het in bezwaar of beroep inzichtelijker waar burgers en bedrijven zich op kunnen beroepen.

Het dienstbaarheidsbeginsel heeft echter een abstract karakter. Vanwege dit abstracte karakter is dienstbaarheid niet wettelijk afdwingbaar. Het dienstbaarheidsbeginsel is een gedragsnorm voor het verkeer tussen bestuur en burger. Toch kan het niet-naleven van deze rechtsnorm wel doorwerken en bijvoorbeeld resulteren in een onzorgvuldige voorbereiding van een besluit of een onvolledige belangenafweging. Bestuursorganen zullen mogelijk minder makkelijk “wegkomen" met een beroep op onderbezetting, onvoldoende capaciteit of andere prioriteiten. Het dienstbaarheidsbeginsel is dus eerder een handelingsperspectief van de overheid dan een juridisch instrumentarium. De codificatie is daarentegen wel meer dan symbolisch. Bestuursorganen worden namelijk begrensd in hun beslissingsruimte.

Tot slot
Het Wetsvoorstel ligt tot eind juli 2024 in consultatie. Eerst wordt het (aangepaste) Wetsvoorstel aan de Afdeling advisering van de Raad van State aangeboden. Daarna zal de Tweede Kamer zich er nog over buigen. Het zal dus nog even duren voordat het Wetsvoorstel uiteindelijk inwerking treedt. Wij juichen de verandering toe, omdat het bijdraagt aan het herwinnen van het vertrouwen in de overheid door burger en bedrijf.

Vragen over het Wetsvoorstel of voorbereidingsmogelijkheden in afwachting van de wetswijzigingen? Neem contact met Werner Altenaar en Roza Morrison.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

26 juli 2024

Omdat je verder wilt

CertAlert! Advies van de Procureur-Generaal over de (on)eerlijkheid van huurprijswijzigingsbedingen

Kantonrechters
De zaak waarover de Procureur-Generaal aan de Hoge Raad adviseert begon als een ‘onschuldige’ incassozaak in verband met niet betaalde huurpenningen, maar eindigde voor verhuurders met een bom onder de huurinkomsten. Dat kwam omdat de kantonrechter het huurprijswijzigingsbeding in het huurcontract als oneerlijk bestempelde, zodat de huur nooit verhoogd had mogen worden. Alle verhogingen moeten ongedaan worden gemaakt. Wat als een huurachterstand begon, werd een voorstand.

Stroomversnelling
Omdat het huurprijswijzigingsbeding niet een eenmalig bedenksel is, maar ongeveer in alle huurovereenkomsten voorkomt, is de impact van de beslissing van de kantonrechter heel groot. De geschillen over huurverhogingen kwamen al snel in een stroomversnelling; er volgde vele vonnissen waarin verhuurders werden teruggefloten. De laatste stand van zaken is dat de Procureur-Generaal op 19 juli 2024 de Hoge Raad advies gaf naar aanleiding van de prejudiciële vragen die zijn gesteld. Met dat advies krijgt de discussie een interessante wending, omdat de Procureur-Advocaat in gaat op het splitsen van het beding. Zie deze LinkedIn-post.

Belangrijke punten advies Procureur-Generaal
Een advies van de Procureur-Generaal legt doorgaans veel gewicht in de schaal hoe de Hoge Raad zal beslissen. In dit geval gaat het om prejudiciële vragen die de Hoge Raad moet beantwoorden. Met betrekking tot de huurprijswijzigingsbedingen is belangrijk om te noemen:

  1. Een huurprijswijzigingsbeding moet volgens de Procureur-Generaal worden gesplitst in een indexatiebeding en een opslagbeding. Het indexatiebeding is bedoeld om de huur gelijk op te laten gaan met de inflatie. De ‘eerlijkheid’ daarvan staat volgens de Procureur-Generaal niet ter discussie.
  2. Het opslagbeding is bedoeld voor kosten die met meer dan de inflatie stijgen en om de marktontwikkelingen bij te houden. Ook dat vindt Procureur-Generaal niet zonder meer oneerlijk.
  3. Als toch wordt geoordeeld dat er sprake is van een oneerlijk beding, dan wordt in het advies opgemerkt dat als niet mag worden gesplitst (in enerzijds een indexatie- en anderzijds het opslagbeding) en het beding daarom in zijn geheel als oneerlijk wordt bestempeld, dat betekent dat nagenoeg elke mogelijkheid om de huurprijs te verhogen er niet meer is. Er kan dan niet meer geïndexeerd worden noch een opslag worden toegepast, terwijl indexeren in principe niet als oneerlijk wordt aangemerkt.
  4. Last but not least vindt de Procureur-Generaal vindt een opslag van 3% - waarbij hij naar de percentages kijkt die jaarlijks door de minister worden vastgesteld ten behoeve van huurprijswijzigingen in de sociale verhuur – niet onaanvaardbaar.

Niet terug te lezen in het advies van de Procureur-Generaal maar wel interessant om te benoemen, is dat de richtlijn over oneerlijke bedingen uit 1993 komt, maar eigenlijk pas sinds 2023 in het huurrecht een vlucht neemt. Het gaat in de richtlijn niet alleen over het wijzigen van de huurprijs, maar ook over boetes, buitengerechtelijke incassokosten, rente en dergelijke. Alle dergelijke bedingen moeten worden getoetst op de (on)redelijkheid. Wordt dus zeker vervolgd in procedures over deze onderwerpen.

Wanneer de Hoge Raad antwoord geeft de prejudiciële vragen is op dit moment niet bekend, maar waarschijnlijk in het najaar 2024.

Vragen over het huur- of vastgoedrecht? Neem contact op met Rogier Visser.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Huurrecht, Opinie, Vastgoedrecht

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 4
  • Pagina 5
  • Pagina 6
  • Pagina 7
  • Pagina 8
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 24
  • Ga naar Volgende pagina »

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Rechten & informatie voor natuurlijke personen, wederpartijen

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Nieuws & Kennis
    • Nieuws & Actualiteiten
    • Certa deelt kennis met Pont
    • Certa expert van ABN AMRO
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV