• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Opinie

28 juli 2022

Omdat je verder wilt

Huurbescherming voor huurders van ligplaatsen van woonboten

Nederland is een waterland. Er wordt van oudsher al op het water gewoond. Met de huidige woningnood wordt wonen op het water meer en meer een populaire oplossing. Misschien speelt de klimaatverandering ook wel een rol. De ligplaats van een woonboot kon tot voor kort in juridisch opzicht zorgen met zich brengen. De reden daarvoor is dat een ligplaats in de meeste gevallen niet als onroerend goed wordt gezien, waardoor niet aan de definitie van woonruimte werd voldaan. Dat had tot gevolg dat een huurder van een ligplaats van een woonboot geen huurbescherming (zoals voor woonruimte geldt) geniet. Met een recente wetswijziging is dat verleden tijd.

Wetswijziging

Met ingang van 1 juli 2022 is de huurbescherming voor huurders van ligplaatsen van woonboten verbeterd. Onder ligplaats wordt verstaan “een plaats in het water bestemd voor het afmeren van een voor bewoning bestemd drijvend object”. [1] Voor 1 juli 2022 werden ligplaatsen niet aangemerkt als ‘woonruimte’, zodat huurders van ligplaatsen geen huurbescherming genoten. Dat betekent onder meer dat de huurovereenkomst vaak eenvoudig opgezegd kon worden en er geen wettelijke bepalingen golden voor het voortzetten van de huurovereenkomst na het overlijden van de huurder. Met de wetswijziging [2] is daar verandering in gebracht. Er is expliciet bepaald dat onder woonruimte ook een ligplaats wordt verstaan.

Gevolgen

De wetswijziging heeft tot belangrijkste gevolg dat wettelijk is bepaald in welke gevallen een huurovereenkomst door de verhuurder opgezegd kan worden en welke formaliteiten daarbij in acht genomen moeten worden. De gevallen waarin dat mogelijk is, zijn beperkt. De kans dat een huurder zijn gehuurde ligplaats ‘kwijtraakt’ is daarmee mogelijk afgenomen. Aan de andere kant kan de mogelijkheid om een huurcontract voor bepaalde tijd aan te gaan (zonder dat sprake is van huurbescherming) ook onzekerheid voor woonbooteigenaren met zich brengen. Investeringen in een woonboot zullen vaak achterwege blijven totdat zekerheid met betrekking tot een ligplaats is verkregen. Een ander gevolg van de wetswijziging is dat bij het overlijden van de huurder van een ligplaats, de medehuurder de huur voortzet of degene die met de huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding voerde kan de verhuurder verzoeken om de huurovereenkomst voort te zetten. Als er geen medehuurder of andere persoon is die de huurovereenkomst voortzet, eindigt de huurovereenkomst voor woonruimten twee maanden na het overlijden van de huurder. Voor ligplaatsen is echter een uitzondering gemaakt, omdat het verliezen van een ligplaats zeer nadelige gevolgen kan hebben voor de erfgenamen. Verder heeft de wetswijziging tot gevolg dat bij overdracht van de ligplaats, de ligplaatshuurovereenkomst blijft bestaan. De nieuwe eigenaar van de ligplaats wordt de verhuurder.

Huurders van woonboten

Zoals gezegd, geldt de wetswijziging voor huurders van ligplaatsen van woonboten, maar niet voor huurders van woonboten zelf. Uit de memorie van toelichting blijkt dat is overwogen om ook aan huurders van woonboten huurbescherming te geven, maar dat daarvan is afgezien omdat daaraan geen behoefte zou bestaan. Ook zou huurbescherming voor huurders van woonboten het effect kunnen hebben dat woonbooteigenaren van verhuur afzien.

Conclusie

Huurders van ligplaatsen hoeven zich met de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van Boek 7 BW in verband met het verbeteren van huurbescherming voor huurders van ligplaatsen minder zorgen te maken over het behoud van hun ligplaats. Voor verhuurders is het door de wetswijziging minder eenvoudig geworden om de huurovereenkomst met betrekking tot een ligplaats op te zeggen en bij overlijden van de huurder eindigt de huurovereenkomst niet. Let wel op dat de wijziging geldt voor na 1 juli 2022 gesloten huurovereenkomsten. Huurders die vóór 1 juli 2022 een huurovereenkomst hebben gesloten, moeten nog twee jaar wachten voordat de wijzigingen van toepassing worden.

[1] Art. 7:326a BW
[2] Wet van 30 maart 2022 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verbeteren van de huurbescherming voor huurders van ligplaatsen.

Contact

Vragen over de huur van ligplaatsen of woonboten?
Neem contact op met Rogier Visser of Louise Strating.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Huurbescherming, Huurrecht, Ligplaatsen, Opinie, Woonboten

25 juli 2022

Omdat je verder wilt

These employment law actions are required before 1 August 2022 in the Netherlands!

As of 1 August 2022, the Act Implementing the EU Directive on Transparent and Predictable Employment Conditions (in Dutch: Wet Implementatie EU-richtlijn Transparante en Voorspelbare Arbeidsvoorwaarden) will enter into force in The Netherlands. The name says it all: the directive aims to make the content of work more transparent and predictable in advance. According to the Explanatory Memorandum, the EU Directive does not provide for transitional law. The Act will therefore have immediate effect. This means that clauses contrary to this Act will be null and void immediately, also in employment contracts entered into before 1 August 2022.

This article informs you what actions you must take as an employer before 1 August 2022.

I Extension of the employer’s information obligation

As of 1 August 2022, the existing information obligation of the employer will be expanded. An overview of the information that is obliged to provide to the employee can be found on the website of the Dutch government (www.rijksoverheid.nl). As an employer, you are obliged to provide your employee with written or electronic information about the important elements of his/her employment contract. This includes i.e. the salary, the position and the time of commencement of employment. The information must be provided to the employee no later than one week after commencement of work. If you do not comply with this information obligation, the employee can claim damages.

→ What do you need to arrange before 1 Augustus?

  • Check whether the mandatory information is included in the applicable CAO.
  • Check whether the information is included in the standard employment agreements.
  • Is certain information not yet included in the employment contract or in the CAO?
    Amend the employment contracts.
  • Also check the personnel handbook and adjust if necessary.
  • Make sure that employees who started working before 1 August 2022 can request the more (extensive) information. This information should be provided to the employee within one month of the request.

II Ancillary work clause not valid

As of 1 August 2022, an ancillary work clause is not valid unless you can rely on an objective justification. This could be the protection of business secrets or the avoidance of a conflict of interest. Whether there is an objective justification depends on the situation. This ground does not have to be stated in advance in the clause, but can be invoked afterwards.

→ What to arrange?

  • Check the standard ancillary employment clause before 1 August 2022 and adjust where necessary. For example, require employees to request permission (in writing) for ancillary work in advance.
  • After 1 August 2022, always respond in writing and with reasons to a request for permission to perform ancillary work.
  • Do not reject a request unless there is an objective justification.

III Compulsory education costs for employer

As of 1 August, the costs of certain mandatory training courses may no longer be recovered from the employee. These are courses which the employer is obliged to offer to an employee on the basis of national legislation, EU legislation or a collective labour agreement. The employee must be able to follow this training during working hours. These study costs may no longer be deducted from the severance payment. It is also not permitted to agree a study-costs clause whereby the costs are still borne by the employee. If you do pass on study costs to the employee, these costs may be reclaimed by the employee.

→ Check before 1 August 2022:

  • Which individual or collective agreements contain agreements on training costs and adjust these agreements where necessary.
  • Check the standard study cost clauses and adjust them where necessary.
  • Check the standard clauses on the deduction of training costs from the severance payment and adapt them where necessary.

IV Request for more predictable form of employment

As of 1 August 2022, the Flexible Work Act (in Dutch: Wet Flexibel Werken) will be amended so that employees who have been employed for at least 26 weeks can request a form of employment with more secure and predictable employment conditions. This could be a request for an employment agreement for an indefinite period or an employment agreement with a fixed scope. If you do not respond to the request (in time), the form of employment will be changed in accordance with the employee’s request.

What to arrange?

  • Draw up a regulation stating how employees can request more predictable and secure working conditions after 1 August 2022.
  • Respond within one month of submitting the request. If you have fewer than 10 employees, there is a three-month deadline for responding to the request.
  • Always respond in writing and with reasons.

Note!

It is important that you check your standard employment contracts for the changes mentioned above before 1 August 2022. In addition, all current study costs and ancillary work clauses that are in conflict with the law will be null and void as of 1 August 2022. This also applies to clauses entered into before 1 August 2022. We are happy to advise you. Please feel free to contact us.

Barbara Veldmaat
Employment Attorney Certa Advocaten
[email protected]

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Arbeidsrecht, Opinie

6 juli 2022

Omdat je verder wilt

NIEUWS: Krijgen woningcorporaties in de toekomst de mogelijkheid om hun woningbezit sneller te verduurzamen?

De woningcorporaties hebben de opgave om voor 2030 675.000 woningen toekomstklaar te isoleren en 450.000 woningen aardgasvrij te maken. Op dit moment geldt voor woningcorporaties dat zij bij het voornemen tot renovatie met verduurzaming een redelijk voorstel aan de huurders moeten doen. Volgens de wet wordt aangenomen dat sprake is van een redelijk voorstel indien 70% van de huurders met het voorstel van de woningcorporatie heeft ingestemd (behoudens tegenbewijs). De gedachte achter deze 70%-eis is dat de belangen van de huurders bij de renovatie voldoende worden geborgd.

De instemming van 70% van de huurders zorgt (onbedoeld) voor vertraging van de verduurzamingsopgave. De minister heeft in dat kader het voornemen geuit om een wetsvoorstel in te dienen waarmee het instemmingsrecht van de huurders bij het redelijk voorstel wordt verduidelijkt. Dit voornemen is terug te vinden in de nationale prestatieafspraken woningcorporaties (zie bestand). Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen, zal (i) expliciet worden omschreven wanneer een verduurzamingsvoorstel als redelijk dient te worden aangemerkt en (ii) zal worden vastgelegd dat huurders die niet reageren op het voorstel niet meegeteld worden in de draagvlakmeting. De minister hoopt hiermee een versnelling van de verduurzaming van het woningbestand van de woningcorporaties te bewerkstelligen.

Vragen over een renovatievoorstel met verduurzamingselement?

Neem contact op met het renovatieteam van CERTA,
Rogier Visser ([email protected] of 06-28894140) en/of Lisanne Hennink ([email protected] of 06-15640256).

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Vastgoedrecht, Opinie

6 juli 2022

Omdat je verder wilt

Let op: deze acties voor 1 augustus 2022!

Vanaf 1 augustus 2022 treedt de Wet Implementatie EU-richtlijn Transparante en Voorspelbare Arbeidsvoorwaarden in werking. De naam zegt het al: de richtlijn heeft als doel de inhoud van het werk vooraf transparanter en voorspelbaarder te maken. In dit artikel lees je welke acties je als werkgever moet ondernemen voor 1 augustus.

I              Uitbreiding informatieverplichting werkgever

Vanaf 1 augustus 2022 komt er een uitbreiding van de al bestaande informatieplicht van de werkgever. Een overzicht van de informatie die je verplicht aan de werknemer moet verstrekken, kun je vinden op de website van de Rijksoverheid. De informatie moet binnen één week na aanvang van het werk aan de werknemer zijn verstrekt. Voldoe je niet (tijdig) aan deze informatieplicht? Dan kan de werknemer zijn of haar schade op je verhalen.

⇒ Wat moet je doen voor 1 augustus 2022?

  • Check of de verplichte gegevens zijn opgenomen in de cao die van toepassing is.
  • Check of de informatie is opgenomen in de standaard arbeidsovereenkomsten.
  • Is bepaalde informatie nog niet opgenomen in de arbeidsovereenkomst of in de cao? Pas de arbeidsovereenkomsten dan aan.
  • Check ook het personeelshandboek en vul (zo nodig) aan.
  • Zorg dat werknemers die voor 1 augustus 2022 in dienst zijn getreden een verzoek kunnen doen om de uitgebreidere informatie. Deze informatie dient binnen één maand na het verzoek aan de werknemer te zijn verstrekt.

II             Verbod op nevenwerkzaamheden nietig

Een nevenwerkzaamhedenbeding is vanaf 1 augustus 2022 niet geldig, tenzij je je kan beroepen op een objectieve rechtvaardigingsgrond. Hierbij kan je denken aan de bescherming van bedrijfsgeheimen of het vermijden van een  belangenconflict. Of er sprake is van objectieve rechtvaardigingsgrond is afhankelijk van de situatie. Deze grond hoeft niet vooraf te zijn vastgelegd in het beding, maar kun je achteraf inroepen.

⇒ Wat moet je doen?

  • Check voor 1 augustus 2022 het standaard nevenwerkzaamhedenbeding en pas aan waar nodig. Verplicht werknemers bijvoorbeeld om vooraf (schriftelijk) toestemming te vragen voor nevenwerk.
  • Reageer na 1 augustus 2022 altijd schriftelijk en gemotiveerd op een verzoek om toestemming voor nevenwerk.
  • Wijs een verzoek niet af, tenzij er sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond.

III            Studiekosten verplichte opleiding voor werkgever

Vanaf 1 augustus mogen de kosten van bepaalde verplichte opleidingen niet meer worden verhaald op de werknemer. Het gaat om opleidingen die je als werkgever op grond van nationale wetgeving, EU-wetgeving of een cao verplicht aan moet bieden aan een werknemer. De werknemer moet deze opleiding onder werktijd kunnen volgen. Deze studiekosten mogen ook niet meer van de transitievergoeding worden afgetrokken. Ook het overeenkomen van een studiekostenbeding waarbij kosten in bepaalde gevallen toch bij de werknemer worden neergelegd, is niet toegestaan. Indien je studiekosten toch doorbelast op de werknemer, kunnen deze kosten door de werknemer worden teruggevorderd.

⇒ Check voor 1 augustus 2022:

  • Welke individuele of collectieve overeenkomsten afspraken bevatten over kosten van scholing en pas deze afspraken aan waar nodig.
  • Check de standaard studiekostenbedingen en pas deze waar nodig aan.
  • Check de standaardbedingen over de aftrek van scholingskosten op de transitievergoeding en pas deze waar nodig aan.

IV           Verzoek om meer voorspelbare vorm van arbeid

Vanaf 1 augustus 2022 wordt de Wet flexibel werken zo gewijzigd dat werknemers die minstens 26 weken in dienst zijn een verzoek kunnen doen om een vorm van arbeid met meer zekere en voorspelbare arbeidsvoorwaarden. Je kan hierbij denken aan een verzoek om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of een arbeidsovereenkomst met een vaste arbeidsomvang. Als je niet (tijdig) op het verzoek reageert, dan wordt de vorm van arbeid aangepast overeenkomstig het verzoek van de werknemer.

⇒ Wat moet je doen?

  • Stel een regeling op waarin is aangegeven hoe werknemers na 1 augustus 2022 een verzoek kunnen doen om meer voorspelbare en zekere arbeidsvoorwaarden.
  • Reageer binnen één maand na indiening van het verzoek. Als je minder dan 10 werknemers hebt, geldt er een termijn van drie maanden voor een reactie op het verzoek.
  • Reageer altijd schriftelijk en gemotiveerd op een verzoek.

Contact

Meer weten over de wijzigingen in het arbeidsrecht per 1 augustus 2022? Neem dan gerust contact met ons op. Wij passen e.e.a. graag aan!

Barbara Veldmaat

Advocaat arbeidsrecht bij Certa Advocaten

[email protected]

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursaansprakelijkheid, Insolventie, Opinie

4 juli 2022

Omdat je verder wilt

Kritiek op arrest over schadevergoeding – Voordeelstoerekening?

Wanprestatie is de dagelijkse term voor het tekortschieten in de nakoming van een verbintenis. De wanprestatie kan betrekking hebben op alle overeenkomsten die partijen met elkaar aangaan, bijvoorbeeld het niet nakomen van (ver)huurdersverplichtingen, het niet leveren van een gekochte zaak of het onzorgvuldig uitvoeren van een opdracht.

Schadevergoeding
Als gevolg van wanprestatie kan er aanspraak op schadevergoeding ontstaan. Dat kan ‘rechtstreeks’ op grond van art. 6:74 BW of als onderdeel van (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst. De omvang van de schadevergoeding kan worden bepaald door de hypothetische situatie waarin de wederpartij zou hebben verkeerd bij een in alle opzichten onberispelijke nakoming te vergelijken met de feitelijke situatie waarin de wederpartij met de wanprestatie of de ontbinding van de overeenkomst verkeert.

Zaak Vos/TSN
In de zaak tussen Vos Logistics (“Vos”) en Trailer Service Nederland (“TSN”) gaat het over een overeenkomst van vijf jaar voor het repareren en onderhouden van opleggers van Vos door TSN. Vos heeft die overeenkomst na twee jaar opgezegd of proberen te ontbinden; deze beëindiging was niet gerechtvaardigd, zodat zij het beoogde rechtsgevolg miste. TSN heeft vervolgens – omdat Vos niet nakwam – op haar beurt de overeenkomst gedeeltelijk ontbonden en schadevergoeding gevorderd voor een bedrag van EUR 578.813,91.

De schadevergoeding is door de rechtbank toegewezen. Vos heeft aangevoerd dat TSN nieuwe opdrachten van andere partijen heeft gekregen. Door het wegvallen van de opdracht van Vos was er ruimte om die opdrachten aan te nemen. Met andere woorden: is er wel sprake van ruim een half miljoen schade aan de kant van TSN? Hierover wordt het oordeel van het gerechtshof gevraagd.

Gerechtshof
De beslissing van het gerechtshof komt er samengevat op neer:

  1. In situaties als de onderhavige moet de schade worden berekend door een gevalsvergelijking van de hiervoor genoemde hypothetische situatie en de feitelijke situatie. Het verschil is de schade.
  2. Bij deze berekening moet worden geabstraheerd van de vraag of TSN na het wegvallen van de overeenkomst inkomsten heeft gehad die ten minste even hoog zijn als de weggevallen inkomsten door de onterechte opzegging en ontbinding door Vos.
  3. Het wegkijken (“abstraheren”) van de vraag of er andere inkomsten zijn gegenereerd vloeit voort uit artikel 6:100 BW. Dat is het leerstuk van voordeelstoerekening. De weggevallen inkomsten zijn schade. Wat daarvoor in de plaats komt is een voordeel. Dat voordeel is niet het gevolg van de wanprestatie van Vos, maar van de daarop gerichte werkzaamheden van TSN, zodat het niet voor verrekening in aanmerking komt.

Hoge Raad
De zaak wordt aan de Hoge Raad voorgelegd. De Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2009:BI3402) overweegt ten eerste dat de schade moet worden begroot op de per de datum van de ontbinding te verwachten winst van TSN in geval van correcte nakoming door Vos voor de resterende looptijd van het contract. Ten tweede dient bij deze schadebegroting te worden geabstraheerd van het antwoord op de vragen of en zo ja, in hoeverre TSN na wegvallen van het contract met Vos erin is geslaagd omzet te genereren, of zij die omzet geheel of ten dele ook zou hebben gehad als het contract met Vos niet zou zijn ontbonden en of die omzet gepaard ging met hogere marges dan de omzet die met het contract van Vos zou zijn gemoeid.

Bezwaar
De uitspraak van de Hoge Raad krijgt kritiek omdat Vos op deze manier misschien wel meer schade vergoed krijgt dan zij lijdt. Moet er niet met het gestelde voordeel rekening worden gehouden? Daarvoor pleit dat TSN anders de eenvoudige keuze zou hebben tussen twee prachtige mogelijkheden: jarenlang duimendraaien op kosten van Vos die de schade toch moet vergoeden ofwel nieuwe orders zoeken en dan jarenlang dubbel winst incasseren (zie noot Hijma in NJ).

Met de uitspraak van de Hoge Raad wordt niet rechtsreeks aan het bezwaar tegemoetgekomen, maar wel indirect. Uit de beslissing van de Hoge Raad volgt namelijk dat winst voor TSN ná de ontbinding niet van invloed is op de omvang van de door TSN als gevolg van de ontbinding geleden schade, maar de winst wel van belang wordt bij een beroep op voordeelstoerekening. Daarvoor geldt dan wel dat op de partij die zich op voordeelstoerekening beroept in beginsel de stelplicht en de bewijslast rust dat de gebeurtenis waarop haar schadeplichtigheid is gebaseerd voor de benadeelde naast schade tevens voordeel heeft opgeleverd. Vos heeft daarvoor echter niet voldoende gesteld. In dit geval geen voordeelstoerekening dus.

Heb je vragen over aansprakelijkheid, schadevergoeding of procesrecht? Neem vrijblijvend contact op met Rogier Visser. CERTA, omdat je verder wilt!

Rogier Visser
Advocaat aansprakelijkheids- en vastgoedrecht
Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Schadevergoeding, Aansprakelijkheid, Opinie

21 juni 2022

Omdat je verder wilt

Ondernemen ná de coronapandemie: valkuilen en mogelijkheden

Het aantal faillissementen is op dit moment historisch laag. Veel bedrijven hebben tijdens de coronapandemie staatssteun, huurkorting en/of belastinguitstel gekregen. Dit loopt de komende tijd af en de teveel ontvangen steun zal moeten worden terugbetaald. Hetzelfde geldt voor de uitgestelde belastingen. Wat zijn de mogelijkheden voor ondernemingen en waar moet op worden gelet? In dit artikel wordt daarop ingegaan.

Historisch laag niveau faillissementen
Ondanks de coronacrisis en de verschillende lockdowns zijn er deze eeuw nog nooit zo weinig bedrijven failliet gegaan. Cijfers van het Centraal Bureau voor de statistiek laten een historisch laag aantal faillissementen zien. Het aantal voor zittingsdagen gecorrigeerde faillissementen fluctueert aanzienlijk. Dalingen en stijgingen volgen elkaar snel op. Het aantal uitgesproken faillissementen piekte met 911 in de maand mei 2013. Daarna nam het aantal faillissementen tot en met augustus 2017 af. Vervolgens bleef de trend tot medio 2020 redelijk vlak. Sindsdien is het aantal faillissementen verder afgenomen en bereikte in augustus 2021 een laagterecord.

In 2021 zijn 1.536 bedrijven en instellingen, exclusief eenmanszaken, failliet verklaard. Dat is 43 procent minder dan in 2020. In mei 2022 is het aantal faillissementen toegenomen ten opzichte van de maand ervoor, maar is het niveau nog laag vergeleken met de periode voor het uitbreken van corona.

Coronasteun en uitstel van belasting
Al sinds het begin van de coronacrisis wordt er onder meer door werknemersorganisaties gewaarschuwd voor een dreigende faillissementsgolf, maar vooralsnog blijft die uit. De steun van de overheid houdt veel bedrijven op de been. Zo hebben bedrijven gezamenlijk voor meer dan 18 miljard euro aan uitstel gekregen om hun belasting te betalen. Dat geld moeten ze de komende jaren alsnog aan de Belastingdienst overmaken, te beginnen in oktober 2022. Daarnaast kregen bedrijven in 2021 steun voor het betalen van de salarissen en de vaste lasten. Zo kregen via de NOW-regeling 22.500 bedrijven steun voor het betalen van de salarissen in november en december 2021.

Relatief weinig in de horeca
De meeste faillissementen waren volgens het CBS in de handel, de bouw en de financiële dienstverlening, maar bij al die sectoren was er sprake van een daling. Vooral in de zwaar getroffen horecabranche lag het aantal faillissementen opvallend laag. Er gingen minder dan 100 bedrijven failliet en daarmee staat de sector op de 7de plek. Bij het begin van de coronacrisis in 2020 steeg het aantal faillissementen in deze sector juist.

Rechters houden rekening met corona
In november 2021 liep het aantal faillissementen wat op en leek er even sprake van een kentering, maar in december was er opnieuw sprake van een daling. Volgens de Raad voor de Rechtspraak kijken rechters bij een faillissementsaanvraag naar alle omstandigheden van een bedrijf, waarbij ook rekening wordt gehouden met de coronacrisis. Dit leidt er volgens de Raad toe dat rechters op dit moment ondernemingen die in de kern gezond zijn, niet snel failliet zullen laten gaan.

Economie bevroren
Het Centraal Planbureau waarschuwde eerder al dat de steun ook niet-levensvatbare bedrijven overeind houdt. “De huidige steun bevriest delen van de economie op de situatie van begin 2020 en blokkeert daarmee de normale economische dynamiek: bedrijven die stoppen en nieuwe bedrijven die starten, mensen die ergens anders een nieuwe baan vinden”, aldus directeur Hasekamp.

Huurkorting in verband met corona
Volgens de Hoge Raad is de omstandigheid dat een huurder die voor zijn omzet afhankelijk is van de komst van publiek, maar als gevolg van overheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie de door hem gehuurde 290-bedrijfsruimte niet of slechts in geringe mate kan exploiteren, een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in art. 6:258 BW. De rechter kan op basis van deze grondslag de huurovereenkomst aanpassen door de huurprijs te verminderen, waarbij het uitgangspunt kort gezegd is dat het financiële nadeel gelijk tussen verhuurder en huurder moet worden verdeeld. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met de financiële steun die de huurder heeft ontvangen van de overheid in de vorm van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL).

Hoe verder?
De vraag is natuurlijk hoe dit verder loopt. De coronasteun is immers eindig en dat geldt ook voor de huurkorting in verband met corona. Bovendien moet de reeds verleende coronasteun definitief worden vastgesteld en te veel betaalde coronasteun zal moeten worden terugbetaald. Daar komt bij dat het door de Belastingdienst verleende uitstel op 1 oktober a.s. in principe afloopt, zodat bedrijven vanaf dat moment de opgebouwde achterstand aan belastingschuld moeten gaan inlopen. Naar verwachting zal een groot aantal bedrijven daartoe niet in staat zijn. Het lijkt dan ook verstandig om hierover met de belastingdienst in overleg te treden om een regeling te treffen.

Belastingdienst stelt zich soepel op
De Belastingdienst heeft aangegeven dat men zich in de periode 1 augustus 2022 tot en met 30 september 2023 soepeler zal opstellen bij schuldsaneringen. Het huidige regime is dat de Belastingdienst enkel instemt met een akkoord als zij het dubbele percentage krijgt dat de concurrente schuldeisers in het akkoord krijgen. Het versoepelde beleid geeft de Belastingdienst de mogelijkheid om ook met minder akkoord te gaan. Een verzoek kan bij de Belastingdienst worden ingediend, waarbij de Belastingdienst onder andere beoordeelt of sprake is van een in de kern levensvatbare onderneming.

Biedt de WHOA een oplossing?
De WHOA (wet homologatie onderhands akkoord) maakt het voor ondernemers mogelijk een akkoord (schuldenregeling) aan te bieden aan crediteuren en dit akkoord te laten homologeren (vastleggen) door de rechtbank, zodat alle daarbij betrokken schuldeisers daaraan worden gebonden. In een eerder artikel op onze website is hier al nader op ingegaan. Het is echter de vraag of bedrijven over voldoende middelen beschikken of deze kunnen aantrekken om een dergelijk akkoord te kunnen financieren. In de praktijk blijkt een dergelijke oplossing niet eenvoudig en relatief duur in verband met de complexiteit van de procedure en de daarbij te maken kosten. Bovendien is de WHOA niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten. Een herstructurering via de WHOA kan dus niet leiden tot afvloeiing van overtollig personeel.

Faillissement en eventuele doorstart als laatste redmiddel?
Wanneer er geen mogelijkheden zijn om de schuldenproblematiek op te lossen, resteert het aanvragen van het (eigen) faillissement als mogelijk laatste redmiddel. Vanuit het faillissement kan eventueel een doorstart plaatsvinden van de rendabele onderdelen en kunnen winstgevende activiteiten worden voortgezet met een daarvoor benodigd deel van het personeel. Hierbij is van belang dat de Wet overgang van Onderneming niet van toepassing is bij een faillissement. Bij een doorstart vanuit een faillissement gaat het personeel niet automatisch mee over op de doorstartende partij.

Conclusie
Gezien de huidige situatie is het de verwachting dat veel bedrijven op korte termijn voor aanzienlijke financiële uitdagingen komen te staan. Het is van groot belang om de komende tijd een goede afweging te maken van de diverse mogelijkheden die er zijn. Kunnen de bestaande activiteiten ongewijzigd worden gecontinueerd? Zijn er voldoende middelen beschikbaar om aan de lopende verlichtingen te kunnen blijven voldoen? Kunnen de belastingschulden tijdig worden ingelopen of is daarvoor een regeling met de Belastingdienst nodig? Biedt de WHOA een oplossing om tot een herstructurering te komen? Of is het nodig om een faillissementsprocedure en een eventuele doorstart te overwegen? Afwachten lijkt daarbij in ieder geval geen goede keuze.

Contact
Certa Advocaten helpt u graag om de juiste afweging te maken.
Voor vragen over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Floor Lintjens en Seerp Gratama.

Floor Lintjens
Advocaat Insolventierecht
[email protected]
Seerp Gratama
Partner-advocaat Insolventierecht
[email protected]
Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Belastingdienst, Coronapandemie, Faillissement, Insolventie, Opinie

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 13
  • Pagina 14
  • Pagina 15
  • Pagina 16
  • Pagina 17
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 22
  • Ga naar Volgende pagina »

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV

Storing

Wegens technische omstandigheden zijn wij mogelijk minder goed bereikbaar op het algemene telefoonnummer.
Neem daarom vooral rechtstreeks contact op met een van onze medewerkers.
Excuses voor het ongemak.