• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Ondernemingsrecht

24 februari 2025

Omdat je verder wilt

De aangepaste wettelijke geschillenregeling als oplossing voor aandeelhoudersgeschillen.

Per 1 januari 2025 is de Wet aanpassing geschillenregeling en verduidelijking ontvankelijkheidseisen enquêteprocedure (afgekort Wagevoe) in werking getreden. De Wagevoe beoogt de efficiëntie en toegankelijkheid van de bestaande geschillenregeling voor de besloten vennootschap (B.V.) en niet-beursgenoteerde naamloze vennootschap (N.V.) te verbeteren. De geschillenregeling bestaat onder meer uit een uitstotingsregeling waarbij een aandeelhouder kan worden gedwongen zijn aandelen over te dragen en een uittredingsregeling waarbij aandeelhouders kunnen worden gedwongen de aandelen van een andere aandeelhouder over te nemen. Met de invoering van de Wagevoe moet de wettelijke geschillenregeling een beter middel worden om aandeelhoudersgeschillen op te lossen.[1]

De belangrijkste wijzigingen van de Wagevoe voor de geschillenregeling zijn:

  1. De Ondernemingskamer is voortaan de enige feitelijke instantie voor uittredings- en uitstotingsverzoeken op grond van de geschillenregeling. De Ondernemingskamer is al de enige bevoegde instantie voor enquêteprocedures waarin het beleid en de gang van zaken binnen vennootschappen centraal staat en heeft zo al veel ervaring met aandeelhoudersgeschillen. De geschillenregeling wordt zo versneld en voor een gespecialiseerde rechter gevoerd.
  2. De geschillenregeling is voortaan een verzoekschriftprocedure – in plaats van een dagvaardingsprocedure. Hierdoor kunnen behalve de verweerder(s) ook belanghebbenden, zoals de vennootschap en andere aandeelhouders, in de procedure worden betrokken en kunnen voorlopige voorzieningen ook op hen betrekking hebben. Voorbeelden van voorlopige voorzieningen zijn de overdracht van aandelen aan een tijdelijke beheerder, de schorsing van bestuurders en commissarissen, de benoeming van een tijdelijke bestuurder of commissaris, en de schorsing van de uitvoering van besluiten. De geschillenregeling wordt zo efficiënter.
  3. De Ondernemingskamer is ook bevoegd kennis te nemen van vorderingen die samenhangen met het uittredings- of uitstotingsverzoek. Voorbeelden van samenhangende vorderingen zijn de schadevergoedingsvordering, de vordering tot terugbetaling van een aandeelhouderslening, de vordering tot terugbetaling van onverschuldigd betaalde bedragen, zoals managementfees, en de vordering over de geldigheid of nietigheid van besluiten (van de aandeelhoudersvergadering of van het bestuur van de vennootschap) die verband houden met de gedragingen die ten grondslag liggen aan het uittredings- of uitstotingsverzoek. De geschillenregeling wordt zo een effectiever middel om aandeelhoudersgeschillen te beslechten.
  4. Voorheen was het moeilijk om een aandeelhouder uit te stoten omdat alleen gedragingen van een (rechts)persoon in zijn hoedanigheid van aandeelhouder grond voor uitstoting konden zijn. Met de invoering van de Wagevoe vervalt dat hoedanigheidscriterium en kunnen ook gedragingen van een aandeelhouder in bijvoorbeeld zijn hoedanigheid als bestuurder of commissaris grond voor uitstoting zijn. Een aandeelhouder kan worden uitgestoten (gedwongen worden zijn aandelen over te dragen) als zijn gedragingen het belang van de vennootschap zodanig schaden of hebben geschaad dat voortduren van zijn aandeelhouderschap in redelijkheid niet kan worden geduld. Daardoor wordt een uitstotingsverzoek gemakkelijker toegewezen.
  5. Een aandeelhouder kan een uittredings- of uitstotingsverzoek combineren met een enquêteverzoek. De uitkomsten van een door de Ondernemingskamer gelaste enquête zouden daarmee kunnen dienen als (verdere) onderbouwing van een uittredings- of uitstotingsverzoek. De enquêteprocedure krijgt zo nog meer praktische waarde.

Conclusie
Aandeelhoudersgeschillen voorkomt men liever door goede afspraken in onder meer statuten, aandeelhoudersovereenkomst en bestuursreglementen te maken en in deze documenten kan ook een geschillenregeling worden opgenomen. Desalniettemin zijn geschillen tussen aandeelhouders onderling of tussen aandeelhouders en het bestuur van de vennootschap niet altijd te voorkomen. Mede vanwege de vaak grote belangen die op het spel staan kunnen de emoties dan hoog opspelen. Het is daarom belangrijk u goed te laten adviseren wanneer u aandeelhouder wordt of een geschil ontstaat als u aandeelhouder bent.

Wilt u hierover meer weten, neem dan contact op met Robin de Jong.

[1] Nota bene: Voor aandeelhouders en certificaathouders van beursvennootschappen is een aparte ontvankelijkheidseis ingevoerd, waardoor het voor hen gemakkelijker moeten worden om een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer van het Hof Amsterdam te beginnen. Hiermee is beoogt meer rechtszekerheid en duidelijkheid te geven over wie een enquêteverzoek kan doen en onder welke voorwaarden. Deze bijdrage richt zich echter alleen op de gevolgen voor de wettelijke geschillenregeling.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Ondernemingsrecht, Opinie

16 mei 2024

Omdat je verder wilt

CertAlert! Hoofdlijnenakkoord 2024; de juridische aspecten op een rij

Op 16 mei 2024 zijn de formerende partijen tot een hoofdlijnenakkoord gekomen. Hieronder vind je de juridische aspecten die voor jouw organisatie relevant zijn.

Vastgoed- en bestuursrecht: een grote impuls in de woningbouw

  • Bevordering van woningbouwcorporaties: Vergroten van rol in (lage) middenhuur.
  • Optimalisatie Bestaande Woningvoorraad:
    • Uitbreiding van herbestemmingsmogelijkheden;
    • Stimulering van optopping/splitsing van woningen;
    • Toestaan van 'familie-wonen', woningdelen, en permanente bewoning van recreatiewoningen.
  • Versnelling Nieuwbouw:
    • Vergroten van beschikbare grond, prioriteit voor woningbouw;
    • Identificatie nieuwe gebieden voor grootschalige woningbouw;
    • Stimulering beschikbare en betaalbare bouwgrond;
    • Versnelling van procedures, beperking beroepsprocedures, wegwerking struikelblokken en instelling van klankbordgroepen omwonenden.
  • Waarborgen Betaalbaarheid:
    • Minimum 30% sociale huur bij nieuwbouw, met lokale differentiatie;
    • Meer betaalbare woningen voor middeninkomens;
    • Huurbeleid gericht op betaalbaarheid en investeringen;
    • Vaststelling huurontwikkeling en stimulering van diverse huursegmenten.
  • Stimulering Huurwoningenbouw:
    • Vermindering van regel- en belastingdruk;
    • Bindende afspraken met woningbouwcorporaties.
  • Maatregelen voor Koopwoningen:
    • Handhaving fiscale positie eigen woning;
    • Maximering stijging gemeentelijke woonlasten;
    • Programmering van voldoende koopwoningen voor ouderen;
    • Onderzoek naar sociale koopmogelijkheden voor huurders;
    • Handhaving hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait.

Arbeidsrecht: maatregelen die gericht zijn op zekerheid en meedoen op de arbeidsmarkt

  • Zekerheid en verlichting vanaf 2025:
    • Zekerheid op de arbeidsmarkt wordt gestimuleerd, bijvoorbeeld voor ZZP’ers. De wetsbehandeling van de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) en de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA) wordt voortgezet;
    • Regulering van de uitzendsector en bevordering van meer vaste contracten;
    • Maatregelen worden genomen om de personeelskrapte aan te pakken, zoals het aantrekkelijker maken van werken in de zorgsector. Er wordt gestreefd naar meer autonomie, loopbaanperspectief en goede arbeidsvoorwaarden voor zorgpersoneel;
    • Er komt een herstelplan voor de kwaliteit van het onderwijs met aandacht voor de positie van leraren en vermindering van regeldruk;
    • Verbetering van arbeidsvoorwaarden en veteranenzorg bij Defensie.
  • Bescherming Arbeidsmigranten:
    • Implementatie van aanbevelingen Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten;
    • Strengere aanpak malafide uitzendconstructies en regulering van uitzendbranche.
  • Handhaving en Regulering:
    • Tewerkstellingsvergunningplicht voor niet-EU-arbeidsmigranten met verhoogde handhaving;
    • Verantwoordelijkheid werkgevers voor huisvesting en taalonderwijs arbeidsmigranten;
    • Evaluatie fiscale voordelen onder extraterritoriale kostenregeling.

Ondernemings- en insolventierecht: prioriteit voor het verbeteren van het vestigingsklimaat

  • Stimulering van ondernemerschap met een afwegingskader voor de vestiging van nieuwe bedrijven.
  • Verbetering van het vestigingsklimaat met aandacht voor fiscale maatregelen.
  • Bestrijding van corruptie met een rijksbrede aanpak.
  • Reductie van regeldruk door betrokkenheid van adviescollege en uitvoeringsinstanties bij beleidsvorming.
  • Ondersteuning van bedrijven in energietransitie en oplossen van netcongestie.
  • Bewaking van energiekosten om concurrentievermogen te behouden.
  • Geen nieuwe nationale toevoegingen aan Europees beleid om extra regeldruk te voorkomen.
  • In wetgeving en beleid rekening houden met gevolgen voor kleine ondernemers om werkgelegenheid te stimuleren.
  • Versteviging van InvestNL als investeringsvehikel voor innovatie en economische
  • Terugdraaien van recente lastenverzwaringen voor ondernemers en verlaging van de energiebelasting.

Vragen over wat deze hervormingen voor uw organisatie betekenen? Neem contact op met Barbara Veldmaat of Werner Altenaar

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Arbeidsrecht, Insolventie, Ondernemingsrecht, Opinie, Vastgoedrecht, Woningcorporaties

20 november 2023

Omdat je verder wilt

Is contractueel afwijken Haviltex verstandig?

Inleiding
Voor de uitleg van overeenkomsten geldt in beginsel de Haviltex-norm:

“De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.”

Partijen kunnen in de overeenkomst afspreken om van deze norm af te wijken. Bijvoorbeeld door af te spreken dat de overeenkomst op objectieve of zuiver taalkundige wijze dient te worden uitgelegd. Wat partijen met dat uitlegbeding hebben bedoeld dient echter nog steeds aan de hand van bovengenoemde Haviltex-norm te worden uitgelegd.

Recente uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad heeft recent een beschikking (Hoge Raad 25 augustus 2023, ECLI:NL:HR:2023:1131) gewezen in een zaak waarin partijen – in afwijking van de Haviltex-norm – waren overeengekomen dat de tussen hen in 2009 gesloten vaststellingsovereenkomst “uitsluitend grammaticaal” moest worden uitgelegd. Vervolgens is tussen partijen een geschil ontstaan over de bepaling waarin zij waren overeengekomen dat:

 “De partneralimentatie zal eindigen op de dag dat de vrouw de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, te weten 24 mei 2021.”

 Door de verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd wordt de vrouw op 24 mei 2024 (de dag waarop zij 67 jaar wordt) AOW-gerechtigd en naar het in 2009 geldende recht zou de vrouw op 24 mei 2022 (de dag waarop zij 65 jaar werd) AOW-gerechtigd zijn geworden. De datum van 24 mei 2021 (de dag waarop de vrouw 64 jaar werd) lijkt dan ook een verschrijving. De rechtbank bepaalt dat de man tot 24 mei 2022 partneralimentatie moet betalen aan de vrouw.

Tegen die beslissing is de man met succes in hoger beroep gegaan. Doordat partijen de Haviltex-norm hebben uitgesloten, is de rechter gehouden de betwiste bepaling “uitsluitend grammaticaal” uit te leggen. Het hof oordeelt dat dit betekent dat enkel moet worden gekeken naar begrippen die niet op meerdere manieren kunnen worden uitgelegd. Het begrip “pensioengerechtigde leeftijd” kan op meerdere manieren worden uitgelegd, maar de einddatum van 24 mei 2021 niet. Het hof heeft om die reden bepaald dat de man tot 24 mei 2021 partneralimentatie moet betalen aan de vrouw.

Tegen die beslissing is de vrouw in cassatie bij de Hoge Raad gegaan, maar zonder succes. De Hoge Raad oordeelt dat de beslissing van het hof niet onjuist of onbegrijpelijk is, omdat bij de uitleg van begrippen die op meerdere manieren kunnen worden uitgelegd, moet worden gekeken naar de bedoelingen van partijen en de aannemelijkheid van de door hen bedoelde rechtsgevolgen. Met het beding om de overeenkomst “uitsluitend grammaticaal” uit te leggen hebben partijen juist beoogt dat  uit te sluiten De Hoge Raad laat de beslissing van het hof, dat de partneralimentatie op 24 oktober 2021 is geëindigd, om die reden in stand. Hierbij wordt opgemerkt dat de vrouw in cassatie niet had aangevoerd dat het hof de uitlegmaatstaf “uitsluitend grammaticaal” onjuist had toegepast.

Conclusie
De uitkomst voelt (wat) onbevredigend. De partneralimentatie eindigt eerder dan dat de vrouw de pensioengerechtigd wordt, terwijl de bedoeling van partijen ogenschijnlijk lijkt te zijn geweest om de vrouw (mede) door middel van partneralimentatie tot haar pensioengerechtigde leeftijd in haar levensonderhoud te kunnen laten voorzien. Door de overeengekomen uitlegmaatstaf (en hoe in deze zaak is geprocedeerd) komt de rechter echter niet toe aan wat partijen hebben bedoeld af te spreken.

Het is dan ook de vraag of het verstandig is om – in afwijking van de Haviltex-norm – een dergelijke uitlegmaatstaf overeen te komen. Ook om die reden is het verstandig om u bij de totstandkoming van een overeenkomst deskundig te laten adviseren.

Wilt u hierover of over een andere contractuele kwestie meer weten, neem dan contact op met Robin de Jong

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, Ondernemingsrecht

25 september 2023

Omdat je verder wilt

Het verstrekken van onjuiste informatie kan leiden tot bestuurdersaansprakelijkheid

Zoals wij in eerdere publicaties over het onderwerp bestuurdersaansprakelijkheid hebben aangegeven, is een bestuurder van een rechtspersoon in principe niet aansprakelijk voor de schulden van die rechtspersoon.

Daarvoor is de rechtspersoon namelijk zelf aansprakelijk. Op deze hoofdregel zijn echter uitzonderingen mogelijk.

Ernstig verwijt

Voor aansprakelijkheid van een bestuurder voor schulden van een rechtspersoon geldt een hoge drempel. Een bestuurder is alleen aansprakelijk voor het niet nakomen van een verbintenis door de rechtspersoon en het onverhaalbaar zijn van de schade, wanneer diens handelen of nalaten als bestuurder ten opzichte van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden zodanig onzorgvuldig is dat de bestuurder daarvan persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Persoonlijke aansprakelijkheid van een bestuurder kan onder meer worden aangenomen, wanneer deze bij het namens de rechtspersoon aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden. Onder omstandigheden kan het selectief betalen van schuldeisers ertoe leiden dat een bestuurder daarover persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt; daarvoor zijn bijkomende omstandigheden vereist, zoals bevoordeling van een schuldeiser of persoonlijk profijt voor de betrokken bestuurder.

Recente uitspraak

In een recente uitspraak van het Gerechtshof Arnhem Leeuwarden van 5 september 2023 https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHARL:2023:7463 is een dergelijke uitzondering aan de orde gekomen. Dit betrof het hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Midden Nederland. In die zaak is de betreffende bestuurder aansprakelijk gehouden voor een gedeelte van de onbetaalde schulden die deze bestuurder namens een aantal rechtspersonen (hierna de debiteur) was aangegaan. De reden voor deze persoonlijke aansprakelijkheid was erin gelegen dat deze bestuurder gedurende een langere periode onjuiste informatie had verstrekt aan de betreffende crediteur over het alsnog kunnen betalen van deze schulden door de debiteur.

Onjuiste informatie

De debiteur nam op basis van een raamovereenkomst voor een lagere periode producten af van de crediteur in de vorm van het gebruik van tankpassen die door de crediteur aan ter beschikking werden gesteld. Gedurende de looptijd van deze overeenkomst is een schuld ontstaan van de debiteur aan de crediteur. De schuld is in de loop der tijd opgelopen tot circa € 1.500.000,=. In reactie op de aanmaningen en sommaties van de crediteur om betaling te verkrijgen, stelde de bestuurder steeds dat de debiteur niet kon betalen in verband met een technisch probleem dat door de crediteur zou zijn veroorzaakt, als gevolg van een wijziging van haar declaratiesysteem. Hierdoor kon de debiteur op haar beurt niet bij haar klanten declareren en bij de belastingdienst BTW en accijnzen terugvorderen. Zodra dit probleem echter zou zijn opgelost, zou de debiteur weer kunnen declareren en inkomsten genereren. Daarmee zou de schuld aan de crediteur alsnog kunnen worden ingelopen, aldus de bestuurder. Op basis hiervan bleef de crediteur bereid om haar producten aan de debiteur door te leveren en mocht de debiteur dus gebruik blijven maken van de tankpassen. Als gevolg hiervan is de betalingsachterstand van de debiteur aan de crediteur echter verder opgelopen. Uit onderzoek door de crediteur is achteraf gebleken dat de door de bestuurder verstrekte informatie onjuist was. In tegenstelling tot hetgeen de bestuurder beweerde, bleek de debiteur weldegelijk in staat te zijn geweest om bij haar klanten te declareren en bij de Belastingdienst BTW en accijnzen terug te vorderen. In werkelijkheid had de debiteur de hiermee verband houdende inkomsten al volledig ontvangen, maar waren deze inkomsten niet gebruikt om de facturen van de crediteur te voldoen. Omdat de debiteur geen andere inkomsten genoot, was zij niet meer in staat om de aldus opgelopen betalingsachterstand op een alternatieve wijze aan de crediteur te voldoen.

Procedure

Net als de Rechtbank beoordeelde het Gerechtshof dit gedrag van de bestuurder als zodanig onzorgvuldig, dat hem daarover een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Dat handelen en nalaten bestond meer specifiek uit (1) het doen van onjuiste mededelingen over de nog door de debiteur van de Belastingdienst en klanten te ontvangen bedragen, (2) het wekken van de onjuiste verwachting dat de debiteur de van de Belastingdienst en klanten ontvangen bedragen had doorbetaald en zou blijven doorbetalen aan de crediteur, en (3) het wekken van de onjuiste verwachting dat deze ontvangsten voldoende zouden zijn voor de debiteur om haar betalingsachterstand tegenover de crediteur tijdig af te lossen. Aan de hand van de in de procedure overgelegde bewijsstukken is door de Rechtbank een zogenaamde peildatum vastgesteld, vanaf wanneer de bestuurder zich in ieder geval had moeten onthouden van het doen van de genoemde onjuiste uitlatingen. De bestuurder is door de Rechtbank aansprakelijk gehouden voor het bedrag waarmee de betalingsachterstand van de debiteur aan de crediteur vervolgens na die peildatum nog verder is opgelopen. Het Gerechtshof heeft deze beslissing van de Rechtbank in hoger beroep als juist beoordeeld.

Conclusie

De conclusie die uit deze uitspraak kan worden getrokken is dat crediteuren zich er niet bij hoeven neer te leggen, wanneer zij door een debiteur onjuist worden geïnformeerd en daardoor worden benadeeld.

In dat geval kan een bestuurder die zich hieraan schuldig maakt aansprakelijk worden gesteld voor de schade die de crediteur hierdoor lijdt.

Vragen over bestuurdersaansprakelijkheid? Neem contact op met Seerp Gratama.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, Ondernemingsrecht

16 februari 2023

Omdat je verder wilt

Extra vereisten voor de turboliquidatie in de maak

De Turboliquidatie voorziet op dit moment nog in een gemakkelijke manier om een vennootschap zonder baten en zonder of met schulden via enkele administratieve stappen te ontbinden. Het is daarmee een instrument om inactieve vennootschappen zonder al te veel administratieve lasten op te ruimen. Maar omdat misbruik van turboliquidatie door onwelwillende bestuurders – en daarmee het bekaaid achterlaten van de schuldeisers – op de loer ligt, worden er extra wettelijke vereisten voor de turboliquidatie voorbereid.

In mijn eerdere artikel ging ik al in op de mogelijkheid om via een zogeheten turboliquidatie een (inactieve) vennootschap zonder baten te ontbinden, simpelweg door het invullen van een formulier van de Kamer van Koophandel en het nemen van een ontbindingsbesluit door de vergadering van aandeelhouders. Het woord turboliquidatie is trouwens geen wettelijke term. Gezien het feit dat er geen baten te gelden worden gemaakt en er dus geen vereffening plaatsvindt, zou de naam turbo-ontbinding eigenlijk meer op zijn plaats zijn.

De turboliquidatie is nuttig indien deze mogelijkheid gebruikt wordt om lege vennootschappen op te ruimen. Maar het doorlopen van deze relatief eenvoudige procedure kan er ook toe leiden dat de schuldeisers van de vennootschap zonder hun medeweten of instemming geconfronteerd kunnen worden met een ‘verdwenen’ debiteur.

Schuldeisers kunnen in sommige gevallen optreden tegen een onterechte turboliquidatie. Zo kan een schuldeiser bijvoorbeeld alsnog het faillissement van de vennootschap aanvragen indien deze bekend is met een (potentiële) bate van de vennootschap. Van een dergelijke bate hoeft slechts summierlijk – na een kort en eenvoudig onderzoek – te blijken. Een mogelijke vordering van de rechtspersoon of van de curator tegenover bestuurders of commissarissen is ook aan te merken als een (potentiële) bate van de vennootschap.

Het is voor de schuldeiser ook mogelijk het bestuur aansprakelijk stellen indien er onrechtmatig door het bestuur is gehandeld door de onderneming via een turboliquidatie te ontbinden. Ook kan de schuldeiser de rechtbank verzoeken de vereffening te ‘heropenen’ om zo de bate alsnog te laten vereffenen. Aan het aanvragen van het faillissement of het starten van een gerechtelijke procedure zijn echter kosten verbonden. Zeker bij een faillissement van de vennootschap, is het maar zeer de vraag of de schuldeiser ooit betaling van zijn vordering zal ontvangen.

Ter bescherming van de belangen van de schuldeisers is het wetsvoorstel Tijdelijke Wet Transparantie Turboliquidatie in het leven geroepen. De meest in het oog springende wijziging in dit wetsvoorstel is de verplichting van het bestuur om binnen 14 dagen na de ontbinding (kort gezegd) een balans en een staat van baten en lasten van de afgelopen twee jaren te deponeren. Na deponering van deze stukken dient het bestuur daarvan onverwijld schriftelijk mededeling te doen aan de schuldeisers van de vennootschap.

Hoewel schending van de deponeringsplicht kwalificeert als een economisch delict, is aan schending van de daarop volgende meldingsplicht in het wetsvoorstel geen sanctie verbonden. De turboliquidatie kan de schuldeisers dus nog steeds geheel ontgaan. Wel worden in het wetsvoorstel de mogelijkheden uitgebreid voor het opleggen van een bestuursverbod aan het bestuur van de ontbonden vennootschap. Het bestuursverbod dient op verzoek van het openbaar ministerie aan de rechtbank te worden voorgelegd. Het is daarmee de vraag in hoeverre het OM van deze mogelijkheid gebruik gaat maken.

Al met al vermoed ik dat de impact van het de Tijdelijke Wet Transparantie Turboliquidatie gering zal zijn. Voor het bestuur heeft de wetswijziging (een kleine hoeveelheid) meerwerk tot gevolg, maar de sancties bij niet nakoming van deze verplichtingen zijn beperkt. De schuldeiser van de vennootschap voelt zich wellicht gesterkt door de aanvullende vereisten, maar is in geval van niet nakoming door het bestuur vervolgens afhankelijk van de inspanningen van het OM.

Mocht u – bijvoorbeeld als bestuurder die voornemens is zijn/haar vennootschap via een turboliquidatie te ontbinden of als schuldeiser die zich geconfronteerd ziet met een via turboliquidatie ontbonden debiteur – nog vragen hebben, neem dan gerust contact op met een van onze specialisten.

Lisanne Drenth
Advocaat insolventierecht
[email protected]

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Insolventie, Ondernemingsrecht, Opinie

24 januari 2023

Omdat je verder wilt

Wanneer is een aandeelhouder aansprakelijk voor verplichtingen van de vennootschap?

Het antwoord op deze vraag is dat u dat als aandeelhouder in beginsel niet bent. Op deze hoofdregel uit artikel 2:64 Burgerlijk Wetboek (BW) voor de naamloze vennootschap (NV) en artikel 2:175 BW voor de besloten vennootschap (BV) zijn echter diverse uitzonderingen die ik hierna bespreek.

In de statuten van de vennootschap kan zijn bepaald dat een aandeelhouder aansprakelijk is voor verplichtingen van de vennootschap jegens de vennootschap, medeaandeelhouders en of/of derden. Op zo’n bepaling uit de statuten ten behoeve van derden kan door derden jegens een aandeelhouder rechtstreeks een beroep worden gedaan. Het gaat hier bijvoorbeeld om een hoofdelijke aansprakelijkheid of garantstelling van een aandeelhouder voor (bepaalde) schulden van de vennootschap.

Ook in de aandeelhoudersovereenkomst kan een aandeelhouder “vrijwillig” aansprakelijkheid voor verplichtingen van de vennootschap op zich nemen. Hij kan zich dan bijvoorbeeld verplichten om verliezen te compenseren of hij kan weer aansprakelijkheid op zich nemen voor verplichtingen van de vennootschap. De aandeelhouder kan natuurlijk ook direct jegens een derde aansprakelijkheid op zich nemen in het kader van bijvoorbeeld concernfinanciering. Daarnaast kan de aandeelhouder zich met een “403-verklaring” als consoliderende vennootschap in verband met de groepsvrijstelling hoofdelijk aansprakelijk verklaren voor schulden van de vennootschap.

In afwijking van de hoofdregel kan de aandeelhouder ook “onvrijwillig” aansprakelijk worden voor verplichtingen van de vennootschap, maar daarvoor is wel een directe of indirecte doorbraak van aansprakelijkheid vereist. Bij directe doorbraak van aansprakelijkheid wordt een aandeelhouder vereenzelvigd met de vennootschap. De vennootschap is dan direct en op dezelfde grond als de vennootschap aansprakelijk voor een verplichting van de vennootschap. Dit noemt men ook wel piercing the corporate veil. Bij indirecte aansprakelijkheid is een aandeelhouder naast de vennootschap aansprakelijk, maar op grond van een eigen onrechtmatige daad.

De Hoge Raad (HR) heeft nog nooit vereenzelviging, waarbij het identiteitsverschil tussen aandeelhouder en vennootschap terzijde wordt geschoven, aangenomen. De aandeelhouder zou daarvoor zo ernstig misbruik moeten hebben gemaakt van de rechtspersoonlijkheid van de vennootschap dat die rechtspersoonlijkheid gerelativeerd zou moeten worden. Het Rainbow-arrest (HR 13 oktober 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA7480) gaat over directe doorbraak, maar ook in deze zaak was daar geen sprake van.

Wel komt regelmatig voor dat een aandeelhouder aansprakelijk is naast de vennootschap op grond van een eigen onrechtmatige daad. De standaardarresten hierover zijn het Albada Jelgersma-arrest (HR 13 september 1985, NJ 1987, 98) en het Sobi Hurks-arrest (HR 21 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD4499). Een aandeelhouder zal onrechtmatig hebben gehandeld jegens wederpartijen van de vennootschap, indien zij feitelijke zeggenschap heeft over de vennootschap, een bepaalde handelswijze van de vennootschap in de hand heeft gewerkt of heeft toegestaan, en maatregelen om de schade van derden te beperken niet zijn genomen. Als gevolg van deze intensieve en onrechtmatige bemoeienis is de aandeelhouder dan aansprakelijk de schade van de derde te vergoeden.

Aandeelhoudersaansprakelijkheid is vergelijkbaar met bestuurdersaansprakelijkheid maar de voorwaarden voor aansprakelijkheid zijn niet hetzelfde. Overigens komt het vaak voor dat de aandeelhouder die in die hoedanigheid aansprakelijk is, ook bestuurder is van de vennootschap en in die hoedanigheid eerder aansprakelijk zal zijn. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Rechtbank Gelderland van 15 december 2021, ECLI:NL:RBGEL:2021:6737.

Als laatste twee uitzonderingen noem ik nog groepsaansprakelijkheid (artikel 6:166 BW) en de verplichting van een aandeelhouder om ontvangen dividend terug te betalen. Bij groepsaansprakelijkheid hebben de vennootschap en aandeelhouder zich in groepsverband onrechtmatig gedragen. Denk hiervoor bijvoorbeeld aan de concernaansprakelijkheid van Shell voor milieuvervuiling in Nigeria (Hof Den Haag 29 januari 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:132,133,134). De verplichting om dividend terug te betalen is er als de uitkering is gedaan uit de wettelijke of statutaire reserves.

Hopelijk geeft dit artikel u een goed overzicht van de hoofdregel en de uitzonderingen daarop. Wilt u hierover meer weten of over bijvoorbeeld bestuurdersaansprakelijkheid, neem dan contact op met Robin de Jong ([email protected]).

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Ondernemingsrecht, Opinie

  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3
  • Ga naar Volgende pagina »

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV

Storing

Wegens technische omstandigheden zijn wij mogelijk minder goed bereikbaar op het algemene telefoonnummer.
Neem daarom vooral rechtstreeks contact op met een van onze medewerkers.
Excuses voor het ongemak.