• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Ondernemingsrecht

29 november 2022

Omdat je verder wilt

Op welke manieren kunt u uw bedrijf beëindigen?

Het aantal faillissementen neemt de laatste tijd weer toe. Daarvoor zijn meerdere oorzaken aan te wijzen, zoals inflatie, stijging van de lonen en de incasso van de coronaschulden.

In dit artikel zal met name aandacht worden besteed aan het MKB in zwaar weer. Eerst zullen de faillissementscijfers worden besproken, waarna ook kort bij de WHOA wordt stilgestaan. Afsluitend wordt het onderhands crediteurenakkoord toegelicht, wat voor MKB’ers in zwaar weer nog steeds de aangewezen weg lijkt.

Toename faillissementen
De rechtspraak publiceert de faillissementscijfers, die vervolgens door het CBS worden gekoppeld aan andere informatie. Volgens de cijfers van het CBS, zijn er in totaal 2.145 faillissementen – rechtspersonen én eenmanszaken – uitgesproken in 2022. In de maand december van 2022 zijn de meeste faillissementen uitgesproken, namelijk 269. In 2023 is het totaalaantal faillissementen gestegen naar 3.315. In december van dat jaar werden 390 faillissementen uitgesproken. Ook de cijfers van januari 2024 zijn bekend. In totaal werden er in deze maand 366 faillissementen uitgesproken. Ter vergelijking: in januari 2023 waren dat er 228.

Het betreft met name bedrijven in de handel, de bouwnijverheid en financiële instellingen. De voorlopige cijfers voor december 2023 en januari 2024 zijn dat er respectievelijk 264 en 359 “bedrijven en instellingen” (dus geen eenmanszaken) failliet zijn gegaan.

Terugbetalen fiscus
De fiscus is eind 2023 begonnen met het actief incasseren van de openstaande coronasteun en de openstaande belastingen. Dit betekent dat de maandelijkse kosten stijgen, terwijl de onderneming onvoldoende omzet heeft om deze stijging te kunnen dragen.

Eerste bevindingen WHOA
In een rapport over de eerste bevindingen van de WHOA (“Wet Homologatie Onderhands Akkoord”) die in 2021 van kracht werd, wordt ook stilgestaan bij hoe geschikt deze is gebleken voor het MKB.[1] De bevindingen zijn onder andere:

  • dat er hoge kosten gemoeid zijn met het inwinnen van (juridisch en financieel) advies omtrent de voorbereiding van het WHOA-traject en dat ook de kosten tijdens het traject hoog blijven;
  • dat het voor een MKB-ondernemer lastig is om de financiering voor het akkoord (tijdig) te verkrijgen;
  • dat er veel onzekerheid is over de duur, het verloop en de uitkomst van een WHOA-traject, waardoor MKB’ers op voorhand niet goed kunnen inschatten waar ze aan toe zijn.

Optie: onderhands akkoord
Een onderhands akkoord is een akkoord dat een ondernemer sluit met zijn schuldeisers. Dat hoeven niet alle schuldeisers te zijn; een ondernemer mag daarin een onderscheid maken als daarvoor een goede reden is.

Bij een onderhands akkoord wordt aan de schuldeisers een percentage van de vordering aangeboden. Voor het restant verleent de schuldeiser finale kwijting. Stemmen alle schuldeisers hiermee in – en betaalt de ondernemer vervolgens dit percentage uit – dan kan daarmee een groot deel van de schuldenlast worden gesaneerd.

Ook de fiscus kan worden betrokken in een onderhands akkoord. Omdat de fiscus een preferente positie inneemt op basis van de wet, vraagt de fiscus over het algemeen het dubbele percentage dat aan de concurrente (de “gewone”) schuldeisers wordt aangeboden. In ieder geval kan de fiscus tot 1 april 2024 ook instemmen met een gelijk percentage. Dat biedt kansen voor in de kern gezonde ondernemingen, die lijden onder een zware (corona)schuldenlast.

———————————

[1] Evaluatie Wet homologatie onderhands akkoord, o.a. Prof. Mr. F.M.J. Verstijlen, 18  december 2023, p. 62 en 63.

Zou u willen overleggen over de (financiële) situatie van uw onderneming? Floor Lintjes en Lisanne Drenth denken graag mee u mee.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Insolventie, Ondernemingsrecht, Opinie, WHOA

16 juni 2022

Omdat je verder wilt

Certa Advocaten adviseert bij verkoop van IPT Technology

Arendals Fossekompani, een Noorse investeringsmaatschappij in de groene energiesector, heeft alle aandelen in het Duitse IPT Technology GmbH overgenomen.

Certa Advocaten heeft de Nederlandse verkoper intensief geadviseerd bij de verkoop van IPT Technology. De verkoper behoort tot de groep van ondernemingen van de heer Robert Getreuer.

IPT Technology werd in 1996 opgericht als Europa’s eerste fabrikant van oplossingen voor inductief opladen en draadloze energieoverdracht. IPT biedt gebruiksvriendelijke, kosteneffectieve en veilige alternatieven voor het duurzaam opladen van elektrische voertuigen, evenals stroomvoorzieningsoplossingen voor industriële toepassingen. IPT heeft ook bijgedragen aan de ontwikkeling van het zogenaamde “on-the-go” draadloos opladen, waarbij voertuigen worden opgeladen tijdens korte stops, bijvoorbeeld bij bushaltes of veerboten. De meest veelbelovende technologie ligt in het e-mobility concept van IPT, waarbij auto’s tijdens het rijden draadloos dynamisch worden opgeladen.

Certa adviseerde de klant in nauwe samenwerking met het Duitse advocatenkantoor Gabler & Partner.

In het team van Certa zat onder meer partner Robin de Jong.

Het team van Gabler & Partner bestond uit onder meer partner Dr. Jonas Pape.

Certa Advocaten is een advocatenkantoor in Amsterdam en lid van Lexlink, een internationaal netwerk van advocatenkantoren. Robin de Jong is partner bij Certa en gespecialiseerd in transacties en complexe ondernemingsrechtelijke geschillen.

Amsterdam, 14 juni 2022

Contact

Meer weten? Neem dan gerust contact met ons op. Wij adviseren u graag!

Robin de Jong
Advocaat ondernemingsrecht bij Certa Advocaten
[email protected]


Press Release

Certa Advocaten advises on sale of IPT Technology

Arendals Fossekompani, a Norwegian green tech investment company in the energy sector, has acquired 100% of the German IPT Technology GmbH.

Certa Advocaten comprehensively advised the Dutch seller on the sale of IPT Technology. The seller belongs to the group of companies of Mr. Robert Getreuer.

IPT Technology was founded in 1996 as Europe’s first manufacturer of solutions for inductive charging and wireless power transmission. IPT offers user-friendly, cost-effective and safe alter-natives for sustainable charging of electric vehicles as well as power supply solutions for industrial applications. IPT has also contributed to the development of so-called “on-the-go” wireless charg-ing, where vehicles are charged during short stops, for example at bus stops or ferries. The most promising technology lies in IPT’s e-mobility concept, which involves wireless dynamic charging of cars while driving.

Certa advised the client in close cooperation with the German law firm Gabler & Partner.

Certa’s team included partner Robin de Jong.

Gabler & Partner’s team included amongst others partner Dr. Jonas Pape.

Certa Advocaten is a law firm in Amsterdam and member of Lexlink, an international network of law firms. Robin de Jong is partner at Certa and specialized in M&A transactions and complex corporate disputes.

Amsterdam, 14 June 2022

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Ondernemingsrecht, Lexlink, Opinie, Overname

2 mei 2022

Omdat je verder wilt

Pre-pack kan weer worden toegepast

In faillissementen vinden nog al eens doorstarts plaats. De activa en activiteiten (in feite de onderneming) worden dan verkocht en voortgezet door een derde. Bij een faillissement is sprake van de uitzondering op overgang van een onderneming. Dat betekent dat bij een faillissement de doorstarter niet alle werknemers hoeft over te nemen. Bij een overgang van een onderneming buiten faillissementssituaties moet een overnemende partij de werknemers wel (altijd) overnemen en dus in dienst nemen. Het Hof van Justitie heeft op 28 april 2022 een arrest gewezen in de zogeheten Heiploeg-zaak. In deze zaak draait het om de vraag of de Nederlandse pre-pack procedure voldoet aan de voorwaarden voor een uitzondering op de regels omtrent overgang van onderneming.

Het Hof van Justitie heeft geoordeeld dat bij de Nederlandse pre-pack de uitzondering op overgang van onderneming van toepassing is, mits de pre-pack een juridische basis heeft die voldoende rechtszekerheid geeft. Op het eerste gezicht zou dus een wettelijke verankering van de pre-pack noodzakelijk zijn. Er zijn echter ook schrijvers die menen dat als alle rechtbanken de pre-pack toestaan, dat op die wijze er al voldoende rechtszekerheid zou zijn. Dat betekent dat dus alle rechtbanken hieraan moeten meedoen en niet zoals in het verleden slechts 8 van de 11 rechtbanken de pre-pack toestonden. Uniforme rechtspraak geeft ten slotte ook rechtszekerheid.

De pre-pack is de praktijk waarbij de verkoop van activa van een failliet bedrijf door de (beoogd) curator al voor het faillissement wordt voorbereid. Zo’n voorbereiding helpt dan om sneller te kunnen verkopen, waardoor er meer werkgelegenheid kan worden behouden en ook meer opbrengst kan worden gegenereerd. De vakbonden hadden grote bezwaren tegen deze praktijk, omdat zij meenden dat het faillissement werd misbruikt om overtollig personeel te lozen. Eerder had het Europese Hof ook geoordeeld dat zo’n pre-pack in strijd was met de regels rond een overgang van onderneming, omdat een pre-pack niet gericht zou zijn op liquidatie, maar enkel op een zo hoog mogelijke opbrengst voor de schuldeisers. Het Hof van Justitie is daar nu in de laatste uitspraak van teruggekomen en zegt dat de pre-pack ook wel degelijk mogelijk is in het kader van liquidatie van een onderneming in een faillissement.

Ik zou menen dat de pre-pack in Nederland weer kan worden toegepast en hopelijk wordt het  bestaande wetsvoorstel nu zo snel mogelijk aangenomen. Wellicht is er eigenlijk ook al genoeg (rechts-)zekerheid als alle rechtbanken de pre-pack nu gaan toepassen.

Contact

Vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust contact op. Wij helpen je graag verder!

Ernst-Paul Pandelitschka
Partner/advocaat insolventierecht

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Insolventie, Ondernemingsrecht, Opinie

25 april 2022

Omdat je verder wilt

De precontractuele fase: afgebroken onderhandelingen en de gevolgen daarvan

Inleiding

Het komt regelmatig voor dat partijen uitgebreid met elkaar hebben onderhandeld en een partij de onderhandelingen afbreekt. De gevolgen hiervan kunnen heel uiteenlopend zijn.

Indien partijen al overeenstemming hebben, kan de andere partij soms nakoming van de gemaakte afspraken vorderen. Indien er nog geen overeenstemming is, kan de weglopende partij in meer of mindere mate aansprakelijk zijn voor de schade die de andere partij lijdt door het afbreken van de onderhandelingen en kan zij verplicht zijn om door te onderhandelen. Het is echter ook mogelijk dat de weglopende partij de onderhandelingen mocht afbreken en de andere partij teleurgesteld achterblijft. Wat de gevolgen zijn van het afbreken van onderhandelingen hangt onder meer af van de bedoelingen van partijen, wat partijen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid van elkaar mochten verwachten en de omstandigheden van het geval.

Geen ondertekende overeenkomst, maar wel bindende overeenstemming

Hoewel partijen de overeenkomst nog niet hebben ondertekend, kan er wel al bindende overeenstemming zijn. In de meeste gevallen is een overeenkomst vormvrij en zou uit mondelinge afspraken, correspondentie en uitgewisselde concepten kunnen blijken dat partijen door aanbod en aanvaarding al overeenstemming hebben bereikt over de belangrijke punten. In dat geval is er sprake van een rompovereenkomst en kan de andere partij nakoming van die afspraken vorderen.

Of er bindende overeenstemming is hangt af van de bedoeling van partijen en dat is vaak niet makkelijk te bepalen. In deze situatie zullen partijen over hun bedoelingen vaak tegenstrijdige standpunten innemen. De ene partij benadrukt de punten waarover zij het eens zijn en de andere partij (de afbrekende partij) de punten waarover zij het (nog) niet eens zijn. De afbrekende partij zal daarbij dan benadrukken dat die punten geen details zijn en dat er dus nog geen sprake is van bindende overeenstemming.

De onzekerheid zou deels weggenomen kunnen worden door bijvoorbeeld in een intentieverklaring af te spreken dat partijen pas bindende overeenstemming hebben bereikt als zij allebei dezelfde schriftelijke overeenkomst hebben ondertekend. De overeenstemming is dan subject to contract. De wet schrijft een dergelijk vormvoorschrift voor bij bijvoorbeeld de koop van een woning. Ook zou een partij kunnen aangeven dat haar instemming is onderworpen aan de goedkeuring van een vennootschappelijk orgaan, zoals de raad van commissarissen of de aandeelhoudersvergadering. Als een partij niet gebonden wil worden voordat zij het met de andere partij over alles eens is, doet zij er bovendien goed aan om dat tijdens de onderhandelingen regelmatig te herhalen. Met andere woorden: we zijn het over alles eens of we zijn het over niets eens.

Geen bindende overeenkomst en een partij breekt de onderhandelingen

Als er nog geen bindende overeenstemming is, mag een partij in beginsel de onderhandelingen afbreken. Tijdens de onderhandelingen beheerst de goede trouw de rechtsverhouding tussen partijen en hebben partijen met elkaars gerechtvaardigde belangen rekening te houden. Dit kan betekenen dat de afbrekende partij in meer of mindere mate aansprakelijk is voor de schade die de andere partij daardoor lijdt. De maatstaf om aansprakelijkheid van de afbrekende partij aan te nemen moet streng en met terughoudendheid worden toegepast. De afbrekende partij zal slechts schadeplichtig zijn als de andere partij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat een overeenkomst tot stand zou komen of als de andere omstandigheden daartoe nopen. Verder zal de afbrekende partij er slechts in uitzonderlijke gevallen toe kunnen worden verplicht om door te onderhandelen.

Bij de bepaling van de omvang van de aansprakelijkheid van de afbrekende partij voor de schade van de andere partij wordt onderscheid gemaakt tussen het positieve en het negatieve contractbelang. Het positieve contractbelang omvat schade zoals de winst die de andere partij had kunnen behalen als de overeenkomst wel tot stand zou zijn gekomen. Het negatieve contractbelang omvat schade zoals de kosten die de andere partij heeft moeten maken tijdens de onderhandelingen en schade als gevolg van een gemiste kans. Van dat laatste is bijvoorbeeld sprake als partijen hadden afgesproken gedurende een bepaalde periode alleen met elkaar te zullen onderhandelen en de andere partij daardoor de kans heeft gemist om met een andere partij tot een overeenkomst te komen.

De onzekerheid over de gevolgen van het afbreken van onderhandelingen kan men deels wegnemen door bijvoorbeeld in een intentieverklaring af te spreken dat de afbrekende partij een break-up fee of boete is verschuldigd. Die vergoeding is dan bedoeld om de schade van de andere partij te dekken en om ervoor te zorgen dat partijen voldoende rekening houden met elkaars gerechtvaardigde belangen.

Afsluiting

Hoe partijen zich tijdens onderhandelingen jegens elkaar moeten gedragen hangt van veel omstandigheden af. Ook om die reden is het verstandig om je bij de totstandkoming van een overeenkomst deskundig te laten adviseren.

Vragen?

Wil je hierover of over een andere contractuele kwestie meer weten, neem gerust contact met ons op. Wij helpen je graag verder.

Robin de Jong

Advocaat ondernemingsrecht bij CERTA Advocaten

[email protected]

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Contractenrecht, Intentieverklaring, Ondernemingsrecht, Opinie, Rompovereenkomst

13 januari 2022

Omdat je verder wilt

The most important employment law changes in the Netherlands for 2022 and the corresponding required actions!

To kick-start the new year, we provide you with a short overview of the most important developments in 2022 for Dutch Employment Law and actions required.

DIRECTIVE ON TRANSPARENT AND PREDICTABLE EMPLOYMENT CONDITIONS – AUGUST 1 2022
The Netherlands must implement this European directive into Dutch law by August 1, 2022. This directive aims to promote more transparent and predictable working conditions.

To do:  Because this Act changes the regulations on, among other things, the study costs clause and the ancillary employment clause, we advise you to review your employment contracts in 2022.

UNEMPLOYMENT INSURANCE CONTRIBUTIONS (WW-premiums)
Since the introduction of the Labour Market in Balance Act (WAB), employers pay a low unemployment (WW) premium for permanent contracts and a high WW premium for flexible contracts. In 2022, the contributions will be slightly lower than in 2021.

In addition, pursuant to the WAB, an employer must pay the high premium retroactively if an employee with an open-ended employment contract for less than 35 hours a week has worked more than 30 percent overtime in a calendar year. This provision has been suspended due to COVID-19, because many employees had to work overtime due to the crisis. This suspension will end on 1 January 2022!

To do:  Pay attention to employees who structurally work overtime with a fixed contract and a limited number of hours.

TAX-FREE HOME-WORK ALLOWANCE – JANUARY 1 2022
As of 1 January 2022, employers can provide their employees with a tax-free home working allowance of up to EUR 2 per day worked from home. The untaxed home working allowance can be provided on a declarative basis or on the basis of a fixed home working pattern. No untaxed home working allowance can be given on days when the employee already receives a travel allowance. Therefore, if an employee works part of the day at home and part of the day on location, he/she is eligible for either a tax-free home office allowance or a travel allowance.

To do: Ask your salary administrator or a payroll tax specialist to arrange this properly. Also think about adjusting the employment contracts or your personnel handbook.

PARENTAL LEAVE ALLOWANCE UNDER THE WORK ANDCARE ACT – AUGUST 2 2022
As of August 2, 2022, employees will be entitled to a parental leave benefit for 9 weeks when taking parental leave. They are then paid 50 % of their daily wage up to 50 % of the maximum daily wage. The paid parental leave must be taken in the child’s first year of life; after that, it is no longer possible. The remaining 17 weeks of the total 26 weeks of parental leave remain unpaid and can be taken until the child’s 8th birthday.

To do:  Adapt your employment contracts or your personnel handbook accordingly.

MORE BALANCED MALE/FEMALE RATIOS AT THE TOP OF THE BUSINESS WORLD – JANUARY 1 2022
The Act on Balanced Gender Relations in Management and Supervisory Boards will enter into force on January 1, 2022. The aim of this Act is to make the ratio of men to women in the top ranks of large companies more balanced. The law introduces a growth quota and an obligation for large public and private companies to set appropriate and ambitious targets for the ratio of men to women on their boards.

To do: Large companies should set appropriate and ambitious targets and report accordingly.

WORK PERMIT FOR FOREIGN EMPLOYMENT ACT – JANUARI 1 2022
A work permit is currently valid for a maximum of one year. As of 1 January 2022, the maximum period will be three years.

HIGHER MINIMUM WAGE – JANUARY 1 2022
The minimum wage is adjusted every six months. As of 1 January 2022, the minimum wage for 21 years and older with full-time employment (usually 36 or 40 hours) is set at € 1,725 gross per month, € 398,10 per week and €79,62 gross per day. This is an increase of 1.41% per month.

INCREASING FLEXWORKERS PARTICIPATION IN WORKCOUNCILS
As of 1 January 2022, the regulations on employee participation are intended to be amended, as a result of which flex workers will be more involved in employee participation. The most important change is in the terms of active and passive voting rights of employees. As a result, employees are allowed to vote and stand for election to works councils after only three months. Temporary agency workers build up participation rights after 15 months instead of 24 months.

HIGHER RETIREMENT AGE – JANUARY 1 2022
The retirement age will rise in 2022 from 66 years and four months to 66 years and seven months.

If you have any questions or would like to update your employment agreements and personnel handbooks, we will be happy to assist.

Barbara Veldmaat
Advocaat|Partner
[email protected]

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Arbeidsrecht, Ondernemingsrecht, Opinie

16 november 2021

Omdat je verder wilt

Meer verweermiddelen voor bestuurders tegen aansprakelijkheidsclaim curator

Op 9 juli jl. heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan die bestuurders van gefailleerde vennootschappen meer mogelijkheden geven om zich te verweren tegen een vordering van een curator uit hoofde van onbehoorlijk bestuur. Bij een faillissement kunnen bestuurders door de curator aansprakelijk worden gesteld voor alle schulden (het boedeltekort). Dit kan het geval zijn als het bestuur zijn taken onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Uit vaste rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat van kennelijk onbehoorlijk bestuur slechts sprake is indien geen redelijk denkend bestuurder – onder dezelfde omstandigheden – zo zou hebben gehandeld. De bewijslast ligt bij de curator; hij moet het onbehoorlijk bestuur aantonen.

De curator wordt echter geholpen in zijn bewijslast door bewijsvermoedens uit artikel 2:248 lid 2 BW. Wanneer een bestuurder niet heeft voldaan aan de boekhoudplicht en/of de jaarrekening niet tijdig heeft gepubliceerd, dan wordt onweerlegbaar vermoed dat het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld. Wel mag het bestuur dan aantonen dat deze onbehoorlijke taakvervulling geen belangrijke oorzaak is van het faillissement. Het bestuur moet dan aantonen dat er een andere oorzaak is geweest die tot het faillissement heeft geleid. In de rechtspraak werd vrij algemeen aangenomen dat dit dan een externe oorzaak zou moeten zijn. In deze uitspraak van 9 juli jl. van de Hoge Raad was echter aan de orde of de bestuurder zich juist ook op interne omstandigheden kon beroepen om het bewijsvermoeden te weerleggen.

In de casus was er sprake van een schending van de boekhoudplicht maar mochten de bestuurders het bewijsvermoeden ontzenuwen door te wijzen op andere oorzaken. De bestuurders stellen dat het handelen van hun voormalig mede bestuurder als een belangrijke oorzaak van het faillissement geldt. Deze voormalig bestuurder zou namelijk kort voor zijn vertrek het gehele resterende werkkapitaal van de failliet naar zichzelf hebben overgemaakt. Daarnaast zou hij een e-mail hebben verstuurd die zou hebben geleid tot verlies van vertrouwen bij leveranciers en afnemers.

Het Gerechtshof verwerpt dit verweer. Het Hof overweegt dat schending van de boekhoudplicht impliceert dat over de gehele linie sprake is van onbehoorlijk bestuur en dat er dus sprake is van collectieve aansprakelijkheid voor het hele bestuur. Het handelen van één bestuurder wordt het gehele bestuur toegerekend. Het Hof geeft dus eigenlijk aan dat alleen een externe oorzaak kan worden aangevoerd ter weerlegging van het bewijsvermoeden.

De Hoge Raad geeft nu in dit arrest van 9 juli jl. echter aan dat ook een interne oorzaak het bewijsvermoeden kan ontzenuwen. De Hoge Raad geeft aan dat niet alleen van buiten komende omstandigheden maar ook het handelen of nalaten van één of meer bestuurders dat op zichzelf geen onbehoorlijke taakvervulling oplevert, voldoende kan zijn voor de ontzenuwing van het bewijsvermoeden. Slaagt de bestuurder dan in de weerlegging, dan is het weer aan de curator om vervolgens aan te tonen dat de kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest. Als de curator het onbehoorlijk bestuur helemaal heeft gestoeld op schending van de boekhoudplicht, dan wordt het voor de curator een lastige bewijsopdracht. Dan moet de curator met concrete andere oorzaken komen die tot het faillissement hebben geleid en die dan ook als onbehoorlijk bestuur kwalificeren.

Bestuurders hebben bij een aansprakelijkheidsclaim nu dus meer verweermiddelen in hun verweer tegen de curator.

Contact

Vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust contact op. Wij helpen je graag verder!

Ernst-Paul Pandelitschka
Partner/advocaat insolventierecht

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Insolventie, Ondernemingsrecht, Opinie

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3
  • Ga naar Volgende pagina »

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV

Storing

Wegens technische omstandigheden zijn wij mogelijk minder goed bereikbaar op het algemene telefoonnummer.
Neem daarom vooral rechtstreeks contact op met een van onze medewerkers.
Excuses voor het ongemak.