• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
    • Sport
  • Nieuws & Kennis
    • Nieuws & Actualiteiten
    • Certa deelt kennis met Pont
    • Certa expert van ABN AMRO
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Insolventie

16 mei 2024

Omdat je verder wilt

CertAlert! Hoofdlijnenakkoord 2024; de juridische aspecten op een rij

Op 16 mei 2024 zijn de formerende partijen tot een hoofdlijnenakkoord gekomen. Hieronder vind je de juridische aspecten die voor jouw organisatie relevant zijn.

Vastgoed- en bestuursrecht: een grote impuls in de woningbouw

  • Bevordering van woningbouwcorporaties: Vergroten van rol in (lage) middenhuur.
  • Optimalisatie Bestaande Woningvoorraad:
    • Uitbreiding van herbestemmingsmogelijkheden;
    • Stimulering van optopping/splitsing van woningen;
    • Toestaan van 'familie-wonen', woningdelen, en permanente bewoning van recreatiewoningen.
  • Versnelling Nieuwbouw:
    • Vergroten van beschikbare grond, prioriteit voor woningbouw;
    • Identificatie nieuwe gebieden voor grootschalige woningbouw;
    • Stimulering beschikbare en betaalbare bouwgrond;
    • Versnelling van procedures, beperking beroepsprocedures, wegwerking struikelblokken en instelling van klankbordgroepen omwonenden.
  • Waarborgen Betaalbaarheid:
    • Minimum 30% sociale huur bij nieuwbouw, met lokale differentiatie;
    • Meer betaalbare woningen voor middeninkomens;
    • Huurbeleid gericht op betaalbaarheid en investeringen;
    • Vaststelling huurontwikkeling en stimulering van diverse huursegmenten.
  • Stimulering Huurwoningenbouw:
    • Vermindering van regel- en belastingdruk;
    • Bindende afspraken met woningbouwcorporaties.
  • Maatregelen voor Koopwoningen:
    • Handhaving fiscale positie eigen woning;
    • Maximering stijging gemeentelijke woonlasten;
    • Programmering van voldoende koopwoningen voor ouderen;
    • Onderzoek naar sociale koopmogelijkheden voor huurders;
    • Handhaving hypotheekrenteaftrek en eigenwoningforfait.

Arbeidsrecht: maatregelen die gericht zijn op zekerheid en meedoen op de arbeidsmarkt

  • Zekerheid en verlichting vanaf 2025:
    • Zekerheid op de arbeidsmarkt wordt gestimuleerd, bijvoorbeeld voor ZZP’ers. De wetsbehandeling van de Wet verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (VBAR) en de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (WTTA) wordt voortgezet;
    • Regulering van de uitzendsector en bevordering van meer vaste contracten;
    • Maatregelen worden genomen om de personeelskrapte aan te pakken, zoals het aantrekkelijker maken van werken in de zorgsector. Er wordt gestreefd naar meer autonomie, loopbaanperspectief en goede arbeidsvoorwaarden voor zorgpersoneel;
    • Er komt een herstelplan voor de kwaliteit van het onderwijs met aandacht voor de positie van leraren en vermindering van regeldruk;
    • Verbetering van arbeidsvoorwaarden en veteranenzorg bij Defensie.
  • Bescherming Arbeidsmigranten:
    • Implementatie van aanbevelingen Aanjaagteam bescherming arbeidsmigranten;
    • Strengere aanpak malafide uitzendconstructies en regulering van uitzendbranche.
  • Handhaving en Regulering:
    • Tewerkstellingsvergunningplicht voor niet-EU-arbeidsmigranten met verhoogde handhaving;
    • Verantwoordelijkheid werkgevers voor huisvesting en taalonderwijs arbeidsmigranten;
    • Evaluatie fiscale voordelen onder extraterritoriale kostenregeling.

Ondernemings- en insolventierecht: prioriteit voor het verbeteren van het vestigingsklimaat

  • Stimulering van ondernemerschap met een afwegingskader voor de vestiging van nieuwe bedrijven.
  • Verbetering van het vestigingsklimaat met aandacht voor fiscale maatregelen.
  • Bestrijding van corruptie met een rijksbrede aanpak.
  • Reductie van regeldruk door betrokkenheid van adviescollege en uitvoeringsinstanties bij beleidsvorming.
  • Ondersteuning van bedrijven in energietransitie en oplossen van netcongestie.
  • Bewaking van energiekosten om concurrentievermogen te behouden.
  • Geen nieuwe nationale toevoegingen aan Europees beleid om extra regeldruk te voorkomen.
  • In wetgeving en beleid rekening houden met gevolgen voor kleine ondernemers om werkgelegenheid te stimuleren.
  • Versteviging van InvestNL als investeringsvehikel voor innovatie en economische
  • Terugdraaien van recente lastenverzwaringen voor ondernemers en verlaging van de energiebelasting.

Vragen over wat deze hervormingen voor uw organisatie betekenen? Neem contact op met Barbara Veldmaat of Werner Altenaar

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Arbeidsrecht, Insolventie, Ondernemingsrecht, Opinie, Vastgoedrecht, Woningcorporaties

11 april 2024

Omdat je verder wilt

Akkoord aanbieden aan de schuldeisers? Wacht niet te lang met inwinnen van advies!

Veel ondernemers hebben forse belastingschulden en laten in sommige gevallen ook nog andere schuldeisers onbetaald. Er is weer een voorzichtige stijging in het aantal faillissementen. Diverse ondernemers kloppen bij ons aan voor hulp bij een akkoord met schuldeisers.

Helaas constateren wij dat veel ondernemers eigenlijk te lang wachten om hun schulden te saneren en dus te laat bij ons aankloppen. Zo had de belastingdienst een tijdelijke versoepeling voor fiscale sanering, die echter per 1 april jl. is afgelopen. De belastingdienst wenst vanaf 1 april 2024 weer tenminste het dubbele percentage te ontvangen van wat aan de concurrente schuldeisers wordt aangeboden.

Een ondernemer weet best nog hoe lang de onderneming heeft om aan de lopende verplichtingen te voldoen. Voor een crediteurenakkoord moet je echter eerder aan de bel trekken.

Een crediteurenakkoord kan op de oude wijze worden aangeboden maar dan moeten alle schuldeisers instemmen met het akkoord of een akkoord wordt aangeboden middels een zogeheten WHOA-traject. Bij een WHOA-traject kunnen ook tegenstemmende schuldeisers worden gedwongen mee te gaan in een akkoord. Dat klinkt aantrekkelijk. Dan moet de onderneming wel op tijd daar mee een aanvang nemen. Rechtbanken wijzen WHOA-verzoeken regelmatig (al) af omdat de onderneming eigenlijk al in een staat van faillissement verkeert. Maak dus tijdig een liquidatieplanning!

Een WHOA traject is daarnaast helaas behoorlijk kostbaar. Dit traject kost al snel een bedrag tussen de € 30.000 en € 60.000. Naast juridisch advies dient u ook een onafhankelijk financieel expert in de arm te nemen, nu bij een WHOA traject de reorganisatiewaarde van de onderneming moet worden berekend om vast te stellen dat de onderneming in de kern gezond is. Daarvoor moeten de administratieve en juridische stukken op orde zijn. De onderneming moet onderbouwen dat deze na het akkoord levensvatbaar is.

De bank en/of belastingdienst moeten op de aan te leveren cijfers kunnen vertrouwen. Dat geldt natuurlijk ook voor de andere crediteuren. Het voorbereiden van een WHOA-traject duurt al snel 2 à 3 maanden. De onderneming moet haar verplichtingen al die tijd blijven voldoen. Dus nogmaals, vraag tijdig advies!

Bij het voorbereiden van een crediteurenakkoord moeten naast het in orde brengen van de administratie, organisatie en juridische stukken, ook de te nemen herstructureringsmaatregelen gereed zijn. Bij het WHOA-traject zal ook de wijze waarop de schuldeisers in verschillende klassen worden behandeld in kaart worden gebracht. Daarna moeten de belangrijkste stakeholders zoals de bank (financiers), belastingdienst en belangrijkste leveranciers worden benaderd om te kijken of ze mee willen werken aan het voorgestelde akkoord. Deze gesprekken kunnen leiden tot aanscherping van het akkoord.

Vervolgens kan er worden gesproken met de schuldeisers die in een faillissement ook betaald krijgen. Als deze “in the money” crediteuren akkoord zijn, dan is dat een sterk argument naar de overige crediteuren (die kunnen bij een WHOA-traject worden overruled door de “in the money” crediteuren).

Is de onderneming minder groot en het aantal crediteuren idem dito, dan is het “ouderwetse” crediteurenakkoord ook mogelijk. Dan geldt echter wel dat er overeenstemming moet zijn met alle crediteuren.

Heeft u een problematische schuldenlast? Win dan op tijd advies in! Certa Advocaten werkt samen met een team van experts op financieel gebied. Neem (tijdig) contact met ons op als u ziet dat er sprake is of een problematische schuldpositie dreigt.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Insolventie, Opinie

19 februari 2024

Omdat je verder wilt

MKB in zwaar weer: een korte analyse

Het aantal faillissementen neemt de laatste tijd weer toe. Daarvoor zijn meerdere oorzaken aan te wijzen, zoals inflatie, stijging van de lonen en de incasso van de coronaschulden.

In dit artikel zal met name aandacht worden besteed aan het MKB in zwaar weer. Eerst zullen de faillissementscijfers worden besproken, waarna ook kort bij de WHOA wordt stilgestaan. Afsluitend wordt het onderhands crediteurenakkoord toegelicht, wat voor MKB’ers in zwaar weer nog steeds de aangewezen weg lijkt.

Toename faillissementen
De rechtspraak publiceert de faillissementscijfers, die vervolgens door het CBS worden gekoppeld aan andere informatie. Volgens de cijfers van het CBS, zijn er in totaal 2.145 faillissementen – rechtspersonen én eenmanszaken – uitgesproken in 2022. In de maand december van 2022 zijn de meeste faillissementen uitgesproken, namelijk 269. In 2023 is het totaalaantal faillissementen gestegen naar 3.315. In december van dat jaar werden 390 faillissementen uitgesproken. Ook de cijfers van januari 2024 zijn bekend. In totaal werden er in deze maand 366 faillissementen uitgesproken. Ter vergelijking: in januari 2023 waren dat er 228.

Het betreft met name bedrijven in de handel, de bouwnijverheid en financiële instellingen. De voorlopige cijfers voor december 2023 en januari 2024 zijn dat er respectievelijk 264 en 359 “bedrijven en instellingen” (dus geen eenmanszaken) failliet zijn gegaan.

Terugbetalen fiscus
De fiscus is eind 2023 begonnen met het actief incasseren van de openstaande coronasteun en de openstaande belastingen. Dit betekent dat de maandelijkse kosten stijgen, terwijl de onderneming onvoldoende omzet heeft om deze stijging te kunnen dragen.

Eerste bevindingen WHOA
In een rapport over de eerste bevindingen van de WHOA (“Wet Homologatie Onderhands Akkoord”) die in 2021 van kracht werd, wordt ook stilgestaan bij hoe geschikt deze is gebleken voor het MKB.[1] De bevindingen zijn onder andere:

  • dat er hoge kosten gemoeid zijn met het inwinnen van (juridisch en financieel) advies omtrent de voorbereiding van het WHOA-traject en dat ook de kosten tijdens het traject hoog blijven;
  • dat het voor een MKB-ondernemer lastig is om de financiering voor het akkoord (tijdig) te verkrijgen;
  • dat er veel onzekerheid is over de duur, het verloop en de uitkomst van een WHOA-traject, waardoor MKB’ers op voorhand niet goed kunnen inschatten waar ze aan toe zijn.

Optie: onderhands akkoord
Een onderhands akkoord is een akkoord dat een ondernemer sluit met zijn schuldeisers. Dat hoeven niet alle schuldeisers te zijn; een ondernemer mag daarin een onderscheid maken als daarvoor een goede reden is.

Bij een onderhands akkoord wordt aan de schuldeisers een percentage van de vordering aangeboden. Voor het restant verleent de schuldeiser finale kwijting. Stemmen alle schuldeisers hiermee in – en betaalt de ondernemer vervolgens dit percentage uit – dan kan daarmee een groot deel van de schuldenlast worden gesaneerd.

Ook de fiscus kan worden betrokken in een onderhands akkoord. Omdat de fiscus een preferente positie inneemt op basis van de wet, vraagt de fiscus over het algemeen het dubbele percentage dat aan de concurrente (de “gewone”) schuldeisers wordt aangeboden. In ieder geval kan de fiscus tot 1 april 2024 ook instemmen met een gelijk percentage. Dat biedt kansen voor in de kern gezonde ondernemingen, die lijden onder een zware (corona)schuldenlast.

———————————

[1] Evaluatie Wet homologatie onderhands akkoord, o.a. Prof. Mr. F.M.J. Verstijlen, 18  december 2023, p. 62 en 63.

Zou u willen overleggen over de (financiële) situatie van uw onderneming? Floor Lintjes en Lisanne Drenth denken graag mee u mee.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursaansprakelijkheid, Insolventie, Opinie

20 september 2023

Omdat je verder wilt

De BKR-registratie in faillissement: een uitdaging

Het is een veelbesproken onderwerp en voor de meeste consumenten (zeker met het oog op het kopen van een huis) ongewenst om ermee te maken te krijgen: de BKR-registratie. Gedurende de looptijd van een kredietovereenkomst kun je te maken krijgen met de BKR-registratie. Is de schuld afgelost? Dan ben je niet zomaar van die BKR-registratie af. Vijf (!) jaar nadat de kredietaanbieder laat weten dat de kredietovereenkomst is beëindigd, wordt de BKR-registratie pas verwijderd. Er kan een verzoek worden gedaan om de verwijdering eerder plaats te laten vinden, maar daarvoor moet een procedure worden gestart.

Minister Schouten pleit voor een verkorting van deze termijn naar zes maanden, wanneer sprake is van een (geslaagd) schuldhulpverleningstraject. Bijvoorbeeld door (gedeeltelijke) aflossing van de schuld op basis van een getroffen regeling. Eigenlijk zou deze verkorte termijn ook dienen te gelden wanneer een krediet is afgelost c.q. beëindigd buiten een schuldhulpverleningstraject. Deze consumenten hebben recht op een “schone lei”.

Het organiseren van het verwijderen van de BKR-registratie kan – met name in geval van een faillissement – een uitdaging zijn. Een recent voorbeeld is het faillissement van Direct Pay Services (DPS). DPS kocht vorderingen uit hoofde van niet-betaalde rekeningen op consumenten op van telefoon- en postorderbedrijven. De vorderingen variëren van een paar tientjes tot honderden euro’s. DPS trachtte vervolgens deze vorderingen te incasseren. De vorderingen op de consumenten die niet aan hun betaalverplichtingen hebben voldaan, vallen in het faillissement.

De aangestelde curator heeft toegang tot de administratie van gefailleerde. Dit geldt ook voor de debiteurenportefeuille. De curator heeft kenbaar gemaakt dat het in het geval van DPS zou gaan om dossiers van 350.000 particulieren. Ruim 21.000 daarvan zouden bij het BKR geregistreerd zijn. De vraag is of op de curator de taak rust om iets met deze BKR-registraties te doen, zeker nu de particulieren door het faillissement geen toegang meer hebben tot hun (digitale) dossier.

De taak van een curator is op grond van de wet het beheren en vereffenen van de failliete boedel. Daarbij treedt de curator op in het belang van de gezamenlijke schuldeisers. In het faillissement van DPS heeft de curator gemeld zich op het standpunt te stellen dat het “ongedaan maken” van de BKR-registraties niet tot zijn taak behoort.

Dat klinkt nogal cru; nu de curator toegang heeft tot de administratie en mogelijk de enige is die instructies aan de stichting BKR kan verstrekken. Daartegenover staat ook de schier onmogelijke taak van de curator om alle (BKR) posities te controleren en de administratie daarbij ook nog eens gebrekkig is. Daarbij speelt ook nog een rol dat de boedel ‘leeg’ is en niet over voldoende middelen beschikt om de curator of anderen te betalen.

De consumenten vallen daarmee tussen wal en schip, want bij wie kunnen ze dan wel aankloppen? Kennelijk niet bij de curator, maar ook niet bij stichting BKR nu zij – op basis van de gebruikelijke werkwijze – een bevestiging van DPS nodig hebben. Een procedure starten is kostbaar, zodat (toch) het bewerkstelligen via de curator de meest eenvoudige weg – voor de consumenten – lijkt te zijn.

Vooralsnog is de curator daar niet toe bereid. In onze optiek is dat gezien bovenstaande begrijpelijk. Het past ook niet bij de kerntaken van de curator om zich tegen BKR-registraties aan te bemoeien. Bovendien zouden de consumenten ook zelf over de (nodige) informatie moeten kunnen beschikken, waarmee stichting BKR – in een situatie van faillissement – kan worden geïnformeerd. Het verzoek komt dan weliswaar niet van de kredietverstrekker, maar als duidelijk is gemaakt (aan de hand van stukken) door de consument dat de vordering is ingelost, dan wel is verjaard, dan wel er een schuldenregeling tot stand is gekomen, zou dit ook geaccepteerd moeten kunnen worden. Het BKR zou dan, zeker in geval van een faillissement als DPS, gebruik moeten kunnen maken van een hardheidsclausule om zo (benadeelde) consumenten verder leed te besparen.

Inmiddels is duidelijk dat er Kamervragen zijn gesteld aan minister Schouten. Een antwoord op de vragen ligt er nog niet, maar mogelijkerwijs volgt een passende oplossing vanuit de politiek. In de tussentijd lijkt het BKR wel tot enige beweging bereid door de 21.000 noteringen (tijdelijk) te schrappen, maar een definitieve oplossing is dat niet. De consument lijkt (in ieder geval voorlopig) de verliezer en kan niet van de BKR registratie af. De politiek is dus aan zet.

Wij wachten de antwoorden op de Kamervragen af. Voor vragen over dit artikel of andere vraagstukken rondom faillissementen kan contact op worden genomen met Cedric de Breet en/of Macy Weij.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, Insolventie

25 augustus 2023

Omdat je verder wilt

Bestuurdersaansprakelijkheid en matigingsgronden

In het algemeen zijn niet de bestuurders van een rechtspersoon aansprakelijk, maar de rechtspersoon zelf. Op deze hoofdregel zijn echter uitzonderingen. Zo kunnen bestuurders, in het geval van een faillissement van de rechtspersoon waarvan zij bestuurder zijn, door de curator aansprakelijk worden gesteld als er sprake is van onbehoorlijk bestuur.

Als niet is voldaan aan de boekhoudplicht of wanneer de jaarrekeningen niet tijdig zijn gedeponeerd, dan geldt dat als onbehoorlijk bestuur en wordt vermoed dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De bestuurder kan daartegen verweer voeren door aan te tonen dat het faillissement door andere (externe) oorzaken is ontstaan. Op basis hiervan kunnen bestuurders aansprakelijk worden gesteld voor het gehele boedeltekort. Dat is het totaalbedrag aan de schulden dat niet kan worden voldaan, en dat kan uiteraard behoorlijk in de papieren lopen.

Bestuurdersaansprakelijkheid, artikelen 2:138 en 2:248 BW, onbehoorlijk bestuur
Een veel gebruikte grond voor de curator om de bestuurders aansprakelijk te stellen, zijn de artikelen 2:138 (voor de NV) en 2:248 BW (voor de BV).

Op grond van dit artikel is een bestuurder aansprakelijk voor het boedeltekort als:

1) hij zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld; en
2) aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.

In het vierde lid van dit artikel is bepaald dat de rechter het bedrag waarvoor de bestuurders aansprakelijk zijn, kan verminderen wanneer hij dit bovenmatig doordeelt, gelet op de aard en de ernst van de onbehoorlijke taakvervulling door het bestuur, de andere oorzaken van het faillissement, alsmede de wijze waarop dit is afgewikkeld. Daarbij kunnen ook de periode waarin de betreffende bestuurder als zodanig in functie is geweest en de periode waarin de onbehoorlijke taakvervulling plaatsvond een rol spelen.

Hoge Raad 21 april 2023
De wet geeft hiermee dus een mogelijkheid voor de rechter om het bedrag waarvoor een bestuurder aansprakelijk wordt gesteld, te matigen. Dit onderwerp is aan de orde gekomen in een uitspraak van de Hoge Raad 21 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:635. De specifieke vraag waar het in dit arrest om draait, is of de matigingsgronden in lid 4 van artikel 2:248 BW limitatief zijn.

De zaak draait feitelijk om twee bestuurders van een grote groep vennootschappen. De verschillende vennootschappen in deze groep werden failliet verklaard. De curator kwam na onderzoek tot de conclusie dat de bestuurders zich schuldig hadden gemaakt aan onbehoorlijk bestuur en dat zij aansprakelijk zijn voor het boedeltekort in het faillissement.

Hof
Deze zaak kwam eerst bij de rechtbank en het hof aan de orde voordat deze werd voorgelegd aan de Hoge Raad. Door het hof was een deskundige aangesteld die de oorzaken van het faillissement ging onderzoeken. Deze kwam tot de volgende conclusies:

  • de bestuurders hadden essentiële onderdelen van de bestuurstaak verwaarloosd, terwijl op dat moment juist alertheid benodigd was;
  • de bestuurders waren bezig met een herstructurering, hetgeen tot gevolg had dat op een kritisch moment de solvabiliteit en liquiditeit van de ondernemingen verslechterde;
  • deze herstructurering vond plaats op een manier dat andere vennootschappen van de twee bestuurders daar beter van werden (door verrekening en het doen van dividenduitkeringen).

Het hof komt tot de conclusie dat 1) sprake is van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling en 2) dat die kennelijk onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Op grond hiervan werd geoordeeld dat de bestuurders aansprakelijk zijn voor het boedeltekort. Maar vervolgens werd het bedrag waarvoor de bestuurders aansprakelijk zijn gematigd tot 10% van het boedeltekort door “alle omstandigheden” in aanmerking te nemen, waaronder het feit dat de twee bestuurders zichzelf door de jaren heen een geringe beloning voor hun werkzaamheden hebben uitgekeerd.

Hoge Raad
De curator is het niet eens met het hof en gaat in cassatie. De curator vindt onder andere dat het hof niet “alle omstandigheden” had kunnen nemen, omdat dit niet in lid 4 van artikel 2:248 BW staat. De Hoge Raad is het eens met de curator dat voor een matiging van het boedeltekort strikt gekeken moet worden naar de tekst van lid 4 van artikel 2:248 BW. Daarin staat een limitatieve opsomming. Het hof heeft onvoldoende inzicht gegeven in zijn gedachtegang waarom “alle omstandigheden” aanleiding geven tot een matiging en ook nog tot een dusdanig forse matiging (van 100% naar 10%).

De moraal van het verhaal
Bestuurders dienen zich goed te realiseren dat zij het risico lopen om aansprakelijk te worden gesteld. Er zijn zeker verweermogelijkheden, maar wanneer onbehoorlijk bestuur is vastgesteld, ligt de bewijslast om dit te ontkrachten bij de bestuurder. De rechter kan het bedrag waarvoor de bestuurders aansprakelijk zijn wel matigen, maar de gronden daarvoor zijn beperkt en kunnen niet worden uitgebreid.

Wilt u meer weten over dit onderwerp of over bestuurdersaansprakelijkheid, dan kunt u zich wenden tot Floor Lintjens en Seerp Gratama.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, Bestuursaansprakelijkheid, Insolventie

16 februari 2023

Omdat je verder wilt

Extra vereisten voor de turboliquidatie in de maak

De Turboliquidatie voorziet op dit moment nog in een gemakkelijke manier om een vennootschap zonder baten en zonder of met schulden via enkele administratieve stappen te ontbinden. Het is daarmee een instrument om inactieve vennootschappen zonder al te veel administratieve lasten op te ruimen. Maar omdat misbruik van turboliquidatie door onwelwillende bestuurders – en daarmee het bekaaid achterlaten van de schuldeisers – op de loer ligt, worden er extra wettelijke vereisten voor de turboliquidatie voorbereid.

In mijn eerdere artikel ging ik al in op de mogelijkheid om via een zogeheten turboliquidatie een (inactieve) vennootschap zonder baten te ontbinden, simpelweg door het invullen van een formulier van de Kamer van Koophandel en het nemen van een ontbindingsbesluit door de vergadering van aandeelhouders. Het woord turboliquidatie is trouwens geen wettelijke term. Gezien het feit dat er geen baten te gelden worden gemaakt en er dus geen vereffening plaatsvindt, zou de naam turbo-ontbinding eigenlijk meer op zijn plaats zijn.

De turboliquidatie is nuttig indien deze mogelijkheid gebruikt wordt om lege vennootschappen op te ruimen. Maar het doorlopen van deze relatief eenvoudige procedure kan er ook toe leiden dat de schuldeisers van de vennootschap zonder hun medeweten of instemming geconfronteerd kunnen worden met een ‘verdwenen’ debiteur.

Schuldeisers kunnen in sommige gevallen optreden tegen een onterechte turboliquidatie. Zo kan een schuldeiser bijvoorbeeld alsnog het faillissement van de vennootschap aanvragen indien deze bekend is met een (potentiële) bate van de vennootschap. Van een dergelijke bate hoeft slechts summierlijk – na een kort en eenvoudig onderzoek – te blijken. Een mogelijke vordering van de rechtspersoon of van de curator tegenover bestuurders of commissarissen is ook aan te merken als een (potentiële) bate van de vennootschap.

Het is voor de schuldeiser ook mogelijk het bestuur aansprakelijk stellen indien er onrechtmatig door het bestuur is gehandeld door de onderneming via een turboliquidatie te ontbinden. Ook kan de schuldeiser de rechtbank verzoeken de vereffening te ‘heropenen’ om zo de bate alsnog te laten vereffenen. Aan het aanvragen van het faillissement of het starten van een gerechtelijke procedure zijn echter kosten verbonden. Zeker bij een faillissement van de vennootschap, is het maar zeer de vraag of de schuldeiser ooit betaling van zijn vordering zal ontvangen.

Ter bescherming van de belangen van de schuldeisers is het wetsvoorstel Tijdelijke Wet Transparantie Turboliquidatie in het leven geroepen. De meest in het oog springende wijziging in dit wetsvoorstel is de verplichting van het bestuur om binnen 14 dagen na de ontbinding (kort gezegd) een balans en een staat van baten en lasten van de afgelopen twee jaren te deponeren. Na deponering van deze stukken dient het bestuur daarvan onverwijld schriftelijk mededeling te doen aan de schuldeisers van de vennootschap.

Hoewel schending van de deponeringsplicht kwalificeert als een economisch delict, is aan schending van de daarop volgende meldingsplicht in het wetsvoorstel geen sanctie verbonden. De turboliquidatie kan de schuldeisers dus nog steeds geheel ontgaan. Wel worden in het wetsvoorstel de mogelijkheden uitgebreid voor het opleggen van een bestuursverbod aan het bestuur van de ontbonden vennootschap. Het bestuursverbod dient op verzoek van het openbaar ministerie aan de rechtbank te worden voorgelegd. Het is daarmee de vraag in hoeverre het OM van deze mogelijkheid gebruik gaat maken.

Al met al vermoed ik dat de impact van het de Tijdelijke Wet Transparantie Turboliquidatie gering zal zijn. Voor het bestuur heeft de wetswijziging (een kleine hoeveelheid) meerwerk tot gevolg, maar de sancties bij niet nakoming van deze verplichtingen zijn beperkt. De schuldeiser van de vennootschap voelt zich wellicht gesterkt door de aanvullende vereisten, maar is in geval van niet nakoming door het bestuur vervolgens afhankelijk van de inspanningen van het OM.

Mocht u – bijvoorbeeld als bestuurder die voornemens is zijn/haar vennootschap via een turboliquidatie te ontbinden of als schuldeiser die zich geconfronteerd ziet met een via turboliquidatie ontbonden debiteur – nog vragen hebben, neem dan gerust contact op met een van onze specialisten.

Lisanne Drenth
Advocaat insolventierecht
[email protected]

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Insolventie, Ondernemingsrecht, Opinie

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3
  • Pagina 4
  • Ga naar Volgende pagina »

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Rechten & informatie voor natuurlijke personen, wederpartijen

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
    • Sport
  • Nieuws & Kennis
    • Nieuws & Actualiteiten
    • Certa deelt kennis met Pont
    • Certa expert van ABN AMRO
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV