• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Archief voor 2022

25 augustus 2022

Omdat je verder wilt

Na een ontploffing moet een horecagelegenheid vaak de deuren sluiten op bevel van de burgemeester

Het aantal faillissementen neemt de laatste tijd weer toe. Daarvoor zijn meerdere oorzaken aan te wijzen, zoals inflatie, stijging van de lonen en de incasso van de coronaschulden.

In dit artikel zal met name aandacht worden besteed aan het MKB in zwaar weer. Eerst zullen de faillissementscijfers worden besproken, waarna ook kort bij de WHOA wordt stilgestaan. Afsluitend wordt het onderhands crediteurenakkoord toegelicht, wat voor MKB’ers in zwaar weer nog steeds de aangewezen weg lijkt.

Toename faillissementen
De rechtspraak publiceert de faillissementscijfers, die vervolgens door het CBS worden gekoppeld aan andere informatie. Volgens de cijfers van het CBS, zijn er in totaal 2.145 faillissementen – rechtspersonen én eenmanszaken – uitgesproken in 2022. In de maand december van 2022 zijn de meeste faillissementen uitgesproken, namelijk 269. In 2023 is het totaalaantal faillissementen gestegen naar 3.315. In december van dat jaar werden 390 faillissementen uitgesproken. Ook de cijfers van januari 2024 zijn bekend. In totaal werden er in deze maand 366 faillissementen uitgesproken. Ter vergelijking: in januari 2023 waren dat er 228.

Het betreft met name bedrijven in de handel, de bouwnijverheid en financiële instellingen. De voorlopige cijfers voor december 2023 en januari 2024 zijn dat er respectievelijk 264 en 359 “bedrijven en instellingen” (dus geen eenmanszaken) failliet zijn gegaan.

Terugbetalen fiscus
De fiscus is eind 2023 begonnen met het actief incasseren van de openstaande coronasteun en de openstaande belastingen. Dit betekent dat de maandelijkse kosten stijgen, terwijl de onderneming onvoldoende omzet heeft om deze stijging te kunnen dragen.

Eerste bevindingen WHOA
In een rapport over de eerste bevindingen van de WHOA (“Wet Homologatie Onderhands Akkoord”) die in 2021 van kracht werd, wordt ook stilgestaan bij hoe geschikt deze is gebleken voor het MKB.[1] De bevindingen zijn onder andere:

  • dat er hoge kosten gemoeid zijn met het inwinnen van (juridisch en financieel) advies omtrent de voorbereiding van het WHOA-traject en dat ook de kosten tijdens het traject hoog blijven;
  • dat het voor een MKB-ondernemer lastig is om de financiering voor het akkoord (tijdig) te verkrijgen;
  • dat er veel onzekerheid is over de duur, het verloop en de uitkomst van een WHOA-traject, waardoor MKB’ers op voorhand niet goed kunnen inschatten waar ze aan toe zijn.

Optie: onderhands akkoord
Een onderhands akkoord is een akkoord dat een ondernemer sluit met zijn schuldeisers. Dat hoeven niet alle schuldeisers te zijn; een ondernemer mag daarin een onderscheid maken als daarvoor een goede reden is.

Bij een onderhands akkoord wordt aan de schuldeisers een percentage van de vordering aangeboden. Voor het restant verleent de schuldeiser finale kwijting. Stemmen alle schuldeisers hiermee in – en betaalt de ondernemer vervolgens dit percentage uit – dan kan daarmee een groot deel van de schuldenlast worden gesaneerd.

Ook de fiscus kan worden betrokken in een onderhands akkoord. Omdat de fiscus een preferente positie inneemt op basis van de wet, vraagt de fiscus over het algemeen het dubbele percentage dat aan de concurrente (de “gewone”) schuldeisers wordt aangeboden. In ieder geval kan de fiscus tot 1 april 2024 ook instemmen met een gelijk percentage. Dat biedt kansen voor in de kern gezonde ondernemingen, die lijden onder een zware (corona)schuldenlast.

———————————

[1] Evaluatie Wet homologatie onderhands akkoord, o.a. Prof. Mr. F.M.J. Verstijlen, 18  december 2023, p. 62 en 63.

Zou u willen overleggen over de (financiële) situatie van uw onderneming? Floor Lintjes en Lisanne Drenth denken graag mee u mee.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Vastgoedrecht, Horeca, Huurovereenkomst, Huurrecht, Opinie, Sluitingsbevel

8 augustus 2022

Omdat je verder wilt

Voorkom dat de burgemeester jouw bedrijfspand jarenlang sluit en je vastzit aan de huurder bij drugs(productie). Welke stappen kan je als beheerder of eigenaar tegen de gemeente en huurder ondernemen?

Inleiding

Bij de vondst van drugs en/of andere verboden middelen dan wel goederen waarmee de drugs wordt vervaardigd mogen burgemeesters een bedrijfspand sluiten. Als vastgoedeigenaar word je geconfronteerd met een gesloten pand dat niemand mag betreden. De ruimte kan niet worden verhuurd of verkocht. Als eigenaar lijd je hierdoor schade. De in het oog springende trend bij bedrijfspanden is om het voor onbepaalde tijd te sluiten. Dit zorgt voor onzekerheid: wanneer mag het pand weer open en gebruikt worden? Er voltrekken zich rampscenario´s waarbij bedrijfspanden – jaren – gesloten zijn.

In dit artikel lees je over het sluitingsbevel, wat de mogelijkheden tot heropening zijn, hoe de kans zich voordoet om de huurovereenkomst te beëindigen en wat je als eigenaar kunt doen om je schade vergoed te krijgen. Tot slot lees je onze conclusie en de gevolgen voor de praktijk.

Sluitingsbevel

Bij verkoop, levering, verstrekking of aanwezigheid van een handelsvoorraad drugs, mag de burgemeester het bedrijfspand sluiten. Dit is een bevoegdheid op basis van de Wet Damocles. Hiervan maakt de burgemeester gebruik door middel van een sluitingsbevel. Daarmee wordt betreding en gebruik van het pand verboden.

Het doel van de sluiting is om de openbare orde te herstellen. Hiervoor is een periode van rust nodig. Met een sluiting wordt beoogd het risico op herhaling te verkleinen. Ook wordt een signaal afgegeven richting de buitenwereld dat in het pand geen activiteiten meer kunnen plaatsvinden die een gevaar zijn voor de openbare orde. Een pand kan dan bijvoorbeeld niet langer gebruikt worden voor of doelwit zijn van criminele doeleinden of handelingen.

Evenredigheid

Bij de sluiting moet de burgemeester beoordelen of de gevolgen van een sluiting  “evenredig” zijn. Met andere woorden, of de sluiting wel in de juiste verhouding staat tot het doel. In de rechtspraak zien wij een trend dat de bestuursrechter strenger controleert of de sluiting evenredig is. De burgemeester moet dit “deugdelijk motiveren” en rekening houden met (de samenloop van) alle omstandigheden. Het is onvoldoende dat de burgemeester slechts verwijst naar diens beleid. In de praktijk kan dit betekenen dat de burgemeester moet volstaan met een waarschuwing of een kortere sluitingsduur.

In ons artikel over sluiting van woningen gaan wij daar dieper op in.

Sluitingsduur

De sluitingsduur hangt samen met het herstel van de openbare orde. Dit is steeds maatwerk, omdat elk geval anders is. Opmerkelijk genoeg, is bijvoorbeeld het uitgangspunt van het beleid van de burgemeester van Amsterdam dat “publiek toegankelijke en niet publiek toegankelijke inrichtingen en lokalen” voor onbepaalde tijd worden gesloten. Naar onze mening laat de burgemeester hiermee na af te wegen welke sluitingsduur proportioneel is en schuift zij de verantwoordelijkheid voor de intrekking van het sluitingsbevel af op de eigenaar. De burgemeester miskent hiermee haar verplichting om zich te vergewissen of de noodzaak voor sluiting op een zeker moment nog bestaat. Wij hebben hierover procedures lopen om dit aan te kaarten.

Volgens het beleid acht de burgemeester van Amsterdam de sluitingsduur mede afhankelijk van de tijd die nodig is voor het nemen van maatregelen door de exploitant en/of eigenaar. Daarom is het belangrijk dat je als eigenaar spoedig gepaste actie onderneemt – ook tegen de huurder (lees hieronder).

Mogelijkheden heropening

Om het pand te heropen, kun je als eigenaar een zogenoemd “heropeningverzoek” indienen. Hiermee vraag je de burgemeester het sluitingsbevel in te trekken. De burgemeester doet dit niet zomaar en moet kort gezegd vertrouwen erin hebben dat de openbare hersteld is en er geen risico op recidive is.

In de meeste gevallen adviseren wij niet op één paard te wedden. Je kunt als eigenaar – naast het heropeningsverzoek – tegen het sluitingsbevel bezwaar maken en een voorlopige voorziening aan de voorzieningenrechter vragen. Na de bezwaarfase staat beroep bij de bestuursrechter open. Hiermee vergroot je onder omstandigheden de kansen op vlottere heropening en schadevergoeding.

Beëindiging van de huurovereenkomst en ontruiming

Als verhuurder heb je bij een sluiting door de burgemeester in principe de bevoegdheid om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. De openbare orde is door de huurder verstoord. Dit betekent dat je als verhuurder een brief kan sturen naar jouw huurder met de mededeling dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk wordt ontbonden en waarin je een termijn geeft om het bedrijfspand vrijwillig te ontruimen. Dit kan pas op het moment dat het gehuurde ook daadwerkelijk is gesloten. Indien de burgemeester alleen het voornemen heeft geuit is dat dus nog te vroeg. Let wel op: de huurder kan de bedrijfsruimte indien deze is gesloten niet betreden en dus ook niet ontruimen. De ontruiming dient met instemming van de gemeente plaats te vinden of na intrekking van het sluitingsbevel. Indien de huurder het gehuurde niet vrijwillig wil ontruimen, kan in een procedure ontruiming worden gevorderd.

De civiele rechter zal – bij verweer van de huurder – toetsen of de verhuurder naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid (proportionaliteitstoets). De verhuurder moet aantonen dat het evenredig was om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Daarbij mag de ontbinding geen misbruik van bevoegdheid opleveren. De rechter kan meewegen in hoeverre de huurder een verwijt kan worden gemaakt. In het geval sprake is van een hennepkwekerij of drugsvondst wordt dit in principe wel aangenomen. Wij adviseren de verhuurder om in de brief met de buitengerechtelijke ontbinding zijn overwegingen om tot ontbinding over te gaan aan de huurder mede te delen.

Het eindigen van de huurovereenkomst is vaak van groot belang voor het heropeningsverzoek. Als de huurder de bedrijfsruimte niet meer in gebruik kan nemen, zal de burgemeester hieraan sneller haar medewerking verlenen.

Schadevergoeding

De verhuurder lijdt door de sluiting van het bedrijfspand vaak schade. De huurpenningen worden bijvoorbeeld niet meer betaald. Daarnaast kunnen de illegale praktijken (o.a. een hennepkwekerij) of de sluiting zelf schade aan het bedrijfspand toebrengen. Bij het tekortschieten van de huurder in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst kan de verhuurder deze schade op de huurder verhalen, tenzij de schade niet aan de huurder kan worden toegerekend. Indien de huurovereenkomst al buitengerechtelijk is ontbonden, kan afhankelijk van de omstandigheden van het geval de schade worden verhaald op grond van het onrechtmatig handelen van de huurder. Indien een procedure wordt gestart, kan de schadevergoeding worden meegenomen.

Mocht de burgemeester het bedrijfspand ten onrechte hebben gesloten, kan deze onder omstandigheden ook verplicht zijn schade te vergoeden.

Conclusie en gevolgen voor de praktijk

Als verhuurder is het goed om de bestuursrechtelijke en civielrechtelijke stappen bij een burgemeestersluiting op elkaar af te stemmen. Op deze manier wordt voorkomen dat de bedrijfsruimte te lang gesloten blijft en/of je vastzit aan een huurder die de openbare orde ernstig verstoort. Verder kun je je schade onder omstandigheden verhalen op zowel de huurder als de burgemeester.

Vragen over (een voornemen tot) sluiting van jouw bedrijfspand? Neem contact op met ons. Wij zullen er samen voor zorgen dat vlot de juiste stappen richting de gemeente en de huurder worden ondernomen. Als het nodig is, zetten wij samen de vervolgstap naar de rechter als ervaren procesadvocaten. Omdat jij verder wilt.

Werner Altenaar Lisanne Hennink
Advocaat bestuursrecht Advocaat huurrecht
[email protected] [email protected]
Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Huurrecht, Opinie

28 juli 2022

Omdat je verder wilt

Huurbescherming voor huurders van ligplaatsen van woonboten

Nederland is een waterland. Er wordt van oudsher al op het water gewoond. Met de huidige woningnood wordt wonen op het water meer en meer een populaire oplossing. Misschien speelt de klimaatverandering ook wel een rol. De ligplaats van een woonboot kon tot voor kort in juridisch opzicht zorgen met zich brengen. De reden daarvoor is dat een ligplaats in de meeste gevallen niet als onroerend goed wordt gezien, waardoor niet aan de definitie van woonruimte werd voldaan. Dat had tot gevolg dat een huurder van een ligplaats van een woonboot geen huurbescherming (zoals voor woonruimte geldt) geniet. Met een recente wetswijziging is dat verleden tijd.

Wetswijziging

Met ingang van 1 juli 2022 is de huurbescherming voor huurders van ligplaatsen van woonboten verbeterd. Onder ligplaats wordt verstaan “een plaats in het water bestemd voor het afmeren van een voor bewoning bestemd drijvend object”. [1] Voor 1 juli 2022 werden ligplaatsen niet aangemerkt als ‘woonruimte’, zodat huurders van ligplaatsen geen huurbescherming genoten. Dat betekent onder meer dat de huurovereenkomst vaak eenvoudig opgezegd kon worden en er geen wettelijke bepalingen golden voor het voortzetten van de huurovereenkomst na het overlijden van de huurder. Met de wetswijziging [2] is daar verandering in gebracht. Er is expliciet bepaald dat onder woonruimte ook een ligplaats wordt verstaan.

Gevolgen

De wetswijziging heeft tot belangrijkste gevolg dat wettelijk is bepaald in welke gevallen een huurovereenkomst door de verhuurder opgezegd kan worden en welke formaliteiten daarbij in acht genomen moeten worden. De gevallen waarin dat mogelijk is, zijn beperkt. De kans dat een huurder zijn gehuurde ligplaats ‘kwijtraakt’ is daarmee mogelijk afgenomen. Aan de andere kant kan de mogelijkheid om een huurcontract voor bepaalde tijd aan te gaan (zonder dat sprake is van huurbescherming) ook onzekerheid voor woonbooteigenaren met zich brengen. Investeringen in een woonboot zullen vaak achterwege blijven totdat zekerheid met betrekking tot een ligplaats is verkregen. Een ander gevolg van de wetswijziging is dat bij het overlijden van de huurder van een ligplaats, de medehuurder de huur voortzet of degene die met de huurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding voerde kan de verhuurder verzoeken om de huurovereenkomst voort te zetten. Als er geen medehuurder of andere persoon is die de huurovereenkomst voortzet, eindigt de huurovereenkomst voor woonruimten twee maanden na het overlijden van de huurder. Voor ligplaatsen is echter een uitzondering gemaakt, omdat het verliezen van een ligplaats zeer nadelige gevolgen kan hebben voor de erfgenamen. Verder heeft de wetswijziging tot gevolg dat bij overdracht van de ligplaats, de ligplaatshuurovereenkomst blijft bestaan. De nieuwe eigenaar van de ligplaats wordt de verhuurder.

Huurders van woonboten

Zoals gezegd, geldt de wetswijziging voor huurders van ligplaatsen van woonboten, maar niet voor huurders van woonboten zelf. Uit de memorie van toelichting blijkt dat is overwogen om ook aan huurders van woonboten huurbescherming te geven, maar dat daarvan is afgezien omdat daaraan geen behoefte zou bestaan. Ook zou huurbescherming voor huurders van woonboten het effect kunnen hebben dat woonbooteigenaren van verhuur afzien.

Conclusie

Huurders van ligplaatsen hoeven zich met de inwerkingtreding van de Wet tot wijziging van Boek 7 BW in verband met het verbeteren van huurbescherming voor huurders van ligplaatsen minder zorgen te maken over het behoud van hun ligplaats. Voor verhuurders is het door de wetswijziging minder eenvoudig geworden om de huurovereenkomst met betrekking tot een ligplaats op te zeggen en bij overlijden van de huurder eindigt de huurovereenkomst niet. Let wel op dat de wijziging geldt voor na 1 juli 2022 gesloten huurovereenkomsten. Huurders die vóór 1 juli 2022 een huurovereenkomst hebben gesloten, moeten nog twee jaar wachten voordat de wijzigingen van toepassing worden.

[1] Art. 7:326a BW
[2] Wet van 30 maart 2022 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in verband met het verbeteren van de huurbescherming voor huurders van ligplaatsen.

Contact

Vragen over de huur van ligplaatsen of woonboten?
Neem contact op met Rogier Visser of Louise Strating.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Huurbescherming, Huurrecht, Ligplaatsen, Opinie, Woonboten

25 juli 2022

Omdat je verder wilt

These employment law actions are required before 1 August 2022 in the Netherlands!

As of 1 August 2022, the Act Implementing the EU Directive on Transparent and Predictable Employment Conditions (in Dutch: Wet Implementatie EU-richtlijn Transparante en Voorspelbare Arbeidsvoorwaarden) will enter into force in The Netherlands. The name says it all: the directive aims to make the content of work more transparent and predictable in advance. According to the Explanatory Memorandum, the EU Directive does not provide for transitional law. The Act will therefore have immediate effect. This means that clauses contrary to this Act will be null and void immediately, also in employment contracts entered into before 1 August 2022.

This article informs you what actions you must take as an employer before 1 August 2022.

I Extension of the employer’s information obligation

As of 1 August 2022, the existing information obligation of the employer will be expanded. An overview of the information that is obliged to provide to the employee can be found on the website of the Dutch government (www.rijksoverheid.nl). As an employer, you are obliged to provide your employee with written or electronic information about the important elements of his/her employment contract. This includes i.e. the salary, the position and the time of commencement of employment. The information must be provided to the employee no later than one week after commencement of work. If you do not comply with this information obligation, the employee can claim damages.

→ What do you need to arrange before 1 Augustus?

  • Check whether the mandatory information is included in the applicable CAO.
  • Check whether the information is included in the standard employment agreements.
  • Is certain information not yet included in the employment contract or in the CAO?
    Amend the employment contracts.
  • Also check the personnel handbook and adjust if necessary.
  • Make sure that employees who started working before 1 August 2022 can request the more (extensive) information. This information should be provided to the employee within one month of the request.

II Ancillary work clause not valid

As of 1 August 2022, an ancillary work clause is not valid unless you can rely on an objective justification. This could be the protection of business secrets or the avoidance of a conflict of interest. Whether there is an objective justification depends on the situation. This ground does not have to be stated in advance in the clause, but can be invoked afterwards.

→ What to arrange?

  • Check the standard ancillary employment clause before 1 August 2022 and adjust where necessary. For example, require employees to request permission (in writing) for ancillary work in advance.
  • After 1 August 2022, always respond in writing and with reasons to a request for permission to perform ancillary work.
  • Do not reject a request unless there is an objective justification.

III Compulsory education costs for employer

As of 1 August, the costs of certain mandatory training courses may no longer be recovered from the employee. These are courses which the employer is obliged to offer to an employee on the basis of national legislation, EU legislation or a collective labour agreement. The employee must be able to follow this training during working hours. These study costs may no longer be deducted from the severance payment. It is also not permitted to agree a study-costs clause whereby the costs are still borne by the employee. If you do pass on study costs to the employee, these costs may be reclaimed by the employee.

→ Check before 1 August 2022:

  • Which individual or collective agreements contain agreements on training costs and adjust these agreements where necessary.
  • Check the standard study cost clauses and adjust them where necessary.
  • Check the standard clauses on the deduction of training costs from the severance payment and adapt them where necessary.

IV Request for more predictable form of employment

As of 1 August 2022, the Flexible Work Act (in Dutch: Wet Flexibel Werken) will be amended so that employees who have been employed for at least 26 weeks can request a form of employment with more secure and predictable employment conditions. This could be a request for an employment agreement for an indefinite period or an employment agreement with a fixed scope. If you do not respond to the request (in time), the form of employment will be changed in accordance with the employee’s request.

What to arrange?

  • Draw up a regulation stating how employees can request more predictable and secure working conditions after 1 August 2022.
  • Respond within one month of submitting the request. If you have fewer than 10 employees, there is a three-month deadline for responding to the request.
  • Always respond in writing and with reasons.

Note!

It is important that you check your standard employment contracts for the changes mentioned above before 1 August 2022. In addition, all current study costs and ancillary work clauses that are in conflict with the law will be null and void as of 1 August 2022. This also applies to clauses entered into before 1 August 2022. We are happy to advise you. Please feel free to contact us.

Barbara Veldmaat
Employment Attorney Certa Advocaten
[email protected]

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Arbeidsrecht, Opinie

6 juli 2022

Omdat je verder wilt

NIEUWS: Krijgen woningcorporaties in de toekomst de mogelijkheid om hun woningbezit sneller te verduurzamen?

De woningcorporaties hebben de opgave om voor 2030 675.000 woningen toekomstklaar te isoleren en 450.000 woningen aardgasvrij te maken. Op dit moment geldt voor woningcorporaties dat zij bij het voornemen tot renovatie met verduurzaming een redelijk voorstel aan de huurders moeten doen. Volgens de wet wordt aangenomen dat sprake is van een redelijk voorstel indien 70% van de huurders met het voorstel van de woningcorporatie heeft ingestemd (behoudens tegenbewijs). De gedachte achter deze 70%-eis is dat de belangen van de huurders bij de renovatie voldoende worden geborgd.

De instemming van 70% van de huurders zorgt (onbedoeld) voor vertraging van de verduurzamingsopgave. De minister heeft in dat kader het voornemen geuit om een wetsvoorstel in te dienen waarmee het instemmingsrecht van de huurders bij het redelijk voorstel wordt verduidelijkt. Dit voornemen is terug te vinden in de nationale prestatieafspraken woningcorporaties (zie bestand). Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen, zal (i) expliciet worden omschreven wanneer een verduurzamingsvoorstel als redelijk dient te worden aangemerkt en (ii) zal worden vastgelegd dat huurders die niet reageren op het voorstel niet meegeteld worden in de draagvlakmeting. De minister hoopt hiermee een versnelling van de verduurzaming van het woningbestand van de woningcorporaties te bewerkstelligen.

Vragen over een renovatievoorstel met verduurzamingselement?

Neem contact op met het renovatieteam van CERTA,
Rogier Visser ([email protected] of 06-28894140) en/of Lisanne Hennink ([email protected] of 06-15640256).

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Vastgoedrecht, Opinie

6 juli 2022

Omdat je verder wilt

Let op: deze acties voor 1 augustus 2022!

Vanaf 1 augustus 2022 treedt de Wet Implementatie EU-richtlijn Transparante en Voorspelbare Arbeidsvoorwaarden in werking. De naam zegt het al: de richtlijn heeft als doel de inhoud van het werk vooraf transparanter en voorspelbaarder te maken. In dit artikel lees je welke acties je als werkgever moet ondernemen voor 1 augustus.

I              Uitbreiding informatieverplichting werkgever

Vanaf 1 augustus 2022 komt er een uitbreiding van de al bestaande informatieplicht van de werkgever. Een overzicht van de informatie die je verplicht aan de werknemer moet verstrekken, kun je vinden op de website van de Rijksoverheid. De informatie moet binnen één week na aanvang van het werk aan de werknemer zijn verstrekt. Voldoe je niet (tijdig) aan deze informatieplicht? Dan kan de werknemer zijn of haar schade op je verhalen.

⇒ Wat moet je doen voor 1 augustus 2022?

  • Check of de verplichte gegevens zijn opgenomen in de cao die van toepassing is.
  • Check of de informatie is opgenomen in de standaard arbeidsovereenkomsten.
  • Is bepaalde informatie nog niet opgenomen in de arbeidsovereenkomst of in de cao? Pas de arbeidsovereenkomsten dan aan.
  • Check ook het personeelshandboek en vul (zo nodig) aan.
  • Zorg dat werknemers die voor 1 augustus 2022 in dienst zijn getreden een verzoek kunnen doen om de uitgebreidere informatie. Deze informatie dient binnen één maand na het verzoek aan de werknemer te zijn verstrekt.

II             Verbod op nevenwerkzaamheden nietig

Een nevenwerkzaamhedenbeding is vanaf 1 augustus 2022 niet geldig, tenzij je je kan beroepen op een objectieve rechtvaardigingsgrond. Hierbij kan je denken aan de bescherming van bedrijfsgeheimen of het vermijden van een  belangenconflict. Of er sprake is van objectieve rechtvaardigingsgrond is afhankelijk van de situatie. Deze grond hoeft niet vooraf te zijn vastgelegd in het beding, maar kun je achteraf inroepen.

⇒ Wat moet je doen?

  • Check voor 1 augustus 2022 het standaard nevenwerkzaamhedenbeding en pas aan waar nodig. Verplicht werknemers bijvoorbeeld om vooraf (schriftelijk) toestemming te vragen voor nevenwerk.
  • Reageer na 1 augustus 2022 altijd schriftelijk en gemotiveerd op een verzoek om toestemming voor nevenwerk.
  • Wijs een verzoek niet af, tenzij er sprake is van een objectieve rechtvaardigingsgrond.

III            Studiekosten verplichte opleiding voor werkgever

Vanaf 1 augustus mogen de kosten van bepaalde verplichte opleidingen niet meer worden verhaald op de werknemer. Het gaat om opleidingen die je als werkgever op grond van nationale wetgeving, EU-wetgeving of een cao verplicht aan moet bieden aan een werknemer. De werknemer moet deze opleiding onder werktijd kunnen volgen. Deze studiekosten mogen ook niet meer van de transitievergoeding worden afgetrokken. Ook het overeenkomen van een studiekostenbeding waarbij kosten in bepaalde gevallen toch bij de werknemer worden neergelegd, is niet toegestaan. Indien je studiekosten toch doorbelast op de werknemer, kunnen deze kosten door de werknemer worden teruggevorderd.

⇒ Check voor 1 augustus 2022:

  • Welke individuele of collectieve overeenkomsten afspraken bevatten over kosten van scholing en pas deze afspraken aan waar nodig.
  • Check de standaard studiekostenbedingen en pas deze waar nodig aan.
  • Check de standaardbedingen over de aftrek van scholingskosten op de transitievergoeding en pas deze waar nodig aan.

IV           Verzoek om meer voorspelbare vorm van arbeid

Vanaf 1 augustus 2022 wordt de Wet flexibel werken zo gewijzigd dat werknemers die minstens 26 weken in dienst zijn een verzoek kunnen doen om een vorm van arbeid met meer zekere en voorspelbare arbeidsvoorwaarden. Je kan hierbij denken aan een verzoek om een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd of een arbeidsovereenkomst met een vaste arbeidsomvang. Als je niet (tijdig) op het verzoek reageert, dan wordt de vorm van arbeid aangepast overeenkomstig het verzoek van de werknemer.

⇒ Wat moet je doen?

  • Stel een regeling op waarin is aangegeven hoe werknemers na 1 augustus 2022 een verzoek kunnen doen om meer voorspelbare en zekere arbeidsvoorwaarden.
  • Reageer binnen één maand na indiening van het verzoek. Als je minder dan 10 werknemers hebt, geldt er een termijn van drie maanden voor een reactie op het verzoek.
  • Reageer altijd schriftelijk en gemotiveerd op een verzoek.

Contact

Meer weten over de wijzigingen in het arbeidsrecht per 1 augustus 2022? Neem dan gerust contact met ons op. Wij passen e.e.a. graag aan!

Barbara Veldmaat

Advocaat arbeidsrecht bij Certa Advocaten

[email protected]

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursaansprakelijkheid, Insolventie, Opinie

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3
  • Pagina 4
  • Ga naar Volgende pagina »

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV

Storing

Wegens technische omstandigheden zijn wij mogelijk minder goed bereikbaar op het algemene telefoonnummer.
Neem daarom vooral rechtstreeks contact op met een van onze medewerkers.
Excuses voor het ongemak.