• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Opinie

10 oktober 2024

Omdat je verder wilt

Nieuw ROZ-model woonruimte: wat zijn de wijzigingen?

In juli 2024 heeft de Raad voor Onroerende Zaken (ROZ) een nieuw model huurovereenkomst voor woonruimte gepubliceerd. De modellen van de ROZ worden in de praktijk veel gebruikt. Het model volgt het model uit 2017 op. De Wet vaste huurcontracten en de Wet betaalbare huur zijn in het model meegenomen. Wij zetten een aantal belangrijke wijzigingen hieronder op een rij.

Bepaalde/onbepaalde tijd
Op 1 juli 2024 is de Wet vaste huurcontracten in werking getreden. Dat heeft gevolgen voor de mogelijkheden om woningen tijdelijk te verhuren. Het nieuwe model bevat – anders dan het vorige model – geen opties meer voor tijdelijke verhuur, maar gaat uitsluitend nog uit van huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd waarbij de huurder direct huurbescherming geniet.

De in het model genoemde optie van ‘bepaalde’ tijd ziet op een minimumduur: partijen kunnen niet voor het verstrijken van de bepaalde tijd opzeggen, maar de huurder geniet direct huurbescherming. Indien gebruik wordt gemaakt van een tijdelijke huurovereenkomst, dienen de bepalingen daarover zelf opgesteld te worden.

Huurprijswijziging
Met de invoering van de Wet betaalbare huur wordt voor de huurprijswijziging niet langer onderscheid gemaakt tussen huur boven of onder de liberalisatiegrens, maar tussen het lage, middeldure en vrije segment. Voor het lage en middeldure segment wordt aangesloten bij de wettelijk toegestane verhogingen. Voor het vrije segment wordt nog altijd gebruikt gemaakt van de CPI en daarnaast mogelijkheid geboden om een opslag toe te voegen, maar wel met de uitdrukkelijke vermelding dat in afwachting van een uitspraak van de Hoge Raad onzeker is of die bepaling juridisch houdbaar is.

Behoorlijk gebruik door de huurder
In de algemene bepalingen (art. 1.1) is een verplichting voor de huurder opgenomen om de verhuurder te informeren over de samenstelling van zijn huishouden, alsmede over wijzigingen daarin. Daarnaast is de huurder op grond van de algemene bepalingen verplicht om mee te werken aan een onderzoek indien de verhuurder redenen heeft om aan te nemen dat de huurder het gehuurde niet daadwerkelijk, geheel, voortdurend en behoorlijk gebruikt overeenkomstig de bestemming. De verhuurder heeft volgens de nieuwe algemene bepalingen tot slot de mogelijkheid om het gehuurde te betreden om te controleren of de huurder de verplichtingen uit de huurovereenkomst en algemene bepalingen nakomt (art. 12.1).

Staat van het gehuurde
In de algemene bepalingen behorende bij het nieuwe model wordt er niet langer vanuit gegaan dat het gehuurde bij aanvang wordt opgeleverd in een goede staat en zonder gebreken, maar wordt de nadruk gelegd op het vastleggen van de staat in het proces-verbaal van oplevering.

Betalingen
Voor betaling van de huurprijs en andere bepalingen uit hoofde van de huurovereenkomst is niet langer bepaald dat door de huurder niet mag worden opgeschort of verrekend met een vordering die hij op de verhuurder heeft of meent te hebben (voorheen art. 20.1 van de algemene bepalingen). Voor de doorbelasting van de kosten voor nutsvoorzieningen is in art. 6.1 van de huurovereenkomst – anders dan voorheen - onderscheid gemaakt tussen nutsvoorzieningen met en zonder individuele meters. Dat heeft namelijk gevolgen voor de wijze waarop de kosten aan de huurder in rekening worden gebracht.

Bij vragen over (het opstellen van) huurovereenkomsten, neem contact op met Lisanne Hennink of Louise Strating.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie

8 oktober 2024

Omdat je verder wilt

Een WHOA-update uit de praktijk

Akkoord in het kader van de WHOA
De COVID-19 pandemie ligt al geruime tijd achter ons, maar er zijn nog altijd ondernemingen die worstelen met de nasleep ervan. Een schuldenpositie die - ondanks een levensvatbare onderneming - niet te boven kan worden gekomen brengt uitdagingen met zich mee. Een akkoord in het kader van de WHOA biedt dan mogelijk een uitkomst, maar dit akkoord dient wel zorgvuldig te worden vormgegeven, zodat een faillissement mogelijk wordt voorkomen. In dit artikel zoomen wij in op de positie van de schuldeiser in het WHOA-traject, (mede) gebaseerd op een recente zaak waar wij een schuldeiser in een WHOA-traject hebben bijgestaan.

Een akkoord houdt, kort gezegd, een schuldenregeling in, waarbij slechts een percentage van de totale vordering door de onderneming (schuldenaar) wordt betaald. Het restant dient - als de schuldeiser instemt - te worden kwijtgescholden. Wanneer een schuldeiser met een WHOA-traject wordt geconfronteerd, is het van belang om samen met een specialist (kritisch) naar het aangeboden akkoord te kijken. De ervaring leert inmiddels dat dit kan lonen en de vooruitzichten in een faillissement beter kunnen zijn dan in het aangeboden akkoord.

Start WHOA-traject
Een WHOA-traject begint met het indienen van een “startverklaring” bij de rechtbank. Als sprake is van een dusdanige “dreigende” situatie met schuldeisers die het traject kunnen verstoren (bijvoorbeeld een verhuurder die een vonnis tot ontruiming ten uitvoer kan leggen), kan daarbij om een afkoelingsperiode worden verzocht. Als dit verzoek wordt toegewezen, mag gedurende de afkoelingsperiode een schuldeiser geen acties ondernemen. De achterliggende reden daarvan is dat de schuldenaar de gelegenheid dient te krijgen een (goed onderbouwd en deugdelijk) voorstel te formuleren. Een schuldeiser krijgt daarvoor terug dat in de tussentijd op de schuldenaar wel de verplichting rust aan de lopende (betalings)verplichtingen te voldoen.

Aan het doen van een deugdelijk en goed onderbouwd voorstel schort het nog wel eens, zo leert onze ervaring. De WHOA kent vele bepalingen waaruit blijkt waar een aan te bieden akkoord aan moet voldoen. Zo moet een voorstel (onder meer) voor een schuldeiser voldoende duidelijk zijn. Een schuldeiser dient niet te hoeven zoeken en gissen naar wat waarmee is bedoeld. Om een voorbeeld te geven: de zogeheten reorganisatiewaarde en liquidatiewaarde met betrekking tot het vermogen van de schuldenaar moeten duidelijk, onderbouwd en toegelicht zijn.

Beoordeling aangeboden akkoord
Hoewel schuldenaren soms pretenderen dat de waardes (met (summiere) onderbouwing) juist zijn, blijkt dit in de praktijk lang niet altijd het geval. Het loont dus om als schuldeiser het gedane voorstel en de onderliggende stukken kritisch te (laten) beoordelen. Zeker als het gaat om een WHOA-traject welke is gestart door een natuurlijk persoon met een eenmanszaak of een vennootschap onder firma. In dat geval moeten namelijk in het voorstel zowel de privé- als zakelijke vermogensbestanddelen worden meegenomen, inclusief een deugdelijke waardering. Die waardering dient (bij voorkeur aan de hand van een taxatierapport) ook weer te worden onderbouwd. Het is immers aan de schuldenaar om aan te tonen dat de gehanteerde waardes (aantoonbaar) juist zijn. Daar zit overigens ook de kern waar het in de WHOA om draait: een schuldeiser moet in een WHOA-traject meer ontvangen dan in een faillissement.

In de recente kwestie die wij hebben behandeld, heeft de schuldeiser te maken gehad met een aangeboden akkoord waarin geen juiste voorstelling van zaken is gegeven. Dit heeft geresulteerd in het afwijzen van het aangeboden akkoord door de rechtbank.

Tot slot
Kortom: er zijn vele wettelijke vereisten waar de onderneming (schuldenaar) aan moet voldoen om een WHOA-traject te laten slagen. Voldoet het bedrijf niet aan de wettelijke vereisten, dan is de kans groot dat de rechtbank het akkoord niet goedkeurt. Wees dus als schuldeiser niet te snel geneigd om in te stemmen met een voorstel, ook niet als de Belastingdienst bijvoorbeeld heeft ingestemd. Hoe vervelend het ook is, soms biedt de situatie van faillissement meer perspectief voor de schuldeiser.

Meer weten of advies nodig in verband met een akkoord dat is aangeboden? Neem dan gerust contact op met Cedric de Breet en/of Macy Weij. Wij helpen graag verder, uiteraard ook de andere kant op (het aanbieden van een akkoord).

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, WHOA

1 oktober 2024

Omdat je verder wilt

Genoegdoening in het civiele recht In het strafrecht staat vergelding centraal: wie een strafbaar feit pleegt, mag daar niet ongestraft mee wegkomen.

In het civiele recht gaat het kort gezegd over de verhoudingen tussen (rechts)personen. In de rechtszaal gaat het dan bijvoorbeeld over het niet-nakomen van contractuele verplichtingen of het vergoeden van schade na onrechtmatig handelen. Onderdeel van het debat is vaak het causaal verband. Dit zijn ingewikkelde onderwerpen, zodat een advocaat wordt ingeschakeld. Maar ook advocaten kunnen fouten maken. Kan in dat geval alleen om genoegdoening worden gevraagd of is het noodzakelijk dat er ook schade moet zijn? In een recente uitspraak van de rechtbank Amsterdam gaat het hierover
(https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2024:4435).

Ongeluk met paard
Deze zaak begon met de val van een paard, waarbij de berijdster letsel opliep met blijvende klachten als gevolg. Om haar schade vergoed te krijgen, sprak zij de eigenaar van het paard aan op basis van artikel 6:179 BW (aansprakelijk voor de door het dier aangerichte schade). Aansprakelijkheidsverzekeraar Achmea schakelde ten behoeve van de paardeigenaar een advocaat in en toen ging het mis. De advocaat dient namelijk namens de paardeigenaar een verweerschrift in (overigens eerst op naam van Achmea), maar doet dat zonder overleg met zijn cliënt. De advocaat is alleen afgegaan op de informatie die hij van Achmea kreeg.

Wat mag je verwachten van een advocaat?
De paardeigenaar dient een tuchtklacht in tegen de advocaat. Die wordt gegrond verklaard. De eigenaar begint ook een civiele zaak tegen de advocaat. Hij vordert een verklaring voor recht dat de advocaat tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen (door zonder overleg processtukken in te dienen). Bij de beoordeling begint de rechtbank met de norm die voor de advocaat geldt: “een advocaat dient als beroepsbeoefenaar bij zijn of haar werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen zoals die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.” Vervolgens kijkt de rechtbank naar de feiten en stelt vast dat de advocaat zijn cliënt niet correct en volledig heeft ingelicht en geïnformeerd. Pas op de ochtend voor de zitting heeft de advocaat contact gezocht met de paardeigenaar. Die stondop dat moment al in de parkeergarage van het gerecht. Ruim daarvoor was door de advocaat het verweerschrift ingediend, maar bij het opstellen van verweerschrift is de paardeigenaar niet betrokken. Juist in een situatie als deze, waarbij de advocaat zowel de belangen van verzekeraar Achmea (als partij die de schade mogelijk moet vergoeden) als de belangen van verzekerde (als formeel aansprakelijke partij) moet vertegenwoordigen, was het van belang te onderzoeken of deze belangen wel overeenkwamen. De advocaat heeft het verschil in standpunten tussen Achmea en de eigenaar niet onderkend en heeft de paardeigenaar onvoldoende over zijn positie ten opzichte van Achmea geïnformeerd. De conclusie is dan ook dat de advocaat de belangen van de paardeigenaar niet, althans veel te weinig heeft behartigd en zich feitelijk alleen heeft bekommerd om het belang van Achmea. Hierdoor heeft de advocaat niet gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot en is sprake van een beroepsfout.

Causaal verband, schade en een verklaring voor recht
Met de vaststelling dat er sprake is van een beroepsfout was de zaak nog niet klaar. Een belangrijk deel van het partijdebat ging namelijk over het causaal verband en schade. Door de advocaat wordt het causaal verband betwist. Dit is een ingewikkeld onderwerp, maar erg belangrijk want zonder causaal verband kan er in principe ook geen aanspraak worden gemaakt op schade. De advocaat voerde ter betwisting van het causaal verband aan dat als zijn beroepsfout wordt weggedacht (d.w.z. geen contact met de cliënt), zou zijn gebleken dat het standpunt van de paardeigenaar niet strookt met dat van Achmea. De advocaat had zich dan moeten onttrekken als advocaat. Als de paardeigenaar vervolgens in de procedure aansprakelijkheid had erkend, had hij in strijd gehandeld met de polisvoorwaarden en zou Achmea niet uitkeren. Als de paardeigenaar geen aansprakelijkheid had erkend zou, net als nu, het verzoek van het slachtoffer zijn afgewezen en had Achmea ook niet uitgekeerd. In beide gevallen zou de financiële situatie van de paardeigenaar dus hetzelfde zijn geweest.

Genoegdoening in het civiele recht
De rechtbank overweegt naar aanleiding van dit verweer dat het inderdaad mogelijk is dat de paardeigenaar geen daadwerkelijke financiële schade leidt door de beroepsfout. Dit staat aan schadevergoeding in de weg, maar tegelijkertijd stelt de rechtbank vast dat de paardeigenaar geen vordering heeft ingesteld tot vergoeding van schade (of verwijzing naar de schadestaat). De eigenaar vraagt slechts om een verklaring voor recht. De advocaat voert daar tegen aan dat zonder schade er ook geen belang is bij zo’n verklaring. Daar gaat de rechtbank echter niet in mee. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat een partij voldoende belang moet hebben bij de ingestelde rechtsvordering (artikel 3:303 BW). Een verklaring voor recht kan dienen als middel voor herstel, genoegdoening of rechtshandhaving, ook zonder directe financiële gevolgen. Omdat de paardeigenaar heeft aangevoerd dat de verklaring voor recht dat de advocaat niet juist heeft gehandeld en dat daardoor zijn belangen bij een eerlijk proces zijn geschonden, is de verklaring in dit geval gericht op genoegdoening. Naar het oordeel de rechtbank heeft de paardeigenaar daarmee voldoende onderbouwd dat hij als gevolg van de schending belang heeft bij rechtsherstel door middel van de verlangde verklaring voor recht.

Vragen over aansprakelijkheids- of tuchtrecht? Neem contact op met ons.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie

19 september 2024

Omdat je verder wilt

Newsflash: Prinsjesdag 2024

Prinsjesdag ligt achter ons en de Miljoenennota voor 2025 is gepresenteerd. Bent u benieuwd naar de belangrijkste punten uit de Prinsjesdagstukken per rechtsgebied? U leest ze hier.

Ondernemingsrecht
Het Nationaal Groeifonds verdwijnt, waardoor er de komende jaren € 7 miljard minder beschikbaar is voor innovatie. Wel krijgt InvestNL € 1 miljard extra en is er meer geld beschikbaar voor WBSO-subsidies. Die subsidie is bedoeld als stimulans voor bedrijven die in onderzoek en ontwikkeling willen investeren. Desalniettemin is er per saldo minder geld voor innovatie.

Arbeidsrecht

  • Terugdraaien versobering 30%-regeling: De versobering van de 30%-regeling (30-20-10-regeling) wordt deels teruggedraaid. Vanaf 1 januari 2027 daalt de maximale onbelaste vergoeding naar 27%, maar voor 2025 en 2026 blijft deze op 30%. De salarisnorm stijgt naar € 50.436, en voor werknemers onder de 30 jaar met een master naar € 38.338. Werknemers die vóór 2024 gebruikmaakten van de 30%-regeling, vallen onder overgangsrecht en behouden de 30% en de oude salarisnormen tot het einde van hun looptijd.
  • Vertrouwenspersoon verplicht: Bedrijven met 10 of meer medewerkers zullen waarschijnlijk verplicht worden een vertrouwenspersoon aan te stellen, intern, via een branchevereniging of arbodienst. Het initiatiefvoorstel wacht nog op behandeling in de Tweede Kamer.
  • Wettelijk minimumloon: Op basis van de cao-loonraming zal het wettelijk minimumloon per 1 januari 2025 naar verwachting met 2,75% stijgen, van €13,68 naar circa €14,06 per uur. Het ministerie van Sociale Zaken maakt dit binnenkort officieel bekend. Het kabinet onderzoekt de hoogte van het jeugdloon, maar de uitkomst en impact zijn nog onzeker.
  • Aanpassing concurrentiebeding: Omdat het concurrentiebeding nu vaak wordt gebruikt om personeelsverloop tegen te gaan, zijn er aanpassingen op komst: de looptijd wordt beperkt tot 1 jaar, de geografische reikwijdte en noodzaak moeten worden onderbouwd, en werkgevers moeten een vergoeding betalen bij toepassing van het beding.

Vastgoed

  • Woningnood: Het kabinet heeft benadrukt dat het terugdringen van de woningnood een topprioriteit is. Het kabinet trekt € 5 miljard uit om de woningbouw te stimuleren en te zorgen voor betaalbare woningen.  De doelstelling is elk jaar 100.000 nieuwe woningen realiseren. Met het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting krijgen Rijk en provincies bevoegdheden om dwingend op woningbouw te sturen en wordt het bouwproces versneld. Daarnaast wordt als onderdeel van het wetsvoorstel een urgentieregeling vastgesteld. Mensen in ernstige woonnood worden daarmee overal onder dezelfde voorwaarden geholpen.
  • Bereikbaarheid, funderingsschade, vereenvoudiging huurtoeslag: Er wordt geld ter beschikking gesteld voor (i) de bereikbaarheid van woningen, (ii) de nationale aanpak van funderingsschade (informatiepunt) en (iii) de vereenvoudiging van de huurtoeslag in 2025. In 2026 wordt de eigen bijdrage van de huurtoeslag verlaagd met € 11,58.
  • Overdrachtsbelasting: De overdrachtsbelasting gaat per 1 januari 2026 omlaag naar 8%. Dit doet het kabinet om het investeringsklimaat te verbeteren.
  • Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid: Het kabinet wil de bouwpotentie van circa 130.000 woningen in de kwetsbare gebieden uit het programma benutten. Hierdoor verbetert de leefbaarheid in deze gebieden.
  • Woningcorporaties: Er zullen nieuwe nationale prestatieafspraken met woningcorporaties worden gemaakt. Hierin wordt onder andere de bestaanszekerheid van huurder met een beperkt inkomen opgenomen. Daarbij wordt de financiële positie van woningcorporaties dit najaar herijkt.

Vragen over dit artikel?
Neem contact met ons op. CERTA, omdat je verder wilt.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, Prinsjesdag

23 augustus 2024

Omdat je verder wilt

CertAlert! Gemeente Amsterdam hanteert een “onevenredig” boeteregime voor vakantieverhuur: bestuursrechter matigt tot 25%.

Met de uitspraak van 21 augustus 2024 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) dat gemeente Amsterdam een onevenredig boeteregime hanteert bij een overtreding van de voorwaarden voor vakantieverhuur van woningen. In deze zaak krijgt een huurder een bestuurlijke boete van € 11.600, - opgelegd wegens het overtreden van een voorwaarde van de verhuurvergunning. De voorwaarde dat de woning werd verhuurd aan maximaal vier personen, werd met één persoon overschreden. Gelet op de geringe ernst en omvang van deze overtreding, matigde rechtbank Amsterdam deze boete naar € 8.700, -. De huurder vond deze boete echter nog steeds te hoog en stelde hoger beroep in. Hoewel het boeteregime in de Huisvestingsverordening Amsterdam onderscheid maakt tussen type overtreding wordt er op andere punten onvoldoende gedifferentieerd volgens de Afdeling. Zo wordt er geen onderscheid gemaakt tussen woningonttrekking met of zonder bedrijfsmatig karakter, in de omvang van de specifieke overtreding of recidive. Hierdoor worden burgers die per ongeluk of onbewust een overtreding begaan geconfronteerd met zeer hoge boetes die vergaande financiële gevolgen met zich brengen. Deze gevolgen staan niet in verhouding tot de ernst en omvang van de overtredingen.

De Afdeling heeft de boetetabel bij de Huisvestingsverordening Amsterdam onverbindend verklaard. Dit betekent dat de gemeenteraad van Amsterdam een nieuw regime moet vaststellen. Uiteindelijk heeft de Afdeling in deze zaak zelf de hoogte van de boete vastgesteld op € 2.900, -, dat is 25% van boetebedrag.

Lees hier de hele uitspraak: https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@145315/202301049-1-a2/

Heb je vragen over (toeristische) (ver)huur of bestuurlijke handhaving?
Neem contact op met Werner Altenaar of Roza Morrison!

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

16 augustus 2024

Omdat je verder wilt

Overwerktoeslag voor deeltijders: het Hof van Justitie van de EU beslist over gelijke behandeling.

Deeltijders en overwerktoeslag: gelijke behandeling vereist
Het Europees Hof van Justitie (HvJ) heeft een belangrijk oordeel geveld over de rechten van deeltijdwerkers ten opzichte van voltijdwerkers. De zaak draait om twee verpleegkundigen, IK en CM, die in deeltijd werken voor een dialysecentrum en van mening zijn dat ze benadeeld worden ten opzichte van hun voltijdcollega’s. Op basis van de geldende bedrijfsregeling, ontvangen ze namelijk geen overwerktoeslag voor uren die boven hun contractuele uren maar onder de voltijdsgrens van 38,5 uur per week vallen. Dit raakt ook aan de vraag of er sprake is van indirecte discriminatie op basis van geslacht.

Recht op overwerktoeslag voor deeltijdwerkers
Het HvJ oordeelde dat deeltijdwerkers recht hebben op dezelfde overwerktoeslag als voltijdwerkers voor uren die buiten hun contractuele arbeidstijd vallen. De regeling, waarbij deeltijders pas een toeslag krijgen als ze de voltijdsdrempel van 38,5 uur per week overschrijden, wordt als onrechtvaardig gezien. Dit komt omdat deeltijders hierdoor geen toeslag krijgen voor uren die weliswaar buiten hun contract vallen, maar nog onder de voltijdsgrens blijven. Dit verschil in behandeling is niet gerechtvaardigd en druist in tegen het gelijkheidsbeginsel dat voor deeltijders en voltijders zou moeten gelden, tenzij er een objectieve rechtvaardiging voor dit verschil bestaat.

Geen objectieve rechtvaardiging voor het verschil
De argumenten dat (i) de regeling de werkgever zou ontmoedigen om overwerk buiten de normale arbeidstijd aan te bieden, en (ii) dat het ongelijke behandeling van voltijders ten opzichte van deeltijders voorkomt, zijn door het HvJ van de hand gewezen en konden in deze zaak niet als objectieve rechtvaardiging voor het vastgestelde verschil in beloning dienen. De regeling moedigt werkgevers juist aan om overuren aan deeltijdwerkers op te leggen, omdat deze uren goedkoper zijn zonder de verplichting van een toeslag. Bovendien zou het gelijktrekken van de toeslag vanaf het eerste overwerkuur voor zowel deeltijders als voltijders geen ongelijke behandeling van voltijders veroorzaken.

Indirecte discriminatie op basis van geslacht
Hoewel in deze specifieke zaak zowel in de groep deeltijd- als voltijdwerkers vrouwen oververtegenwoordigd waren, kan er volgens het HvJ nog steeds sprake zijn van indirecte discriminatie op basis van geslacht. Het HvJ benadrukt dat indirecte discriminatie kan worden vastgesteld als een bepaalde regeling een significant groter percentage van een bepaald geslacht benadeelt, ook al is het percentage mannen in de voltijdse groep niet veel groter dan dat van vrouwen. In dit geval zijn vooral vrouwen in deeltijd getroffen door de regeling, wat kan leiden tot indirecte discriminatie.

Conclusie
De uitspraak van het HvJ bevestigt dat deeltijdwerkers dezelfde rechten op overwerktoeslag moeten hebben als voltijdwerkers. Het differentiëren tussen deeltijd- en voltijdwerkers zonder objectieve rechtvaardiging is in strijd met het beginsel van gelijke behandeling. Bovendien kan een regeling indirect discriminerend zijn, zelfs als er geen duidelijke meerderheid van één geslacht is binnen de voltijdse of deeltijdse werknemers. Dit arrest benadrukt het belang van eerlijke behandeling van alle werknemers, ongeacht hun contractuele uren of geslacht.

Link naar uitspraak

Vragen over deze uitspraak of andere zaken op het gebied van het arbeidsrecht? Neem dan contact op met Matthijs Bos en Sharif Ali.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Arbeidsrecht, Opinie

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3
  • Pagina 4
  • Pagina 5
  • Pagina 6
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 22
  • Ga naar Volgende pagina »

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV