• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Nieuws & Kennis
    • Nieuws & Actualiteiten
    • Certa deelt kennis met Pont
    • Certa expert van ABN AMRO
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Opinie

18 november 2024

Omdat je verder wilt

Verkoop in strijd met Didam is in beginsel onrechtmatig (ook als overeenkomst voor Didam-arrest is gesloten)

Terugblik
De Hoge Raad heeft in 2021 overwogen dat een overheidslichaam bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en daarmee het gelijkheidsbeginsel in acht moet nemen. Dat geldt ook voor de beslissing met wie en onder welke voorwaarden de gemeente bijvoorbeeld een overeenkomst tot verkoop van een onroerende zaak sluit.

Uit het gelijkheidsbeginsel vloeit voort dat een overheidslichaam die het voornemen heeft om een onroerende zaak te verkopen, ruimte moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen. Als er meerdere gegadigden zijn of dit redelijkerwijs wordt verwacht, moet het overheidslichaam op basis van eigen criteria een koper uit de gegadigden selecteren. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn. De selectieprocedure hoeft niet gevolgd te worden als bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop. In dat geval moet het overheidslichaam het voornemen tot verkoop voorafgaand bekend maken op zodanige wijze dat eenieder daarvan kennis kan nemen (met een motivatie). Een uitgebreidere toelichting kan je vinden in een eerder gepubliceerd artikel hierover op de website van Certa: Gelijkere kansen bij verkoop grond door de overheid

Hoge Raad
Na bovengenoemd arrest is discussie ontstaan over (i) vanaf wanneer de door de Hoge Raad geformuleerde regel geldt en (ii) wat de gevolgen voor reeds gesloten overeenkomsten zijn. De Hoge Raad heeft daar vandaag antwoord op gegeven.

Regels gelden altijd al, niet pas na uitspraak

De geformuleerde regel met betrekking tot de verkoop geldt altijd al. Omdat sprake is van algemene beginselen van behoorlijk bestuur gelden de regels niet pas vanaf het arrest van de Hoge Raad. De regels hebben dus ook invloed op schendingen die voor de datum van de uitspraak van de Hoge Raad hebben plaatsgevonden.

Geen sprake van een nietige of vernietigbare overeenkomst, maar onrechtmatig handelen

Omdat geen sprake is van een dwingende wetsbepaling, is de overeenkomst geldig. Ook hebben de Didam-regels niet de strekking om de geldigheid van daarmee strijdige rechtshandelingen met nietigheid of vernietigbaarheid te treffen.

Een overheidslichaam dat in strijd met de regels uit het Didam-arrest toch overgaat tot verkoop, handelt in beginsel onrechtmatig jegens een (potentiële) gegadigde. De gegadigde heeft namelijk geen gelijke kans gekregen. Dit kan betekenen dat het overheidslichaam schadeplichtig wordt tegenover de gegadigde. De gegadigde kan als er nog geen overeenkomst is gesloten waarin het overheidslichaam wordt verplicht om te leveren of zolang de levering nog niet heeft plaatsgevonden, onder omstandigheden een vordering instellen tot het verbieden van de verkoop of levering aan de andere partij.

Altijd Didam-procedure doorlopen

De Hoge Raad overweegt tot slot dat het overheidslichaam ruimte heeft om plannen vast te stellen. Wel is het zo dat op het moment dat het plan leidt tot (het voornemen tot) verkoop de Didam-regels zullen moeten worden toegepast. Zelfs als al bij voorbaat vaststaat, of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerkt komt voor de aankoop. Dit dient openbaar te worden gepubliceerd met een motivatie. Dit geldt dus ook op het moment dat het overheidslichaam een plan heeft ontwikkeld waar maar één partij aan kan voldoen.

Heb je naar aanleiding van het bovenstaande vragen over de verkoop door de gemeente, de mogelijke schadevergoeding of overige vragen, neem contact op met Louise Strating of Lisanne Hennink.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, Vastgoedrecht

25 oktober 2024

Omdat je verder wilt

Een wandeling langs het Kelderluik-arrest.

Het café waar het allemaal begon is er niet meer, maar de uitspraak gaat al bijna 50 jaar mee en blijft maatgevend voor (de beoordeling van) gevaarzetting.

Fietsen en wandelen
Het is leuk om langs Lindenbaum/Cohen te fietsen (Fietsend van Lindenbaum/Cohen uit 1919 naar het Afzinkkelder arrest van 12 januari 2024 - CERTA), maar bij een bezoek aan Amsterdam kun je ook langs het Kelderluik-arrest lopen. Dat laatste deed ik (zoals te zien op deze foto waar ik naar de plek wijs waar voorheen café De Munt zat).

Café De Munt
De eerste ‘hoofdrolspeler’ is café De Munt aan Singel 522 in Amsterdam. De andere hoofdrolspelers zijn Mathieu Duchateau, Sjouwerman (zijn voornaam is onbekend) en Coca-Cola. Voor deze laatste bracht Sjouwerman – toepasselijke naam – frisdrank rond en zo ook op 23 februari 1961 bij café De Munt. Omdat het café een soort pijpenlaatje was (wat hierna nog verder aan de orde komt) werden de dranken in de kelder opgeslagen. Sjouwerman moest meerdere keren heen en weer lopen en liet daarom het kelderluik openstaan. Op een gegeven moment wilde Duchateau naar de wc. Uit het arrest kan worden opgemaakt dat hij daar “stipt over het middenpad van het café” naar toe liep. Daar aangekomen viel Duchateau echter in het keldergat en raakte ernstige gewond.

Schade
Duchateau leed schade door zijn letsel. Omdat hij geen contractuele relatie had met Sjouwerman en diens werkgever Coca-Cola, moest hij zijn schadevergoedingsvordering baseren op onrechtmatig handelen of nalaten. De rechtbank oordeelde kort gezegd dat de schade aan Duchateau zelf te wijten was; hij had beter moeten opletten. Het gerechtshof en de Hoge Raad dachten daar anders over. Zij vinden dat er sprake is van onrechtmatige gevaarzetting. De criteria die daarbij werden gebruikt, zijn tot en met vandaag relevant voor het beoordelen of iemand een situatie in het leven roept die tot aansprakelijkheid leidt.

Criteria
De criteria zijn door de Hoge Raad wat formeler opgeschreven, maar komen neer op:

  1. Hoe waarschijnlijk is het dat de gevaarlijke situatie niet wordt opgemerkt. Of anders gezegd: hoe waarschijnlijk is het dat de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid niet in acht wordt genomen?
  2. Hoe groot is de kans dat als het gevaar inderdaad niet wordt opgemerkt, het daadwerkelijk misgaat. Anders gezegd: hoe groot is de kans op ongevallen?
  3. Hoe ernstig zijn de gevolgen? In dit geval dus hoe erg kan het letsel zijn als gevolg van de val in de kelder?
  4. Tot slot: Hoeveel moeite kost het om veiligheidsmaatregelen te treffen. Anders gezegd: is het bezwaarlijk om het luik steeds te sluiten of er bijvoorbeeld lege kratten voor te zetten?

Deze vier criteria vormen samen het leerstuk van gevaarzetting.

Uitkomst
Omdat het kelderluik zich aan het einde van het pijpenlaatje bevond (in een donker halletje vlak bij de wc’s) en Sjouwerman er rekening mee had moeten houden dat de gemiddelde cafébezoeker op weg naar de wc niet erg zal opletten en voorzichtig is (criterium 1), bij het openzetten van het luik doorgaans stoelen werden gebruikt om het keldergat te barricaderen, maar deze keer alleen een paar lege kratten naast (en niet er voor) het luik zijn gezet (criterium 4) en, zonder dat de rechter dat met zoveel woorden zegt, zich eenvoudig laat voorstellen dat de kans op ongevallen groot is (criterium 2) en het letsel ernstig (criterium 3), is de uitkomst dat Coca-Cola als werkgever van Sjouwerman 50% van de schade van Duchateau moest vergoeden. De andere 50% moest Duchateau zelf dragen vanwege eigen schuld. Dit is allemaal terug te lezen in ECLI:NL:HR:1965:AB7079, voorheen LJN AB7079, Hoge Raad, 9885

Scheepvaart en details
Het begon aan het Singel 522. Dat is een plek die onlosmakelijk verbonden is aan Amsterdam als een van de grootste handelssteden in de geschiedenis (https://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Amsterdam) en de daarmee verbonden scheepvaart. Interessant is daarom om te vermelden dat de zogenoemde kelderluikcriteria misschien ontleend zijn aan een ‘scheepvaartzaak’ uit 1947. Daarin werd overwogen: “Since there are occasions when every vessel will break from her moorings, and since, if she does, she becomes a menace to those about her; the owner’s duty, as in other similar situations, to provide against resulting injuries is a function of three variables: (1) The probability that she will break away; (2) the gravity of the resulting injury, if she does; (3) the burden of adequate precautions.”. Dit zijn onmiskenbaar de kelderluikcriteria, maar dan toegepast op een schip. De rechter formuleert voor de aansprakelijkheid een mooie formule: “Possibly it serves to bring this notion into relief to state it in algebraic terms: if the probability be called P; the injury, L; and the burden, B; liability depends upon whether B is less than L multiplied by P: i.e., whether B < PL.” Interessant is tot slot dat uit onderzoek naar de feiten van het kelderluik-arrest bleek dat Duchateau misschien al had gedronken voordat hij in het café aankwam. Zijn mogelijke benevelde toestand (wat van belang is voor zijn de oplettendheid en voorzichtigheid) kon echter geen rol spelen, omdat de stelling dat hij precies over het middenpad van het café liep onbetwist was gelaten. Dat maakte een discussie over eventuele dronkenschap moeilijker en toont aan hoe belangrijk details kunnen zijn.

Voor vragen over aansprakelijkheidsrecht? Neem contact met ons op.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Aansprakelijkheid, Opinie, Vastgoedrecht

10 oktober 2024

Omdat je verder wilt

Nieuw ROZ-model woonruimte: wat zijn de wijzigingen?

In juli 2024 heeft de Raad voor Onroerende Zaken (ROZ) een nieuw model huurovereenkomst voor woonruimte gepubliceerd. De modellen van de ROZ worden in de praktijk veel gebruikt. Het model volgt het model uit 2017 op. De Wet vaste huurcontracten en de Wet betaalbare huur zijn in het model meegenomen. Wij zetten een aantal belangrijke wijzigingen hieronder op een rij.

Bepaalde/onbepaalde tijd
Op 1 juli 2024 is de Wet vaste huurcontracten in werking getreden. Dat heeft gevolgen voor de mogelijkheden om woningen tijdelijk te verhuren. Het nieuwe model bevat – anders dan het vorige model – geen opties meer voor tijdelijke verhuur, maar gaat uitsluitend nog uit van huurovereenkomsten voor onbepaalde tijd waarbij de huurder direct huurbescherming geniet.

De in het model genoemde optie van ‘bepaalde’ tijd ziet op een minimumduur: partijen kunnen niet voor het verstrijken van de bepaalde tijd opzeggen, maar de huurder geniet direct huurbescherming. Indien gebruik wordt gemaakt van een tijdelijke huurovereenkomst, dienen de bepalingen daarover zelf opgesteld te worden.

Huurprijswijziging
Met de invoering van de Wet betaalbare huur wordt voor de huurprijswijziging niet langer onderscheid gemaakt tussen huur boven of onder de liberalisatiegrens, maar tussen het lage, middeldure en vrije segment. Voor het lage en middeldure segment wordt aangesloten bij de wettelijk toegestane verhogingen. Voor het vrije segment wordt nog altijd gebruikt gemaakt van de CPI en daarnaast mogelijkheid geboden om een opslag toe te voegen, maar wel met de uitdrukkelijke vermelding dat in afwachting van een uitspraak van de Hoge Raad onzeker is of die bepaling juridisch houdbaar is.

Behoorlijk gebruik door de huurder
In de algemene bepalingen (art. 1.1) is een verplichting voor de huurder opgenomen om de verhuurder te informeren over de samenstelling van zijn huishouden, alsmede over wijzigingen daarin. Daarnaast is de huurder op grond van de algemene bepalingen verplicht om mee te werken aan een onderzoek indien de verhuurder redenen heeft om aan te nemen dat de huurder het gehuurde niet daadwerkelijk, geheel, voortdurend en behoorlijk gebruikt overeenkomstig de bestemming. De verhuurder heeft volgens de nieuwe algemene bepalingen tot slot de mogelijkheid om het gehuurde te betreden om te controleren of de huurder de verplichtingen uit de huurovereenkomst en algemene bepalingen nakomt (art. 12.1).

Staat van het gehuurde
In de algemene bepalingen behorende bij het nieuwe model wordt er niet langer vanuit gegaan dat het gehuurde bij aanvang wordt opgeleverd in een goede staat en zonder gebreken, maar wordt de nadruk gelegd op het vastleggen van de staat in het proces-verbaal van oplevering.

Betalingen
Voor betaling van de huurprijs en andere bepalingen uit hoofde van de huurovereenkomst is niet langer bepaald dat door de huurder niet mag worden opgeschort of verrekend met een vordering die hij op de verhuurder heeft of meent te hebben (voorheen art. 20.1 van de algemene bepalingen). Voor de doorbelasting van de kosten voor nutsvoorzieningen is in art. 6.1 van de huurovereenkomst – anders dan voorheen - onderscheid gemaakt tussen nutsvoorzieningen met en zonder individuele meters. Dat heeft namelijk gevolgen voor de wijze waarop de kosten aan de huurder in rekening worden gebracht.

Bij vragen over (het opstellen van) huurovereenkomsten, neem contact op met Lisanne Hennink of Louise Strating.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie

8 oktober 2024

Omdat je verder wilt

Een WHOA-update uit de praktijk

Akkoord in het kader van de WHOA
De COVID-19 pandemie ligt al geruime tijd achter ons, maar er zijn nog altijd ondernemingen die worstelen met de nasleep ervan. Een schuldenpositie die - ondanks een levensvatbare onderneming - niet te boven kan worden gekomen brengt uitdagingen met zich mee. Een akkoord in het kader van de WHOA biedt dan mogelijk een uitkomst, maar dit akkoord dient wel zorgvuldig te worden vormgegeven, zodat een faillissement mogelijk wordt voorkomen. In dit artikel zoomen wij in op de positie van de schuldeiser in het WHOA-traject, (mede) gebaseerd op een recente zaak waar wij een schuldeiser in een WHOA-traject hebben bijgestaan.

Een akkoord houdt, kort gezegd, een schuldenregeling in, waarbij slechts een percentage van de totale vordering door de onderneming (schuldenaar) wordt betaald. Het restant dient - als de schuldeiser instemt - te worden kwijtgescholden. Wanneer een schuldeiser met een WHOA-traject wordt geconfronteerd, is het van belang om samen met een specialist (kritisch) naar het aangeboden akkoord te kijken. De ervaring leert inmiddels dat dit kan lonen en de vooruitzichten in een faillissement beter kunnen zijn dan in het aangeboden akkoord.

Start WHOA-traject
Een WHOA-traject begint met het indienen van een “startverklaring” bij de rechtbank. Als sprake is van een dusdanige “dreigende” situatie met schuldeisers die het traject kunnen verstoren (bijvoorbeeld een verhuurder die een vonnis tot ontruiming ten uitvoer kan leggen), kan daarbij om een afkoelingsperiode worden verzocht. Als dit verzoek wordt toegewezen, mag gedurende de afkoelingsperiode een schuldeiser geen acties ondernemen. De achterliggende reden daarvan is dat de schuldenaar de gelegenheid dient te krijgen een (goed onderbouwd en deugdelijk) voorstel te formuleren. Een schuldeiser krijgt daarvoor terug dat in de tussentijd op de schuldenaar wel de verplichting rust aan de lopende (betalings)verplichtingen te voldoen.

Aan het doen van een deugdelijk en goed onderbouwd voorstel schort het nog wel eens, zo leert onze ervaring. De WHOA kent vele bepalingen waaruit blijkt waar een aan te bieden akkoord aan moet voldoen. Zo moet een voorstel (onder meer) voor een schuldeiser voldoende duidelijk zijn. Een schuldeiser dient niet te hoeven zoeken en gissen naar wat waarmee is bedoeld. Om een voorbeeld te geven: de zogeheten reorganisatiewaarde en liquidatiewaarde met betrekking tot het vermogen van de schuldenaar moeten duidelijk, onderbouwd en toegelicht zijn.

Beoordeling aangeboden akkoord
Hoewel schuldenaren soms pretenderen dat de waardes (met (summiere) onderbouwing) juist zijn, blijkt dit in de praktijk lang niet altijd het geval. Het loont dus om als schuldeiser het gedane voorstel en de onderliggende stukken kritisch te (laten) beoordelen. Zeker als het gaat om een WHOA-traject welke is gestart door een natuurlijk persoon met een eenmanszaak of een vennootschap onder firma. In dat geval moeten namelijk in het voorstel zowel de privé- als zakelijke vermogensbestanddelen worden meegenomen, inclusief een deugdelijke waardering. Die waardering dient (bij voorkeur aan de hand van een taxatierapport) ook weer te worden onderbouwd. Het is immers aan de schuldenaar om aan te tonen dat de gehanteerde waardes (aantoonbaar) juist zijn. Daar zit overigens ook de kern waar het in de WHOA om draait: een schuldeiser moet in een WHOA-traject meer ontvangen dan in een faillissement.

In de recente kwestie die wij hebben behandeld, heeft de schuldeiser te maken gehad met een aangeboden akkoord waarin geen juiste voorstelling van zaken is gegeven. Dit heeft geresulteerd in het afwijzen van het aangeboden akkoord door de rechtbank.

Tot slot
Kortom: er zijn vele wettelijke vereisten waar de onderneming (schuldenaar) aan moet voldoen om een WHOA-traject te laten slagen. Voldoet het bedrijf niet aan de wettelijke vereisten, dan is de kans groot dat de rechtbank het akkoord niet goedkeurt. Wees dus als schuldeiser niet te snel geneigd om in te stemmen met een voorstel, ook niet als de Belastingdienst bijvoorbeeld heeft ingestemd. Hoe vervelend het ook is, soms biedt de situatie van faillissement meer perspectief voor de schuldeiser.

Meer weten of advies nodig in verband met een akkoord dat is aangeboden? Neem dan gerust contact op met Cedric de Breet en/of Macy Weij. Wij helpen graag verder, uiteraard ook de andere kant op (het aanbieden van een akkoord).

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, WHOA

1 oktober 2024

Omdat je verder wilt

Genoegdoening in het civiele recht In het strafrecht staat vergelding centraal: wie een strafbaar feit pleegt, mag daar niet ongestraft mee wegkomen.

In het civiele recht gaat het kort gezegd over de verhoudingen tussen (rechts)personen. In de rechtszaal gaat het dan bijvoorbeeld over het niet-nakomen van contractuele verplichtingen of het vergoeden van schade na onrechtmatig handelen. Onderdeel van het debat is vaak het causaal verband. Dit zijn ingewikkelde onderwerpen, zodat een advocaat wordt ingeschakeld. Maar ook advocaten kunnen fouten maken. Kan in dat geval alleen om genoegdoening worden gevraagd of is het noodzakelijk dat er ook schade moet zijn? In een recente uitspraak van de rechtbank Amsterdam gaat het hierover
(https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:RBAMS:2024:4435).

Ongeluk met paard
Deze zaak begon met de val van een paard, waarbij de berijdster letsel opliep met blijvende klachten als gevolg. Om haar schade vergoed te krijgen, sprak zij de eigenaar van het paard aan op basis van artikel 6:179 BW (aansprakelijk voor de door het dier aangerichte schade). Aansprakelijkheidsverzekeraar Achmea schakelde ten behoeve van de paardeigenaar een advocaat in en toen ging het mis. De advocaat dient namelijk namens de paardeigenaar een verweerschrift in (overigens eerst op naam van Achmea), maar doet dat zonder overleg met zijn cliënt. De advocaat is alleen afgegaan op de informatie die hij van Achmea kreeg.

Wat mag je verwachten van een advocaat?
De paardeigenaar dient een tuchtklacht in tegen de advocaat. Die wordt gegrond verklaard. De eigenaar begint ook een civiele zaak tegen de advocaat. Hij vordert een verklaring voor recht dat de advocaat tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen (door zonder overleg processtukken in te dienen). Bij de beoordeling begint de rechtbank met de norm die voor de advocaat geldt: “een advocaat dient als beroepsbeoefenaar bij zijn of haar werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht te nemen zoals die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot mag worden verwacht.” Vervolgens kijkt de rechtbank naar de feiten en stelt vast dat de advocaat zijn cliënt niet correct en volledig heeft ingelicht en geïnformeerd. Pas op de ochtend voor de zitting heeft de advocaat contact gezocht met de paardeigenaar. Die stondop dat moment al in de parkeergarage van het gerecht. Ruim daarvoor was door de advocaat het verweerschrift ingediend, maar bij het opstellen van verweerschrift is de paardeigenaar niet betrokken. Juist in een situatie als deze, waarbij de advocaat zowel de belangen van verzekeraar Achmea (als partij die de schade mogelijk moet vergoeden) als de belangen van verzekerde (als formeel aansprakelijke partij) moet vertegenwoordigen, was het van belang te onderzoeken of deze belangen wel overeenkwamen. De advocaat heeft het verschil in standpunten tussen Achmea en de eigenaar niet onderkend en heeft de paardeigenaar onvoldoende over zijn positie ten opzichte van Achmea geïnformeerd. De conclusie is dan ook dat de advocaat de belangen van de paardeigenaar niet, althans veel te weinig heeft behartigd en zich feitelijk alleen heeft bekommerd om het belang van Achmea. Hierdoor heeft de advocaat niet gehandeld als een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot en is sprake van een beroepsfout.

Causaal verband, schade en een verklaring voor recht
Met de vaststelling dat er sprake is van een beroepsfout was de zaak nog niet klaar. Een belangrijk deel van het partijdebat ging namelijk over het causaal verband en schade. Door de advocaat wordt het causaal verband betwist. Dit is een ingewikkeld onderwerp, maar erg belangrijk want zonder causaal verband kan er in principe ook geen aanspraak worden gemaakt op schade. De advocaat voerde ter betwisting van het causaal verband aan dat als zijn beroepsfout wordt weggedacht (d.w.z. geen contact met de cliënt), zou zijn gebleken dat het standpunt van de paardeigenaar niet strookt met dat van Achmea. De advocaat had zich dan moeten onttrekken als advocaat. Als de paardeigenaar vervolgens in de procedure aansprakelijkheid had erkend, had hij in strijd gehandeld met de polisvoorwaarden en zou Achmea niet uitkeren. Als de paardeigenaar geen aansprakelijkheid had erkend zou, net als nu, het verzoek van het slachtoffer zijn afgewezen en had Achmea ook niet uitgekeerd. In beide gevallen zou de financiële situatie van de paardeigenaar dus hetzelfde zijn geweest.

Genoegdoening in het civiele recht
De rechtbank overweegt naar aanleiding van dit verweer dat het inderdaad mogelijk is dat de paardeigenaar geen daadwerkelijke financiële schade leidt door de beroepsfout. Dit staat aan schadevergoeding in de weg, maar tegelijkertijd stelt de rechtbank vast dat de paardeigenaar geen vordering heeft ingesteld tot vergoeding van schade (of verwijzing naar de schadestaat). De eigenaar vraagt slechts om een verklaring voor recht. De advocaat voert daar tegen aan dat zonder schade er ook geen belang is bij zo’n verklaring. Daar gaat de rechtbank echter niet in mee. De rechtbank overweegt dat het uitgangspunt is dat een partij voldoende belang moet hebben bij de ingestelde rechtsvordering (artikel 3:303 BW). Een verklaring voor recht kan dienen als middel voor herstel, genoegdoening of rechtshandhaving, ook zonder directe financiële gevolgen. Omdat de paardeigenaar heeft aangevoerd dat de verklaring voor recht dat de advocaat niet juist heeft gehandeld en dat daardoor zijn belangen bij een eerlijk proces zijn geschonden, is de verklaring in dit geval gericht op genoegdoening. Naar het oordeel de rechtbank heeft de paardeigenaar daarmee voldoende onderbouwd dat hij als gevolg van de schending belang heeft bij rechtsherstel door middel van de verlangde verklaring voor recht.

Vragen over aansprakelijkheids- of tuchtrecht? Neem contact op met ons.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie

19 september 2024

Omdat je verder wilt

Newsflash: Prinsjesdag 2024

Prinsjesdag ligt achter ons en de Miljoenennota voor 2025 is gepresenteerd. Bent u benieuwd naar de belangrijkste punten uit de Prinsjesdagstukken per rechtsgebied? U leest ze hier.

Ondernemingsrecht
Het Nationaal Groeifonds verdwijnt, waardoor er de komende jaren € 7 miljard minder beschikbaar is voor innovatie. Wel krijgt InvestNL € 1 miljard extra en is er meer geld beschikbaar voor WBSO-subsidies. Die subsidie is bedoeld als stimulans voor bedrijven die in onderzoek en ontwikkeling willen investeren. Desalniettemin is er per saldo minder geld voor innovatie.

Arbeidsrecht

  • Terugdraaien versobering 30%-regeling: De versobering van de 30%-regeling (30-20-10-regeling) wordt deels teruggedraaid. Vanaf 1 januari 2027 daalt de maximale onbelaste vergoeding naar 27%, maar voor 2025 en 2026 blijft deze op 30%. De salarisnorm stijgt naar € 50.436, en voor werknemers onder de 30 jaar met een master naar € 38.338. Werknemers die vóór 2024 gebruikmaakten van de 30%-regeling, vallen onder overgangsrecht en behouden de 30% en de oude salarisnormen tot het einde van hun looptijd.
  • Vertrouwenspersoon verplicht: Bedrijven met 10 of meer medewerkers zullen waarschijnlijk verplicht worden een vertrouwenspersoon aan te stellen, intern, via een branchevereniging of arbodienst. Het initiatiefvoorstel wacht nog op behandeling in de Tweede Kamer.
  • Wettelijk minimumloon: Op basis van de cao-loonraming zal het wettelijk minimumloon per 1 januari 2025 naar verwachting met 2,75% stijgen, van €13,68 naar circa €14,06 per uur. Het ministerie van Sociale Zaken maakt dit binnenkort officieel bekend. Het kabinet onderzoekt de hoogte van het jeugdloon, maar de uitkomst en impact zijn nog onzeker.
  • Aanpassing concurrentiebeding: Omdat het concurrentiebeding nu vaak wordt gebruikt om personeelsverloop tegen te gaan, zijn er aanpassingen op komst: de looptijd wordt beperkt tot 1 jaar, de geografische reikwijdte en noodzaak moeten worden onderbouwd, en werkgevers moeten een vergoeding betalen bij toepassing van het beding.

Vastgoed

  • Woningnood: Het kabinet heeft benadrukt dat het terugdringen van de woningnood een topprioriteit is. Het kabinet trekt € 5 miljard uit om de woningbouw te stimuleren en te zorgen voor betaalbare woningen.  De doelstelling is elk jaar 100.000 nieuwe woningen realiseren. Met het wetsvoorstel Versterking regie volkshuisvesting krijgen Rijk en provincies bevoegdheden om dwingend op woningbouw te sturen en wordt het bouwproces versneld. Daarnaast wordt als onderdeel van het wetsvoorstel een urgentieregeling vastgesteld. Mensen in ernstige woonnood worden daarmee overal onder dezelfde voorwaarden geholpen.
  • Bereikbaarheid, funderingsschade, vereenvoudiging huurtoeslag: Er wordt geld ter beschikking gesteld voor (i) de bereikbaarheid van woningen, (ii) de nationale aanpak van funderingsschade (informatiepunt) en (iii) de vereenvoudiging van de huurtoeslag in 2025. In 2026 wordt de eigen bijdrage van de huurtoeslag verlaagd met € 11,58.
  • Overdrachtsbelasting: De overdrachtsbelasting gaat per 1 januari 2026 omlaag naar 8%. Dit doet het kabinet om het investeringsklimaat te verbeteren.
  • Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid: Het kabinet wil de bouwpotentie van circa 130.000 woningen in de kwetsbare gebieden uit het programma benutten. Hierdoor verbetert de leefbaarheid in deze gebieden.
  • Woningcorporaties: Er zullen nieuwe nationale prestatieafspraken met woningcorporaties worden gemaakt. Hierin wordt onder andere de bestaanszekerheid van huurder met een beperkt inkomen opgenomen. Daarbij wordt de financiële positie van woningcorporaties dit najaar herijkt.

Vragen over dit artikel?
Neem contact met ons op. CERTA, omdat je verder wilt.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, Prinsjesdag

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3
  • Pagina 4
  • Pagina 5
  • Pagina 6
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 22
  • Ga naar Volgende pagina »

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Nieuws & Kennis
    • Nieuws & Actualiteiten
    • Certa deelt kennis met Pont
    • Certa expert van ABN AMRO
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV