• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Vastgoedrecht

1 april 2025

Omdat je verder wilt

Huurder met meerdere koopwoningen moet sociale huurwoning verlaten na beroep op dringend eigen gebruik door verhuurder

Uitspraak kantonrechter over beëindiging huurovereenkomst
Op 27 maart 2025 heeft de kantonrechter te Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van een woningcorporatie tegen een huurder met meerdere koopwoningen die door hem worden verhuurd. De huurovereenkomst wordt door de rechter beëindigd.

Beroep op dringend eigen gebruik
De corporatie heeft de huurovereenkomst opgezegd op grond van dringend eigen gebruik. De verhuurder wil de woning terug om deze te kunnen verhuren aan personen die niet zelf in hun huisvesting kunnen voorzien. De huidige huurder behoort met meerdere koopwoningen volgens de rechter niet meer tot de doelgroep van de corporatie.

Juridisch precedent in de strijd tegen scheefwonen
Het is voor het eerst dat een corporatie een zaak over scheefwonen aan de rechter voorlegt. De aanleiding was kort gezegd een artikel in NRC. Daarin werd aandacht besteed aan een onderzoek van het Kadaster naar huurders van sociale huurwoningen met meerdere koopwoningen op hun naam. Uit dat onderzoek bleek dat ruim duizend huurders van corporaties eigenaar zijn van meerdere koopwoningen. Dat is maatschappelijk gezien onwenselijk.

De nu gegeven beslissing door de rechtbank Amsterdam is van belang omdat het een juridisch precedent schept voor het tegengaan van scheefwonen. Huurders met vastgoedbezit zouden geen sociale huurwoning bezet mogen houden. De aanpak van de corporatie raakt aan de kern van het doel van toegelaten instellingen: het beschikbaar stellen en houden van sociale huurwoningen voor degenen die ze echt nodig hebben en niet zelf kunnen voorzien in hun woonbehoefte.

Lees de uitspraak van de rechtbank hier: ECLI:NL:RBAMS:2025:2080, Rechtbank Amsterdam, 11266179 \ CV EXPL 24-10726

Vragen over scheefwonen en dringend eigen gebruik?
Neem contact op met Rogier Visser of Louise Strating.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, Vastgoedrecht

21 maart 2025

Omdat je verder wilt

Beroep op Didam-uitzonderingssituatie slaagt

De Staat hoefde in dit geval niet de selectieprocedure te doorlopen voor de verhuur van extra grond aan Fastned.

Op grond van de Didam regels dient een overheidsorganisatie een selectieprocedure te houden als het een perceel grond wil verkopen of verhuren. Van deze verplichting mag een overheidsorganisatie afwijken als er sprake is van slechts één serieuze gegadigde. In een zaak die diende bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland ging deze uitzonderingssituatie op.

Feiten
De Staat verhuurt een stuk grond langs de snelweg aan Fastned en is voornemers om extra grond aan Fastned te verhuren ten behoeve van een energielaadpunt. De Staat heeft zijn voornemen tot wijziging van de huurovereenkomst met Fastned gepubliceerd en daarbij vermeld dat Fastned de enige serieuze gegadigde is met wie deze huurovereenkomst kan worden gesloten.

Andere partijen maken bezwaren en vorderen dat het de Staat wordt verboden om uitvoering te geven aan zijn voornemen om de extra grond aan Fastned te verhuren.

Beroep op uitzonderingssituatie
De Staat beroept zich op de uitzonderingssituatie dat er maar één serieuze gegadigde is voor de verhuur van extra grond. Beoordeeld moet daarom worden of:

  1. er aan de daarvoor vereiste mededelingsverplichting is voldaan, en
  2. de Staat op basis van objectief, toetsbare en redelijke criteria heeft kunnen concluderen dat er maar één serieuze gegadigde is voor de verhuur van de extra grond.

Uitspraak
Volgens de Voorzieningenrechter is het niet aannemelijk dat de Staat onrechtmatig handelt door de extra grond aan Fastned te verhuren.

De Staat heeft met zijn publicatie aan zijn mededelingsverplichting voldaan. Op grond van de publicatie moet het voor het potentiële gegadigden duidelijk zijn geweest welk stuk grond de Staat van plan is te verhuren. Verder volgt uit de publicatie dat de Staat op grond van de volgende drie criteria tot de conclusie is gekomen dat er maar één serieuze gegadigde is voor de verhuur van de grond:

  1. de gegadigde moet beschikken over een publiekrechtelijke vergunning,
  2. de verhuur van de extra grond is niet in strijd met de Benzinewet,
  3. de verhuur van de extra grond is niet in strijd met rechten van derden.

Volgens de rechter betreffen het objectieve, toetsbare en redelijke criteria op grond waarvan De Staat heeft kunnen concluderen dat Fastned de enige serieuze gegadigde is voor de verhuur van de extra grond. Fastned had immers een publiekrechtelijke vergunning en er was geen sprake van strijd met de Benzinewet of rechten van derden. De Voorzieningenrechter concludeert dat de door de Staat voorgenomen verhuur van de extra grond aan Fastned niet in strijd is met de Didam regels of om een andere reden onrechtmatig tegenover de andere partijen is.

De andere partijen voeren nog aan dat de Staat op grond van een belangenafweging toch moet worden verboden om uitvoering te geven aan zijn voornemen om de extra grond aan Fastned te verhuren, omdat daardoor een onomkeerbare situatie zal ontstaan. Dit standpunt gaat volgens de Voorzieningenrechter niet op. Er is immers sprake van een koppeling tussen de vergunningverlening en de huurovereenkomst. Als de vergunning eindigt/wegvalt dan komt ook de huurovereenkomst ten einde. Verder wordt in aanmerking genomen dat de vergunning en huurovereenkomst niet voor onbepaalde tijd gelden, maar over ongeveer 6 jaar aflopen. Dan zal er weer een nieuwe verdeling van de vergunningen en de grond plaatsvinden, en dan heeft iedereen weer een nieuwe kans. Zo onomkeerbaar is het dus niet, aldus de Voorzieningenrechter.

Contact
Heb je juridische vragen over verhuur van grond door de overheid? Neem gerust contact met ons op. Wij helpen je graag verder.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie, Vastgoedrecht

17 maart 2025

Omdat je verder wilt

Verkorting verjaringstermijn huurverhogingen

De afgelopen jaren zijn er steeds meer maatregelen genomen om huurders te beschermen tegen hoge huurprijzen. Een belangrijk instrument daarbij is de maximering van de jaarlijkse huurverhoging. Voor huurders in de sociale sector bestonden al regels op dit gebied, maar in de vrije sector waren er nauwelijks beperkingen. Met de invoering van de Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten (1 mei 2021) wordt er ook tijdelijk een maximum gesteld aan jaarlijkse huurverhogingen in het geliberaliseerde segment. Deze regeling is sinds 1 mei 2024 verlengd tot 1 mei 2029. Naast de verlenging is er nog een belangrijke wijziging doorgevoerd: de verjaringstermijn voor vorderingen tot betaling van huurverhogingen is  verkort. Dit betekent dat verhuurders sneller in actie moeten komen om te voorkomen dat hun vordering verjaart.

Verkorting verjaringstermijn

Met de Wijziging van de Wet maximering huurprijsverhogingen geliberaliseerde huurovereenkomsten is sinds artikel 7:251 BW (die ook geldt voor de geliberaliseerde huurovereenkomsten) aangepast. Aan het artikel is toegevoegd dat – in afwijking van artikel 3:308 BW waarin is bepaald dat geldvorderingen na vijf jaar verjaren - vorderingen tot betaling van huurverhogingen twee jaar na het opeisbaar worden verjaren. Er wordt vervolgens nog een extra beperking geïntroduceerd: indien de verhuurder de huurder in het jaar waarin de huurverhoging opeisbaar wordt niet schriftelijk informeert over de huurprijsverhoging, dan verjaart de vordering tot betaling van de huurverhoging al na één jaar na het opeisbaar worden.

Wat zijn de gevolgen?

Deze wijziging van art. 7:251 BW is met ingang van 1 juli 2024 in werking getreden. Het overgangsrecht bepaalt dat verjaringstermijnen die vóór 1 juli 2024 zijn aangevangen, een uitgestelde werking van één jaar krijgen. Dat betekent dat tot 1 juli 2025 de reguliere verjaringstermijn van vijf jaar blijft gelden. Het is dus heel belangrijk dat voor die datum de achterstand wordt gevorderd of de verjaring wordt gestuit. Voor verjaringstermijnen die ná 1 juli 2024 zijn gaan lopen gelden de nieuwe verjaringstermijnen direct. Dat betekent ook dat als de verhuurder de huurder niet schriftelijk heeft geïnformeerd over de huurprijsverhoging, de vordering tot betaling van de verhoging op 1 juli 2025 verjaart.

Belangrijk om te benadrukken is dat de verkorting van de verjaringstermijn geen gevolg heeft voor de verhoging van de huurprijs als zodanig. Dat betekent dat de verhoogde huurprijs geldt en steeds het uitgangspunt is voor nieuwe verhogingen, maar uitsluitend de mogelijkheid om de verhoging te vorderen verjaart. De oorspronkelijke huurprijs (zonder verhoging) blijft onderworpen aan de reguliere verjaringstermijn van vijf jaar.

Actie: stuit de verjaring

De verkorte verjaringstermijn is een ingrijpende wijziging, vooral voor verhuurders die huurders niet tijdig schriftelijk hebben geïnformeerd over huurverhogingen. Om te voorkomen dat vorderingen verjaren, is het essentieel om actie te ondernemen. De verjaring van de huurprijsverhoging kan worden gestuit door een schriftelijke aanmaning of mededeling waarin het recht op betaling wordt voorbehouden, of door het instellen van een vordering of andere daad van rechtsvervolging. Het is verstandig dat verhuurders in de toekomst hun huurders steeds schriftelijk informeren over huurverhogingen.

Meer informatie over huurprijsverhogingen? Neem contact op met Louise Strating.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, Vastgoedrecht

23 januari 2025

Omdat je verder wilt

Scheefwonen en sociale huur: Wat zegt de rechter

Voor het eerst in Nederland brengt een woningcorporatie een zaak over scheefwonen (niet verwarren met scheefhuren) voor de rechter.

Het recht op wonen
Het bevorderen van voldoende woongelegenheid is een voorwerp van zorg van de overheid. Het (goed) kunnen wonen, wordt zo belangrijk gevonden dat het zelfs in onze grondwet is verankerd (art. 22). Op het moment dat een toegelaten instelling een sociale huurwoning van een van haar huurders terug wil omdat hij ook koopwoningen heeft, kan niet over een nacht ijs worden gegaan. De procedure heeft flink wat pennen in beweging gebracht, lees bijvoorbeeld het artikel in Het Parool en Ymere wil sociale huurwoning terug omdat huurder meerdere koopwoningen bezit en verhuurt Ymere: ‘pandjesbaas’ met hoge huurinkomsten heeft geen recht op sociale huurwoning | NUL20

Waarom is deze zaak belangrijk
Dit is de eerste keer dat een corporatie een zaak aan de rechter voorlegt waarin sprake is van sociale verhuur aan iemand die tegelijkertijd twee koopwoningen (die worden verhuurd) in eigendom heeft. Er is niet een specifieke wettelijke regeling die dat verbiedt. Door de corporatie wordt een beroep gedaan op dringend eigen gebruik. De onderbouwing komt kort gezegd neer op het ingaan op (het ontstaan van) corporaties (de eerste in Nederland is anno 1852), het doel van corporaties tot het uitwerken van de onderdelen dringend, eigen gebruik en het vereiste dat er voor de huurder passende vervangende woonruimte voorhanden is. Houdt de opzegging stand? Uit eerder onderzoek blijkt dat situaties zoals deze het topje van de ijsberg kunnen zijn. Zie bijvoorbeeld het artikel in NRC.

Het vonnis: 27 maart 2025
De rechter doet op 27 maart 2025 uitspraak. Dit vonnis kan grote gevolgen hebben voor de manier waarop corporaties scheefwonen kunnen tegengaan. Hebt u vragen over het beroep van een corporatie op dringend eigen gebruik bij scheefwonen, neem dan contact op met ons vastgoed-/huurrechtteam.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, Vastgoedrecht

18 november 2024

Omdat je verder wilt

Verkoop in strijd met Didam is in beginsel onrechtmatig (ook als overeenkomst voor Didam-arrest is gesloten)

Terugblik
De Hoge Raad heeft in 2021 overwogen dat een overheidslichaam bij het aangaan en uitvoeren van privaatrechtelijke overeenkomsten de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en daarmee het gelijkheidsbeginsel in acht moet nemen. Dat geldt ook voor de beslissing met wie en onder welke voorwaarden de gemeente bijvoorbeeld een overeenkomst tot verkoop van een onroerende zaak sluit.

Uit het gelijkheidsbeginsel vloeit voort dat een overheidslichaam die het voornemen heeft om een onroerende zaak te verkopen, ruimte moet bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen. Als er meerdere gegadigden zijn of dit redelijkerwijs wordt verwacht, moet het overheidslichaam op basis van eigen criteria een koper uit de gegadigden selecteren. Deze criteria moeten objectief, toetsbaar en redelijk zijn. De selectieprocedure hoeft niet gevolgd te worden als bij voorbaat vaststaat of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt voor de aankoop. In dat geval moet het overheidslichaam het voornemen tot verkoop voorafgaand bekend maken op zodanige wijze dat eenieder daarvan kennis kan nemen (met een motivatie). Een uitgebreidere toelichting kan je vinden in een eerder gepubliceerd artikel hierover op de website van Certa: Gelijkere kansen bij verkoop grond door de overheid

Hoge Raad
Na bovengenoemd arrest is discussie ontstaan over (i) vanaf wanneer de door de Hoge Raad geformuleerde regel geldt en (ii) wat de gevolgen voor reeds gesloten overeenkomsten zijn. De Hoge Raad heeft daar vandaag antwoord op gegeven.

Regels gelden altijd al, niet pas na uitspraak

De geformuleerde regel met betrekking tot de verkoop geldt altijd al. Omdat sprake is van algemene beginselen van behoorlijk bestuur gelden de regels niet pas vanaf het arrest van de Hoge Raad. De regels hebben dus ook invloed op schendingen die voor de datum van de uitspraak van de Hoge Raad hebben plaatsgevonden.

Geen sprake van een nietige of vernietigbare overeenkomst, maar onrechtmatig handelen

Omdat geen sprake is van een dwingende wetsbepaling, is de overeenkomst geldig. Ook hebben de Didam-regels niet de strekking om de geldigheid van daarmee strijdige rechtshandelingen met nietigheid of vernietigbaarheid te treffen.

Een overheidslichaam dat in strijd met de regels uit het Didam-arrest toch overgaat tot verkoop, handelt in beginsel onrechtmatig jegens een (potentiële) gegadigde. De gegadigde heeft namelijk geen gelijke kans gekregen. Dit kan betekenen dat het overheidslichaam schadeplichtig wordt tegenover de gegadigde. De gegadigde kan als er nog geen overeenkomst is gesloten waarin het overheidslichaam wordt verplicht om te leveren of zolang de levering nog niet heeft plaatsgevonden, onder omstandigheden een vordering instellen tot het verbieden van de verkoop of levering aan de andere partij.

Altijd Didam-procedure doorlopen

De Hoge Raad overweegt tot slot dat het overheidslichaam ruimte heeft om plannen vast te stellen. Wel is het zo dat op het moment dat het plan leidt tot (het voornemen tot) verkoop de Didam-regels zullen moeten worden toegepast. Zelfs als al bij voorbaat vaststaat, of redelijkerwijs mag worden aangenomen dat op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria slechts één serieuze gegadigde in aanmerkt komt voor de aankoop. Dit dient openbaar te worden gepubliceerd met een motivatie. Dit geldt dus ook op het moment dat het overheidslichaam een plan heeft ontwikkeld waar maar één partij aan kan voldoen.

Heb je naar aanleiding van het bovenstaande vragen over de verkoop door de gemeente, de mogelijke schadevergoeding of overige vragen, neem contact op met Louise Strating of Lisanne Hennink.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Opinie, Vastgoedrecht

25 oktober 2024

Omdat je verder wilt

Een wandeling langs het Kelderluik-arrest.

Het café waar het allemaal begon is er niet meer, maar de uitspraak gaat al bijna 50 jaar mee en blijft maatgevend voor (de beoordeling van) gevaarzetting.

Fietsen en wandelen
Het is leuk om langs Lindenbaum/Cohen te fietsen (Fietsend van Lindenbaum/Cohen uit 1919 naar het Afzinkkelder arrest van 12 januari 2024 - CERTA), maar bij een bezoek aan Amsterdam kun je ook langs het Kelderluik-arrest lopen. Dat laatste deed ik (zoals te zien op deze foto waar ik naar de plek wijs waar voorheen café De Munt zat).

Café De Munt
De eerste ‘hoofdrolspeler’ is café De Munt aan Singel 522 in Amsterdam. De andere hoofdrolspelers zijn Mathieu Duchateau, Sjouwerman (zijn voornaam is onbekend) en Coca-Cola. Voor deze laatste bracht Sjouwerman – toepasselijke naam – frisdrank rond en zo ook op 23 februari 1961 bij café De Munt. Omdat het café een soort pijpenlaatje was (wat hierna nog verder aan de orde komt) werden de dranken in de kelder opgeslagen. Sjouwerman moest meerdere keren heen en weer lopen en liet daarom het kelderluik openstaan. Op een gegeven moment wilde Duchateau naar de wc. Uit het arrest kan worden opgemaakt dat hij daar “stipt over het middenpad van het café” naar toe liep. Daar aangekomen viel Duchateau echter in het keldergat en raakte ernstige gewond.

Schade
Duchateau leed schade door zijn letsel. Omdat hij geen contractuele relatie had met Sjouwerman en diens werkgever Coca-Cola, moest hij zijn schadevergoedingsvordering baseren op onrechtmatig handelen of nalaten. De rechtbank oordeelde kort gezegd dat de schade aan Duchateau zelf te wijten was; hij had beter moeten opletten. Het gerechtshof en de Hoge Raad dachten daar anders over. Zij vinden dat er sprake is van onrechtmatige gevaarzetting. De criteria die daarbij werden gebruikt, zijn tot en met vandaag relevant voor het beoordelen of iemand een situatie in het leven roept die tot aansprakelijkheid leidt.

Criteria
De criteria zijn door de Hoge Raad wat formeler opgeschreven, maar komen neer op:

  1. Hoe waarschijnlijk is het dat de gevaarlijke situatie niet wordt opgemerkt. Of anders gezegd: hoe waarschijnlijk is het dat de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid niet in acht wordt genomen?
  2. Hoe groot is de kans dat als het gevaar inderdaad niet wordt opgemerkt, het daadwerkelijk misgaat. Anders gezegd: hoe groot is de kans op ongevallen?
  3. Hoe ernstig zijn de gevolgen? In dit geval dus hoe erg kan het letsel zijn als gevolg van de val in de kelder?
  4. Tot slot: Hoeveel moeite kost het om veiligheidsmaatregelen te treffen. Anders gezegd: is het bezwaarlijk om het luik steeds te sluiten of er bijvoorbeeld lege kratten voor te zetten?

Deze vier criteria vormen samen het leerstuk van gevaarzetting.

Uitkomst
Omdat het kelderluik zich aan het einde van het pijpenlaatje bevond (in een donker halletje vlak bij de wc’s) en Sjouwerman er rekening mee had moeten houden dat de gemiddelde cafébezoeker op weg naar de wc niet erg zal opletten en voorzichtig is (criterium 1), bij het openzetten van het luik doorgaans stoelen werden gebruikt om het keldergat te barricaderen, maar deze keer alleen een paar lege kratten naast (en niet er voor) het luik zijn gezet (criterium 4) en, zonder dat de rechter dat met zoveel woorden zegt, zich eenvoudig laat voorstellen dat de kans op ongevallen groot is (criterium 2) en het letsel ernstig (criterium 3), is de uitkomst dat Coca-Cola als werkgever van Sjouwerman 50% van de schade van Duchateau moest vergoeden. De andere 50% moest Duchateau zelf dragen vanwege eigen schuld. Dit is allemaal terug te lezen in ECLI:NL:HR:1965:AB7079, voorheen LJN AB7079, Hoge Raad, 9885

Scheepvaart en details
Het begon aan het Singel 522. Dat is een plek die onlosmakelijk verbonden is aan Amsterdam als een van de grootste handelssteden in de geschiedenis (https://nl.wikipedia.org/wiki/Geschiedenis_van_Amsterdam) en de daarmee verbonden scheepvaart. Interessant is daarom om te vermelden dat de zogenoemde kelderluikcriteria misschien ontleend zijn aan een ‘scheepvaartzaak’ uit 1947. Daarin werd overwogen: “Since there are occasions when every vessel will break from her moorings, and since, if she does, she becomes a menace to those about her; the owner’s duty, as in other similar situations, to provide against resulting injuries is a function of three variables: (1) The probability that she will break away; (2) the gravity of the resulting injury, if she does; (3) the burden of adequate precautions.”. Dit zijn onmiskenbaar de kelderluikcriteria, maar dan toegepast op een schip. De rechter formuleert voor de aansprakelijkheid een mooie formule: “Possibly it serves to bring this notion into relief to state it in algebraic terms: if the probability be called P; the injury, L; and the burden, B; liability depends upon whether B is less than L multiplied by P: i.e., whether B < PL.” Interessant is tot slot dat uit onderzoek naar de feiten van het kelderluik-arrest bleek dat Duchateau misschien al had gedronken voordat hij in het café aankwam. Zijn mogelijke benevelde toestand (wat van belang is voor zijn de oplettendheid en voorzichtigheid) kon echter geen rol spelen, omdat de stelling dat hij precies over het middenpad van het café liep onbetwist was gelaten. Dat maakte een discussie over eventuele dronkenschap moeilijker en toont aan hoe belangrijk details kunnen zijn.

Voor vragen over aansprakelijkheidsrecht? Neem contact met ons op.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Aansprakelijkheid, Opinie, Vastgoedrecht

  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3
  • Pagina 4
  • Ga naar Volgende pagina »

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV

Storing

Wegens technische omstandigheden zijn wij mogelijk minder goed bereikbaar op het algemene telefoonnummer.
Neem daarom vooral rechtstreeks contact op met een van onze medewerkers.
Excuses voor het ongemak.