
Beroep op Didam-uitzonderingssituatie slaagt
De Staat hoefde in dit geval niet de selectieprocedure te doorlopen voor de verhuur van extra grond aan Fastned.
Op grond van de Didam regels dient een overheidsorganisatie een selectieprocedure te houden als het een perceel grond wil verkopen of verhuren. Van deze verplichting mag een overheidsorganisatie afwijken als er sprake is van slechts één serieuze gegadigde. In een zaak die diende bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland ging deze uitzonderingssituatie op.
Feiten
De Staat verhuurt een stuk grond langs de snelweg aan Fastned en is voornemers om extra grond aan Fastned te verhuren ten behoeve van een energielaadpunt. De Staat heeft zijn voornemen tot wijziging van de huurovereenkomst met Fastned gepubliceerd en daarbij vermeld dat Fastned de enige serieuze gegadigde is met wie deze huurovereenkomst kan worden gesloten.
Andere partijen maken bezwaren en vorderen dat het de Staat wordt verboden om uitvoering te geven aan zijn voornemen om de extra grond aan Fastned te verhuren.
Beroep op uitzonderingssituatie
De Staat beroept zich op de uitzonderingssituatie dat er maar één serieuze gegadigde is voor de verhuur van extra grond. Beoordeeld moet daarom worden of:
- er aan de daarvoor vereiste mededelingsverplichting is voldaan, en
- de Staat op basis van objectief, toetsbare en redelijke criteria heeft kunnen concluderen dat er maar één serieuze gegadigde is voor de verhuur van de extra grond.
Uitspraak
Volgens de Voorzieningenrechter is het niet aannemelijk dat de Staat onrechtmatig handelt door de extra grond aan Fastned te verhuren.
De Staat heeft met zijn publicatie aan zijn mededelingsverplichting voldaan. Op grond van de publicatie moet het voor het potentiële gegadigden duidelijk zijn geweest welk stuk grond de Staat van plan is te verhuren. Verder volgt uit de publicatie dat de Staat op grond van de volgende drie criteria tot de conclusie is gekomen dat er maar één serieuze gegadigde is voor de verhuur van de grond:
- de gegadigde moet beschikken over een publiekrechtelijke vergunning,
- de verhuur van de extra grond is niet in strijd met de Benzinewet,
- de verhuur van de extra grond is niet in strijd met rechten van derden.
Volgens de rechter betreffen het objectieve, toetsbare en redelijke criteria op grond waarvan De Staat heeft kunnen concluderen dat Fastned de enige serieuze gegadigde is voor de verhuur van de extra grond. Fastned had immers een publiekrechtelijke vergunning en er was geen sprake van strijd met de Benzinewet of rechten van derden. De Voorzieningenrechter concludeert dat de door de Staat voorgenomen verhuur van de extra grond aan Fastned niet in strijd is met de Didam regels of om een andere reden onrechtmatig tegenover de andere partijen is.
De andere partijen voeren nog aan dat de Staat op grond van een belangenafweging toch moet worden verboden om uitvoering te geven aan zijn voornemen om de extra grond aan Fastned te verhuren, omdat daardoor een onomkeerbare situatie zal ontstaan. Dit standpunt gaat volgens de Voorzieningenrechter niet op. Er is immers sprake van een koppeling tussen de vergunningverlening en de huurovereenkomst. Als de vergunning eindigt/wegvalt dan komt ook de huurovereenkomst ten einde. Verder wordt in aanmerking genomen dat de vergunning en huurovereenkomst niet voor onbepaalde tijd gelden, maar over ongeveer 6 jaar aflopen. Dan zal er weer een nieuwe verdeling van de vergunningen en de grond plaatsvinden, en dan heeft iedereen weer een nieuwe kans. Zo onomkeerbaar is het dus niet, aldus de Voorzieningenrechter.
Contact
Heb je juridische vragen over verhuur van grond door de overheid? Neem gerust contact met ons op. Wij helpen je graag verder.