• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Coronapandemie

21 juni 2022

Omdat je verder wilt

Ondernemen ná de coronapandemie: valkuilen en mogelijkheden

Het aantal faillissementen is op dit moment historisch laag. Veel bedrijven hebben tijdens de coronapandemie staatssteun, huurkorting en/of belastinguitstel gekregen. Dit loopt de komende tijd af en de teveel ontvangen steun zal moeten worden terugbetaald. Hetzelfde geldt voor de uitgestelde belastingen. Wat zijn de mogelijkheden voor ondernemingen en waar moet op worden gelet? In dit artikel wordt daarop ingegaan.

Historisch laag niveau faillissementen
Ondanks de coronacrisis en de verschillende lockdowns zijn er deze eeuw nog nooit zo weinig bedrijven failliet gegaan. Cijfers van het Centraal Bureau voor de statistiek laten een historisch laag aantal faillissementen zien. Het aantal voor zittingsdagen gecorrigeerde faillissementen fluctueert aanzienlijk. Dalingen en stijgingen volgen elkaar snel op. Het aantal uitgesproken faillissementen piekte met 911 in de maand mei 2013. Daarna nam het aantal faillissementen tot en met augustus 2017 af. Vervolgens bleef de trend tot medio 2020 redelijk vlak. Sindsdien is het aantal faillissementen verder afgenomen en bereikte in augustus 2021 een laagterecord.

In 2021 zijn 1.536 bedrijven en instellingen, exclusief eenmanszaken, failliet verklaard. Dat is 43 procent minder dan in 2020. In mei 2022 is het aantal faillissementen toegenomen ten opzichte van de maand ervoor, maar is het niveau nog laag vergeleken met de periode voor het uitbreken van corona.

Coronasteun en uitstel van belasting
Al sinds het begin van de coronacrisis wordt er onder meer door werknemersorganisaties gewaarschuwd voor een dreigende faillissementsgolf, maar vooralsnog blijft die uit. De steun van de overheid houdt veel bedrijven op de been. Zo hebben bedrijven gezamenlijk voor meer dan 18 miljard euro aan uitstel gekregen om hun belasting te betalen. Dat geld moeten ze de komende jaren alsnog aan de Belastingdienst overmaken, te beginnen in oktober 2022. Daarnaast kregen bedrijven in 2021 steun voor het betalen van de salarissen en de vaste lasten. Zo kregen via de NOW-regeling 22.500 bedrijven steun voor het betalen van de salarissen in november en december 2021.

Relatief weinig in de horeca
De meeste faillissementen waren volgens het CBS in de handel, de bouw en de financiële dienstverlening, maar bij al die sectoren was er sprake van een daling. Vooral in de zwaar getroffen horecabranche lag het aantal faillissementen opvallend laag. Er gingen minder dan 100 bedrijven failliet en daarmee staat de sector op de 7de plek. Bij het begin van de coronacrisis in 2020 steeg het aantal faillissementen in deze sector juist.

Rechters houden rekening met corona
In november 2021 liep het aantal faillissementen wat op en leek er even sprake van een kentering, maar in december was er opnieuw sprake van een daling. Volgens de Raad voor de Rechtspraak kijken rechters bij een faillissementsaanvraag naar alle omstandigheden van een bedrijf, waarbij ook rekening wordt gehouden met de coronacrisis. Dit leidt er volgens de Raad toe dat rechters op dit moment ondernemingen die in de kern gezond zijn, niet snel failliet zullen laten gaan.

Economie bevroren
Het Centraal Planbureau waarschuwde eerder al dat de steun ook niet-levensvatbare bedrijven overeind houdt. “De huidige steun bevriest delen van de economie op de situatie van begin 2020 en blokkeert daarmee de normale economische dynamiek: bedrijven die stoppen en nieuwe bedrijven die starten, mensen die ergens anders een nieuwe baan vinden”, aldus directeur Hasekamp.

Huurkorting in verband met corona
Volgens de Hoge Raad is de omstandigheid dat een huurder die voor zijn omzet afhankelijk is van de komst van publiek, maar als gevolg van overheidsmaatregelen in verband met de coronapandemie de door hem gehuurde 290-bedrijfsruimte niet of slechts in geringe mate kan exploiteren, een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in art. 6:258 BW. De rechter kan op basis van deze grondslag de huurovereenkomst aanpassen door de huurprijs te verminderen, waarbij het uitgangspunt kort gezegd is dat het financiële nadeel gelijk tussen verhuurder en huurder moet worden verdeeld. Daarbij moet wel rekening worden gehouden met de financiële steun die de huurder heeft ontvangen van de overheid in de vorm van de Tegemoetkoming Vaste Lasten (TVL).

Hoe verder?
De vraag is natuurlijk hoe dit verder loopt. De coronasteun is immers eindig en dat geldt ook voor de huurkorting in verband met corona. Bovendien moet de reeds verleende coronasteun definitief worden vastgesteld en te veel betaalde coronasteun zal moeten worden terugbetaald. Daar komt bij dat het door de Belastingdienst verleende uitstel op 1 oktober a.s. in principe afloopt, zodat bedrijven vanaf dat moment de opgebouwde achterstand aan belastingschuld moeten gaan inlopen. Naar verwachting zal een groot aantal bedrijven daartoe niet in staat zijn. Het lijkt dan ook verstandig om hierover met de belastingdienst in overleg te treden om een regeling te treffen.

Belastingdienst stelt zich soepel op
De Belastingdienst heeft aangegeven dat men zich in de periode 1 augustus 2022 tot en met 30 september 2023 soepeler zal opstellen bij schuldsaneringen. Het huidige regime is dat de Belastingdienst enkel instemt met een akkoord als zij het dubbele percentage krijgt dat de concurrente schuldeisers in het akkoord krijgen. Het versoepelde beleid geeft de Belastingdienst de mogelijkheid om ook met minder akkoord te gaan. Een verzoek kan bij de Belastingdienst worden ingediend, waarbij de Belastingdienst onder andere beoordeelt of sprake is van een in de kern levensvatbare onderneming.

Biedt de WHOA een oplossing?
De WHOA (wet homologatie onderhands akkoord) maakt het voor ondernemers mogelijk een akkoord (schuldenregeling) aan te bieden aan crediteuren en dit akkoord te laten homologeren (vastleggen) door de rechtbank, zodat alle daarbij betrokken schuldeisers daaraan worden gebonden. In een eerder artikel op onze website is hier al nader op ingegaan. Het is echter de vraag of bedrijven over voldoende middelen beschikken of deze kunnen aantrekken om een dergelijk akkoord te kunnen financieren. In de praktijk blijkt een dergelijke oplossing niet eenvoudig en relatief duur in verband met de complexiteit van de procedure en de daarbij te maken kosten. Bovendien is de WHOA niet van toepassing op arbeidsovereenkomsten. Een herstructurering via de WHOA kan dus niet leiden tot afvloeiing van overtollig personeel.

Faillissement en eventuele doorstart als laatste redmiddel?
Wanneer er geen mogelijkheden zijn om de schuldenproblematiek op te lossen, resteert het aanvragen van het (eigen) faillissement als mogelijk laatste redmiddel. Vanuit het faillissement kan eventueel een doorstart plaatsvinden van de rendabele onderdelen en kunnen winstgevende activiteiten worden voortgezet met een daarvoor benodigd deel van het personeel. Hierbij is van belang dat de Wet overgang van Onderneming niet van toepassing is bij een faillissement. Bij een doorstart vanuit een faillissement gaat het personeel niet automatisch mee over op de doorstartende partij.

Conclusie
Gezien de huidige situatie is het de verwachting dat veel bedrijven op korte termijn voor aanzienlijke financiële uitdagingen komen te staan. Het is van groot belang om de komende tijd een goede afweging te maken van de diverse mogelijkheden die er zijn. Kunnen de bestaande activiteiten ongewijzigd worden gecontinueerd? Zijn er voldoende middelen beschikbaar om aan de lopende verlichtingen te kunnen blijven voldoen? Kunnen de belastingschulden tijdig worden ingelopen of is daarvoor een regeling met de Belastingdienst nodig? Biedt de WHOA een oplossing om tot een herstructurering te komen? Of is het nodig om een faillissementsprocedure en een eventuele doorstart te overwegen? Afwachten lijkt daarbij in ieder geval geen goede keuze.

Contact
Certa Advocaten helpt u graag om de juiste afweging te maken.
Voor vragen over dit onderwerp kunt u contact opnemen met Floor Lintjens en Seerp Gratama.

Floor Lintjens
Advocaat Insolventierecht
[email protected]
Seerp Gratama
Partner-advocaat Insolventierecht
[email protected]
Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Belastingdienst, Coronapandemie, Faillissement, Insolventie, Opinie

10 september 2021

Omdat je verder wilt

Mag een werkgever zijn werknemers verplichten zich te laten vaccineren tegen corona?

Kunt u als werkgever uw werknemers verplichten tot vaccinatie? Wat als één van uw werknemers weigert zich te laten vaccineren, mag u deze werknemer dan ontslaan (op staande voet)? Een actueel maar lastig onderwerp omdat dit de privacy en grondrechten van de werknemer raakt.

Verplicht vaccineren

Kort door de bocht: verplicht vaccineren kan niet. Er is geen vaccinatieplicht. Werkgevers moeten zorgdragen voor een veilige werkplek (Arbowet), maar worden hierbij geremd door het feit dat het hen niet is toegestaan medische gegevens te verzamelen en verwerken op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Volgens de huidige wet mogen werkgevers ook niet registreren wie wel en niet is gevaccineerd. En zij mogen medewerkers al helemaal niet dwingen zich te laten vaccineren. Het verzamelen en verwerken van medische gegevens is immers in strijd met de privacywet (AVG) en het recht op lichamelijke onschendbaarheid. Dat zijn grondrechten die gevoelsmatig zeer zwaar wegen. Zwaarder dan de Arbowet die werkgevers verplicht te zorgen voor een veilige werkplek. Helaas is het vaccinatievraagstuk niet het eerste dat werkgevers in een spagaat dwingt tussen grondrecht en zorgplicht. In de AVG staan vaker belangen tegenover elkaar.

Wat kan wel?

Werknemers vragen om zich op volledig vrijwillige basis te laten vaccineren, werkt vooralsnog in de zorg zeer effectief. Zijn er nog meer mogelijkheden? Stimuleren wordt genoemd, zoals het toekennen van een bonus of extra vakantiedagen na vaccinatie. Maar of dit de strenge toets van de AVG zal doorstaan, is de vraag. Want dan weet ook de (salaris)administratie wie gevaccineerd is. In een zaak over het verplicht dragen van een mondkapje op het werk mocht het loon ingehouden worden van de weigerende werknemer. Kan dat ook bij vaccinatie? Waarschijnlijk niet, omdat de inbreuk vele malen groter is.

Is weigering van vaccinatie reden voor ontslag?

Zonder wettelijke vaccinatieplicht is de weigering van vaccinatie geen reden voor ontslag op staande voet. Vraag die nog onbeantwoord blijft is of dit in Nederland een redelijke grond op zou kunnen leveren voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Wij verwachten dat het enkel weigeren van een vaccinatie onvoldoende is voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

Tot slot

Werknemers verplichten om zich te laten vaccineren is op dit moment dus nog onmogelijk. Dergelijke verplichtingen passen niet binnen de arbeidsverhouding. Werknemers vragen om zich op volledig vrijwillige basis te laten vaccineren, is het meest effectief. Het indirect verplichten, bijvoorbeeld door het verbinden van negatieve consequenties aan het weigeren van een vaccinatie, komt in strijd met de grondrechten van de werknemer.

Contact

Meer weten over het verplichten van vaccinatie of andere corona gerelateerde onderwerpen? Neem dan gerust contact op met ons. Wij adviseren u graag!

Barbara Veldmaat
Partner/advocaat arbeidsrecht

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Arbeidsrecht, Coronapandemie, Ondernemingsrecht, Opinie

15 februari 2021

Omdat je verder wilt

De WHOA: een nieuwe herstructureringsmogelijkheid en zeker van invloed op de huurrechtpraktijk!

Een huurovereenkomst kan als een molensteen om de nek van een huurder hangen. Door de coronacrisis is dit nog actueler geworden. De omzet valt weg, maar de kosten lopen door. Deze bijdrage gaat over de wet Homologatie Onderhands Akkoord (“WHOA”), maar tegelijkertijd mag niet onvermeld blijven dat de kantonrechter te Den Haag als een van de eersten in een bodemprocedure (vonnisdatum is 27 januari 2021) heeft geoordeeld dat de lockdown een onvoorziene omstandigheid is in de zin van artikel 6:258 BW. Op die grond wijzigt de rechter de huurovereenkomst zodat de huurder 50% van de huur moet betalen gedurende de periode dat de horecagelegenheid volledig is gesloten en 75% van de huur in de periode van beperkende maatregelen, maar zonder de verplichte sluiting. Zie ook eerdere stukken met betrekking tot dit onderwerp.

(On)mogelijkheden

Het bovenstaande spitst zich toe op onvoorziene omstandigheden als gevolg van COVID-19. Maar wat zijn zonder die specifieke omstandigheden de (on)mogelijkheden van een huurder om het huurcontract te wijzigen? Het juridische uitgangspunt is in principe dat gemaakte afspraken moeten worden nagekomen. In een één op één relatie kan het dus al lastig zijn om tot andere afspraken te komen. Bij meerdere contractspartijen kan dat al helemaal het geval zijn. Het betekent immers dat de schuldenaar met al zijn schuldeisers moet onderhandelen om tot een regeling te komen. Bij die gesprekken heeft iedereen zijn eigen belangen. Ook de schuldeisers ten opzichte van elkaar. Een regeling zal tevens offers vragen, bijvoorbeeld het kwijtschelden van vorderingen of het aanpassen van contracten. Een schuldeiser die niet instemt, maar betaling van zijn volledige vordering verlangt, kan in beginsel niet worden gedwongen. Dit is alleen anders als die schuldeiser misbruik van bevoegdheid maakt. Het alsnog dwingen om mee te doen aan de regeling, zal een gang naar de rechter vragen. Soms is die tijd er niet of haken andere partijen af, met uiteindelijk het faillissement van de huurder tot gevolg.

WHOA

Met de invoering van de WHOA wordt een wettelijke basis gecreëerd voor een ‘dwangakkoord’ in de gevallen dat een onderneming in zwaar weer is gekomen, maar op zich nog wel levensvatbaar is. Onderdeel van de WHOA is de mogelijkheid om lopende huurovereenkomsten te wijzigen. Die mogelijkheid kan worden beschouwd als een flinke inbreuk op het uitgangspunt van afspraak is afspraak. De huurder kan de verhuurder een voorstel doen tot wijziging van de overeenkomst. Stemt de verhuurder niet in, dan kan de huurder de overeenkomst opzeggen als de rechtbank daar toestemming voor geeft. De rechtbank wijst het verzoek toe als blijkt dat sprake is van een toestand dat het redelijkerwijs aannemelijk is dat de schuldenaar met het betalen van zijn schulden niet zal kunnen voortgaan. In het geval van huurcontracten voor onbepaalde tijd komt de toestemming van de rechtbank om de huurovereenkomst te beëindigen er op neer dat de huurder de opzeggingstermijn niet in acht hoeft te nemen. Dat kan één jaar huur schelen. Bij huurcontacten voor bepaalde tijd kan de einddatum na verkregen toestemming opeens meerdere jaren eerder zijn dan overeengekomen. Het recht op schadevergoeding van de verhuurder kan de huurder direct herstructureren onder het akkoord zoals genoemd in de WHOA.

Praktijk

De WHOA biedt de wettelijke basis voor het afdwingen van een akkoord. Het misbruik van recht vereiste is niet meer aan de orde. Daar komen de checks and balances van de WHOA voor in de plaats. Met de WHOA kan de huurder een wezenlijke wijziging van zijn huurcontract bereiken. Bij de totstandkoming van de WHOA is dit samengevat door op te merken dat als de huurovereenkomst als een molensteen om de nek van de onderneming hangt, ingrijpen mogelijk zou moeten zijn. Voor de praktijk laat zich goed voorstellen dat een van de gevolgen van de WHOA is dat door de verhuurder bij het aangaan van de huurovereenkomst veel meer informatie wordt verlangd. De verhuurder zal willen toetsen of een rendabele exploitatie mogelijk is. En of in het ondernemingsplan voldoende rekening wordt gehouden met risico’s etc etc. Een andere praktische consequentie van de WHOA kan zijn dat de verhuurder wil dat de waarborgsommen of bankgaranties die moeten worden gesteld worden verhoogd. Vanuit de wetgever is voorzien in een evaluatie van de WHOA binnen drie jaar na inwerkingtreding, dus uiterlijk op 1 januari 2024. Vanuit CERTA is tot slot stilgestaan bij de parlementaire geschiedenis van de WHOA. Er wordt verwezen naar de onlangs gepubliceerde paperback van Joris Struycken “Parlementaire Geschiedenis van de WHOA”. Vanuit CERTA zullen de ontwikkelingen van de WHOA in de praktijk verder goed in de gaten worden gehouden. Ingrijpen in een huurcontract is ingrijpend. Een faillissement ook, zodat de WHOA wellicht de te verkiezen weg is maar alleen als er geen toestand is van “onvermijdelijke insolventie”.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Coronapandemie, Herstructurering, Huurrecht, Opinie

25 september 2020

Omdat je verder wilt

Mijn huurder doet een beroep op het coronavirus. Kan dat zomaar?

Het coronavirus houdt ons nog altijd in de greep. Ook de rechtspraak staat met betrekking tot dit punt niet stil. Veel huurders en verhuurders van bedrijfsruimten hebben inmiddels onderling afspraken gemaakt over de huurbetalingen in de coronatijd. Voor wie niet tot afspraken is gekomen, nog in onderhandeling is en/of voor wie de gevolgen van de crisis nu pas voelbaar zijn, kan de recente jurisprudentie handvatten bieden.

  • Onvoorziene omstandigheden
    Kantonrechters hebben al meerdere keren geoordeeld dat de coronacrisis kan worden aangemerkt als een onvoorziene omstandigheid.[1] Daarvan is sprake indien (i) partijen bij het sluiten van de overeenkomst een dergelijke crisis die het gebruik van het gehuurde feitelijk of juridisch onmogelijk maakt dan wel ernstig belemmert niet voor ogen hebben gehad en (ii) een dergelijke crisis niet in de huurovereenkomst is verdisconteerd.[2] Als sprake is van een onvoorziene omstandigheid, dient te worden gekeken of de verhuurder een ongewijzigde instandhouding van de huurovereenkomst mag verlangen. Hierbij zijn de omstandigheden van het geval van belang. Uit recente uitspraken blijkt dat voor beantwoording van die vraag onder meer kan worden gekeken naar of (i) er overheidsmaatregelen zijn die het gebruik van het gehuurde belemmeren[3], (ii) huurder en verhuurder commerciële partijen zijn[4], (iii) de huurprijs omzetgerelateerd is[5] en/of (iv) sprake is van een sterke omzetdaling.[6] In de rechtspraak wordt benadrukt dat indien er daadwerkelijk (financiële) gevolgen van de coronacrisis zijn deze niet volledig op de huurder kunnen worden afgewenteld, maar dat het ook niet redelijk is om de gevolgen volledig voor rekening van de verhuurder te laten komen.[7] Het ligt voor de hand om de gevolgen gelijkelijk over de partijen te verdelen.[8]

  • Gebrek
    Naast een beroep op onvoorziene omstandigheden, kan door de huurder ook een beroep worden gedaan op de specifieke ‘gebrekenregeling’ indien vanwege de coronacrisis de bedrijfsruimte op last van de overheid is gesloten.[9]Het argument dat de verhuurder niks te verwijten valt gaat niet op. De toerekenbaarheid is geen vereiste.[10] Let op; indien een huurprijsvermindering op grond van een gebrek is uitgesloten in de huurovereenkomst, kan die bepaling mogelijk op grond van onvoorziene omstandigheden of een beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid alsnog opzij worden gezet (zie hierboven).[11] Indien er geen sprake is van een sluiting van overheidswege, maar de huurder er zelf voor kiest om het gehuurde vanwege tegenvallende resultaten niet te gebruiken, komt de huurder in principe geen beroep op de gebrekenregeling toe.[12] In de literatuur gaan inmiddels stemmen op die zeggen dat een sluiting van overheidswege ten onrechte als gebrek wordt aangemerkt. In een geschil zullen partijen dan hun heil moeten zoeken bij de onvoorziene omstandigheden en/of de redelijkheid en billijkheid.

  • Wat nu?
    In beginsel adviseren wij – naar aanleiding van de lijn die in de uitspraken te vinden is – om de gevolgen van de coronacrisis gelijkelijk over partijen te verdelen. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat de huurder aannemelijk moet maken dat hij o.a. (financiële) schade heeft geleden. Het voorstaande geldt in beginsel. Om een specifieke huurovereenkomst of huurrelatie te (kunnen) beoordelen dienen uiteindelijk alle omstandigheden van het geval tegen elkaar te worden afgewogen.

     

 


Vragen over de gevolgen van de coronacrisis voor huren?
Neem contact op met
Lisanne Hennink of Louise Strating.

 

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Coronapandemie, Huren / Verhuren, Opinie

3 juni 2020

Omdat je verder wilt

Coronacrisis DEEL III: Het (niet) betalen van huur.

Ongetwijfeld is de zogenaamde noodverordening COVID-19 bekend. Daarin is onder andere bepaald dat het verboden is om eet- en drinkgelegenheden open te hebben. In de praktijk raakte deze regel – per 2 juni geldt er een ander regime – hoofdzakelijk cafés en restaurants.

De meest recente ontwikkelingen in de rechtspraak laten zien dat het moeten sluiten van een horecagelegenheid in de relatie tussen de huurder en verhuurder een gebrek oplevert aan de zijde van laatstgenoemde. De wettelijke consequentie hiervan is dat de huurder (tijdelijk) kan worden ontslagen van zijn huurbetalingsverplichting.

Wat is belangrijk:

 

  • Veel verhuurders en huurders hebben, al dan niet onder druk van de ander, afspraken gemaakt over het kwijtschelden of opschorten van de huur. Dat betekent dat de rechter er niet aan te pas hoeft te komen. Als deze afspraken echter onder ongeoorloofde druk tot stand komen, is er misschien sprake van misbruik van omstandigheden of misbruik van recht, zie hierover https://certa.nl/coronacrisis-en-de-juridische-onmogelijkheden/

  • In de gevallen waarbij partijen niet in goed onderling overleg tot een oplossing komen, kan de zaak aan de rechter worden voorgelegd. In twee recente uitspraken (van de rechtbank Noord-Nederland en de rechtbank Gelderland) is uitgemaakt dat een gebruiksbeperking van het gehuurde een gebrek is in de zin van artikel 7:204 BW. In de eerste zaak gaat het om een belegger tegen Inbev en in de andere zaak om voetbalclub Vitesse tegen haar verhuurder Stadion Gelredome.

  • De rechtbank verwijst in beide zaken naar de parlementaire geschiedenis. De verantwoordelijk minister heeft op een vraag van de vaste commissie voor justitie gezegd (Wetsvoorstel 26.089, nr. 6, Nota naar aanleiding van het verslag, p.15):

    “De vraag van de Commissie of het onderhavige artikel ook van toepassing is indien een (onvoorziene) overheidsmaatregel het gebruik van de zaak verhindert, moet bevestigend worden beantwoord. Er is dan immers sprake van een gebrek in de zin van artikel 204, dat het genot dat de huurder mocht verwachten geheel onmogelijk maakt.”

  • Het uitganspunt is dus dat er bij een gedwongen sluiting sprake is van een gebrek. De wet (art. 7:207 BW) bepaalt vervolgens dat de huurder in dat geval recht heeft op huurprijsvermindering.

  • Voor de praktijk is het tegen deze achtergrond interessant om te weten of tussen partijen nadere afspraken zijn gemaakt. Art. 7:207 BW is namelijk van regelend recht. Er mag over huurprijsvermindering daarom een afwijkende afspraak zijn gemaakt.

  • Als die afspraak wel is gemaakt, dan moet de huurder met succes kunnen aanvoeren dat de afspraak (dat een gebrek geen recht geeft op huurprijsvermindering) op grond van de redelijkheid en billijkheid (art. 6:248 BW) of onvoorziene omstandigheden (art. 6:258 BW) opzij moet worden gezet. Daarvoor is nodig dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.

  • Als die afspraak niet is gemaakt dient de verhuurder op voor de rechter doorslaggevende gronden aan te kunnen voeren dat een huurprijsvermindering op grond van de redelijkheid en billijkheid of als onvoorziene omstandigheid onaanvaardbaar is.

  • Zowel voor de huurder (eerste geval) als de verhuurder (tweede) geval zal moeten worden beoordeeld of het onaanvaardbaar is. Dat is een zware toets, zodat de rechter minder snel dan normaal zal oordelen dat hiervan sprake is.

  • Het verschil tussen wel of geen huurprijsvermindering komt er vrij vertaald dus op neer datzonder afspraken de huurder sneller in het gelijk zal worden gesteld. Zijn er wel afspraken gemaakt, heeft de verhuurder een makkelijk(er) te bepleiten zaak. In het geval van Inbev oordeelde de rechter dat voldoende aannemelijk was dat de bodemrechter het beroep van Inbev op huurprijsvermindering zal toewijzen. De door Inbev voorgestelde vermindering met een derde komt de rechter vooralsnog redelijk voor. In de zaak van Vitesse tegen haar verhuurder liep het voor Vitesse minder goed af. Stadion Arnhem en Gelredome voerden terecht aan dat Vitesse haar financiële positie onvoldoende feitelijk en inhoudelijk heeft onderbouwd om te voldoen aan de zware toets die geldt bij een beroep op wijziging van de huurovereenkomst op grond van onvoorziene omstandigheden.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Coronapandemie, Huren / Verhuren, Ondernemen, Opinie

26 maart 2020

Omdat je verder wilt

Wat ondernemers moeten weten voor het maken van een noodplan

De gezondheidsmaatregelen zijn door de overheid aangescherpt en verlengd. Dat is een noodzakelijke stap, maar tegelijkertijd ook funest voor jouw onderneming. Wij hebben de mogelijke maatregelen voor ondernemers op een rij gezet. Zo kan er een noodplan worden opgesteld in deze coronacrisis.


  • Pakket aan steunmaatregelen
    De overheid biedt een pakket aan steunmaatregelen om zoveel mogelijk banen en inkomens te beschermen. De maatregelen beogen dat bedrijven hun personeel kunnen behouden en doorbetalen, zelfstandigen gebruik kunnen maken van een overbruggingsregeling en dat via versoepelde belastingregelingen, uitstel van betaling, compensatie en extra kredietmogelijkheden zoveel mogelijk geld in de bedrijven beschikbaar blijft. Voor deze steunmaatregelen kunnen ondernemers terecht bij de belastingdienst, de gemeente of hun bank. Voor advies kun je uiteraard ook terecht bij een accountant, fiscalist of financieel adviseur.

  • Noodfonds overbrugging werkgelegenheid
    Het Noodfonds overbrugging werkgelegenheid (NOW) is bedoeld om werkgevers te compenseren. Hierdoor kunnen werkgevers hun werknemers met een vast en met een flexibel contract doorbetalen. Het NOW komt in plaats van de bestaande werktijdverkorting, die hiermee per direct komt te vervallen. Hier vind je ons artikel over de NOW >

  • Wijziging, aanpassing of beëindiging van contracten
    Contracten kunnen mogelijk worden gewijzigd of aangepast op grond van onvoorziene omstandigheden, zoals in dit geval de coronacrisis. De schade zou eventueel kunnen worden verdeeld tussen partijen. Dat kan een 50/50 verdeling zijn, of een andere verhouding. Er kan eventueel een beroep worden gedaan op overmacht. Wanneer een contract op grond van overmacht niet kan worden nagekomen, dan kan er geen nakoming worden verlangd en geen schadevergoeding worden gevorderd. Wanneer een contract niet meer wordt of kan worden nagekomen, kan eventueel ook ontbinding van dat contract plaatsvinden. In contracten kunnen op dit punt ook bepalingen zijn opgenomen. Voor bepaalde contracten kunnen specifieke bepalingen gelden. Het kan van groot belang zijn om deze mogelijkheden te onderzoeken. In dit artikel lees je daar meer over >

  • Schuldsanering, onderhands akkoord, WHOA
    Blijven de schulden (ondanks bovenstaande opties) toch te zwaar drukken, is het verstandig om te kijken naar de mogelijkheden van een schuldsanering door middel van een akkoord. Dit kan buiten de rechter om, maar ook via de rechter door middel van een zogeheten dwangakkoord. Op dit moment is aanhangig een wetsvoorstel om ook buitengerechtelijke akkoorden via de rechter afdwingbaar te maken, de zogenaamde wet homologatie onderhands akkoord (WHOA). Nu vereist dat nog instemming van alle betrokken crediteuren. Dat is onwenselijk, omdat een dwarsligger een akkoord waarmee de meerderheid van de crediteuren instemt, kan blokkeren. Het zou goed zijn om deze wet zo snel mogelijk in te voeren. Maar tot deze wet is ingevoerd is het raadzaam om de mogelijkheden van een buitengerechtelijk akkoord toch te onderzoeken. Het kan (zeker in deze tijd) ook voor crediteuren een betere optie zijn om met een debiteur die in zwaar weer verkeert, een regeling te treffen, in plaats van helemaal geen betaling te ontvangen.

  • Surseance van betaling
    Wanneer de tijd te kort is om al deze maatregelen te nemen te nemen of wanneer de getroffen maatregelen toch nog niet voldoende zijn, terwijl de betalingsverplichtingen zich hebben opgestapeld, dan kan het ook raadzaam zijn surseance van betaling aan te vragen. Daarmee wordt voor een langere periode uitstel verleend voor betalingen die op dat moment openstaan. Tijdens een surseance van betaling moeten de doorlopende verplichtingen echter wel worden voldaan. Ervan uitgaande dat de coronacrisis op termijn kan worden opgelost, zou dit bij uitstek een mogelijkheid zijn om het bedrijf door de crisis te loodsen.

  • Liquidatie, vereffening
    Wanneer er ondanks alle getroffen maatregelen geen mogelijkheden zijn om de bedrijfsactiviteiten voort te zetten, kan worden gedacht aan liquidatie, vereffening en ontbinding van de vennootschap. Hiermee kan indien nodig een zogenaamde ‘soft landing’ worden bereikt, waarmee verdere schade kan worden voorkomen. Daarbij dienen alle crediteuren te worden voldaan uit de middelen die er nog zijn of dient met alle crediteuren een regeling te worden getroffen. Wanneer er geen baten meer zijn kan worden gedacht aan een zogeheten turbo-liquidatie.

  • Faillissementsaanvraag, en eventuele doorstart van rendabele bedrijfsactiviteiten
    Tot slot, wanneer al het voorgaande niet (meer) mogelijk is en niet meer aan de financiële verplichtingen kan worden voldaan, kan als laatste middel het (eigen) faillissement worden aangevraagd. Zo mogelijk kan vanuit faillissement een doorstart plaatsvinden en kunnen daarmee de rendabele onderdelen van een bedrijf worden voortgezet. Hiermee kan verder oplopende schade worden beperkt en werkgelegenheid, voor een deel, behouden blijven.

  • Diverse opties mogelijk combineren en verwerken in een noodplan
    Voor bedrijven in moeilijkheden (en dat zullen er helaas veel zijn of worden in deze periode) is het van groot belang om deze diverse mogelijkheden te onderzoeken. Daarbij dient te worden bedacht dat ook combinaties van deze opties mogelijk zijn. Allereerst kan uiteraard worden bekeken of de diverse steunmaatregelen en het NOW een oplossing bieden. Dit kan uiteraard worden gecombineerd met het zo mogelijk wijzigen, aanpassen of beëindigen van contracten en het treffen van een schuldsanering door middel van een akkoord, al dan niet via de rechter. Wanneer dat niet direct een oplossing biedt of te veel tijd kost, kan ondertussen surseance van betaling worden aangevraagd om daarmee meer tijd te krijgen de voorgaande maartregelen te nemen. Mocht ook dat geen oplossing bieden dan valt te denken aan liquidatie en ontbinding of zelfs het aanvragen van een faillissement met daar waar mogelijk een doorstart.

–


Is iets je niet helemaal duidelijk,
of wil je hulp bij het maken van je noodplan:
bel of mail Seerp Gratama.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Coronapandemie, Ondernemen, Opinie

  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Ga naar Volgende pagina »

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV

Storing

Wegens technische omstandigheden zijn wij mogelijk minder goed bereikbaar op het algemene telefoonnummer.
Neem daarom vooral rechtstreeks contact op met een van onze medewerkers.
Excuses voor het ongemak.