• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Bestuursrecht

21 maart 2025

Omdat je verder wilt

Beroep op Didam-uitzonderingssituatie slaagt

De Staat hoefde in dit geval niet de selectieprocedure te doorlopen voor de verhuur van extra grond aan Fastned.

Op grond van de Didam regels dient een overheidsorganisatie een selectieprocedure te houden als het een perceel grond wil verkopen of verhuren. Van deze verplichting mag een overheidsorganisatie afwijken als er sprake is van slechts één serieuze gegadigde. In een zaak die diende bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland ging deze uitzonderingssituatie op.

Feiten
De Staat verhuurt een stuk grond langs de snelweg aan Fastned en is voornemers om extra grond aan Fastned te verhuren ten behoeve van een energielaadpunt. De Staat heeft zijn voornemen tot wijziging van de huurovereenkomst met Fastned gepubliceerd en daarbij vermeld dat Fastned de enige serieuze gegadigde is met wie deze huurovereenkomst kan worden gesloten.

Andere partijen maken bezwaren en vorderen dat het de Staat wordt verboden om uitvoering te geven aan zijn voornemen om de extra grond aan Fastned te verhuren.

Beroep op uitzonderingssituatie
De Staat beroept zich op de uitzonderingssituatie dat er maar één serieuze gegadigde is voor de verhuur van extra grond. Beoordeeld moet daarom worden of:

  1. er aan de daarvoor vereiste mededelingsverplichting is voldaan, en
  2. de Staat op basis van objectief, toetsbare en redelijke criteria heeft kunnen concluderen dat er maar één serieuze gegadigde is voor de verhuur van de extra grond.

Uitspraak
Volgens de Voorzieningenrechter is het niet aannemelijk dat de Staat onrechtmatig handelt door de extra grond aan Fastned te verhuren.

De Staat heeft met zijn publicatie aan zijn mededelingsverplichting voldaan. Op grond van de publicatie moet het voor het potentiële gegadigden duidelijk zijn geweest welk stuk grond de Staat van plan is te verhuren. Verder volgt uit de publicatie dat de Staat op grond van de volgende drie criteria tot de conclusie is gekomen dat er maar één serieuze gegadigde is voor de verhuur van de grond:

  1. de gegadigde moet beschikken over een publiekrechtelijke vergunning,
  2. de verhuur van de extra grond is niet in strijd met de Benzinewet,
  3. de verhuur van de extra grond is niet in strijd met rechten van derden.

Volgens de rechter betreffen het objectieve, toetsbare en redelijke criteria op grond waarvan De Staat heeft kunnen concluderen dat Fastned de enige serieuze gegadigde is voor de verhuur van de extra grond. Fastned had immers een publiekrechtelijke vergunning en er was geen sprake van strijd met de Benzinewet of rechten van derden. De Voorzieningenrechter concludeert dat de door de Staat voorgenomen verhuur van de extra grond aan Fastned niet in strijd is met de Didam regels of om een andere reden onrechtmatig tegenover de andere partijen is.

De andere partijen voeren nog aan dat de Staat op grond van een belangenafweging toch moet worden verboden om uitvoering te geven aan zijn voornemen om de extra grond aan Fastned te verhuren, omdat daardoor een onomkeerbare situatie zal ontstaan. Dit standpunt gaat volgens de Voorzieningenrechter niet op. Er is immers sprake van een koppeling tussen de vergunningverlening en de huurovereenkomst. Als de vergunning eindigt/wegvalt dan komt ook de huurovereenkomst ten einde. Verder wordt in aanmerking genomen dat de vergunning en huurovereenkomst niet voor onbepaalde tijd gelden, maar over ongeveer 6 jaar aflopen. Dan zal er weer een nieuwe verdeling van de vergunningen en de grond plaatsvinden, en dan heeft iedereen weer een nieuwe kans. Zo onomkeerbaar is het dus niet, aldus de Voorzieningenrechter.

Contact
Heb je juridische vragen over verhuur van grond door de overheid? Neem gerust contact met ons op. Wij helpen je graag verder.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie, Vastgoedrecht

20 maart 2025

Omdat je verder wilt

You snooze, you lose?

Te laat overgelegde informatie mag niet altijd buiten beschouwing worden gelaten.

Inleiding
Te laat overgelegde informatie moest het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: “College”) tóch meenemen in zijn beslissing op bezwaar. Met de uitspraak van 11 oktober 2024 is het afwijzingsbesluit van het College op een handhavingsverzoek gesneuveld. Het College had ten onrechte niet alle relevante feiten betrokken. Ondanks dat de bezwaarmaker nieuwe informatie pas vlak voor de beslissing op bezwaar (dus binnen de 10-dagentermijn) aanleverde, stond de goede procesorde een volledige heroverweging niet in de weg. Hieronder lees je over de heroverweging van een handhavingsbesluit en wat dit betekent voor de praktijk.

Volledige heroverweging

Algemeen
Wanneer er bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit, moet een bestuursorgaan dit besluit opnieuw beoordelen. Het bestuursorgaan kan het primaire besluit aanpassen of vervangen als dat nodig is, of kan het primaire besluit in stand laten. Het besluit na de heroverweging wordt de beslissing op bezwaar genoemd. Het algemene uitgangspunt is dat alle relevante feiten en omstandigheden die op dat moment aan de orde zijn, bij de heroverweging worden betrokken.

Handhavingsbesluit
Bij handhavingsbesluiten geldt een ander vertrekpunt, namelijk de situatie ten tijde van het handhavingsbesluit. Het bestuursorgaan beoordeelt het primaire besluit dus op basis van de feiten, omstandigheden, wetten en beleid die op dát moment golden. Toch zal het bestuursorgaan ook rekening houden met nieuwe feiten en omstandigheden die zich nadien voordoen. Het is niet de bedoeling dat opzettelijke overtreders pas vlak voor de beslissing op bezwaar hun gedrag aanpassen. Het bestuursorgaan beslist zelf of het gevolgen verbindt aan deze feiten en omstandigheden, tenzij dit in strijd is met het doel van de regel die moet worden gehandhaafd of met fundamentele rechtsbeginselen.

Goede procesorde
Een belangrijk onderdeel van de heroverweging is de hoorzitting waarmee betrokkenen hun standpunt mondeling kunnen toelichten. Tot uiterlijk tien dagen voor de hoorzitting kunnen nog nadere stukken worden aangeleverd. In het belang van de goede procesorde hebben betrokkenen en het bestuursorgaan dan voldoende tijd om daarvan kennis te nemen. Dit is echter geen strikte leer. Het bestuursorgaan beoordeelt of het, in belang van een goede procesorde, nodig is om deze stukken nog mee te nemen in de heroverweging. Als partijen zich niet goed meer kunnen verdedigen, dient het bestuursorgaan deze stukken buiten beschouwing te laten.

Soms komen na de hoorzitting alsnog belangrijke feiten of omstandigheden aan het licht. Indien deze feiten of gegevens de basis vormen voor het herroepen van het primaire besluit of corrigeren van een foutieve motivering daarvan, zullen betrokkenen hierover alsnog gehoord moeten worden. Het opnieuw horen is niet nodig als deze nieuwe feiten of gegevens enkel feitelijke ondersteuning zijn van de aan het primaire besluit ten grondslag liggende feiten.

Conclusie
De conclusie is dat de situatie op het moment van het handhavingsbesluit bij de heroverweging daarvan het uitgangspunt blijft. Ook (te) laat gebleken feiten en omstandigheden kunnen of moeten soms meewegen bij de beslissing op bezwaar. Wij bewaken de termijnen zorgvuldig, zodat uw zaak over de inhoud gaat.

Contact
Heb je vragen over handhaving en/of de bezwaarprocedure? Neem dan contact op met Werner Altenaar of Roza Morrison. Certa helpt je verder.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

17 februari 2025

Omdat je verder wilt

Niet betalen griffierecht levert een misbruik van recht op?

Inleiding
Hoewel iedereen in Nederland het recht heeft om naar de rechter te stappen, mag dit recht niet worden misbruikt. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) heeft op 12 februari jl. geoordeeld dat het niet betalen van het griffierecht onder bijzondere omstandigheden kan worden gezien als misbruik van recht. Hieronder lees je een toelichting op de uitspraak en de gevolgen voor de praktijk.

Zaak misbruik van recht
In deze zaak ging het om een vrouw die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. Hierin was zij niet-ontvankelijk verklaard vanwege het niet betalen van het griffierecht of een beroep op betalingsonmacht te doen. Dit was niet de eerste keer; de rechtbank heeft in de afgelopen jaren tientallen andere zaken van haar behandeld. Bovendien heeft zij meermaals procedures bij de rechtbank Den Haag, de Centrale Raad van Beroep en bij de Afdeling gestart. In al deze procedures weigert zij griffierecht te betalen of een beroep op betalingsonmacht te doen. Telkens wordt om die reden haar zaak buiten zitting zonder inhoudelijke behandeling afgedaan, waarna zij daartegen verzet instelt. De Afdeling merkt op dat gelet op al deze voorgaande uitspraken het voor de vrouw duidelijk moet zijn dat zij het griffierecht moet betalen of onderbouwd een beroep op betalingsonmacht moet doen. Desalniettemin blijft zij doorgaan met rechtszaken starten. Volgens de Afdeling gaat het de vrouw al geruime tijd niet meer om het verkrijgen van duidelijkheid. De vrouw heeft haar bevoegdheid om hoger beroep in te stellen zonder redelijk doel aangewend.

Waarschuwing voor toekomstige (hoger) beroepszaken
De Afdeling merkt tot slot nog op dat wanneer de vrouw opnieuw onder deze omstandigheden een beroep bij de Afdeling aanhangig maakt, alleen al om die reden dit niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens misbruik van recht. Daarmee wordt het beroep niet inhoudelijk behandeld.

Conclusie en gevolg voor de praktijk
Deze uitspraak van de Afdeling illustreert hoe de bestuursrechter misbruik van (proces)recht tegengaat en de grenzen hiervan bewaakt. De rechtbanken en bestuursorganen worden hierdoor onnodig belast, terwijl de werkvoorraad groot is. Bovendien waarschuwt de Afdeling dat misbruik van (proces)recht kan resulteren in een proceskostenveroordeling, wat een afschrikkend effect kan hebben. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig en verantwoord gebruik van het rechtssysteem. De rechtspraak lijkt misbruik van recht slechts in uitzonderlijke gevallen aan te nemen.

Contact
Heb je vragen over procederen (litigation)? Neem dan gerust contact op met Werner Altenaar of Roza Morrison. Certa helpt je verder.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

3 januari 2025

Omdat je verder wilt

Preventieve handhaving: voornemen recreatieve verhuur historische molen geen klaarblijkelijk gevaar dreiging overtreding

Inleiding
Een preventieve last onder dwangsom kan alleen worden opgelegd als sprake is van een dreigende onrechtmatige situatie of dreigende overtreding. Een voornemen om strijdige handelingen uit te voeren is niet voldoende, oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) op 27 november 2024. Hieronder lees je een korte toelichting van de casus en de beoordeling van de Afdeling over preventieve handhaving.

Recreatieve verhuur molen
Het perceel met een historische molen heeft de bestemming "Maatschappelijk" en de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - molen". De eigenaren gebruikten de molen enkel nog als vakantiewoning met het voornemen deze ook te verhuren aan derden. Volgens het college van burgemeester en wethouders (hierna: “College”) liet de bestemming en de aanduiding recreatieve verhuur van de molen niet toe. Het College wees een handhavingsverzoek af omdat handhaving volgens onredelijk zou zijn.

Oordeel Afdeling
Volgens de Afdeling hadden de eigenaren geen concrete stappen ondernomen om de molen daadwerkelijk te verhuren. Hierdoor was er geen sprake van een gevaar voor een klaarblijkelijke overtreding. Het College had terecht het handhavingsverzoek afgewezen. Verder oordeelde de Afdeling dat uit de planregels volgt dat het perceel is bestemd voor een molen met maximaal één woning. Recreatieve verhuur voor nachtverblijf heeft geen duurzaam karakter en valt daarom niet onder het begrip “molen” noch onder het begrip “woning”. Recreatieve verhuur van de molen is dus volgens de Afdeling in strijd met de planregels. Dat de eigenaren de molen zelf al als vakantiewoning gebruikten, maakt dit niet anders.

Preventieve last onder dwangsom - klaarblijkelijkheidscriterium
Een last onder dwangsom is een herstelsanctie. Het doel is om de illegale situatie of overtreding te beëindigen. Ook kan een preventieve last onder dwangsom worden opgelegd. Uit vaste rechtspraak volgt dat een preventieve last onder dwangsom alleen kan worden opgelegd als zich een gevaar voordoet van een overtreding die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden. In de praktijk wordt niet snel voldaan aan dit klaarblijkelijkheidscriterium. Bij mededelingen van belanghebbenden die oneens zijn met de regels is doorgaans geen sprake van een gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigt.

Conclusie en gevolgen voor de praktijk
De conclusie is dat voor een preventieve last onder dwangsom enkel het voornemen om in strijd met de wet- en regelgeving te handelen, onvoldoende is om te spreken van een klaarblijkelijk gevaar voor een overtreding. Dat de uitvoering van de handelingen in de macht ligt van de eigenaren, maakt dit niet anders. In de praktijk ligt de drempel voor het klaarblijkelijkheidscriterium dus nog altijd hoog en kan niet op basis van een voornemen om strijdige handelingen uit te voeren een last worden opgelegd.

Contact
Heb je vragen over handhaving en/of een (preventieve) last onder dwangsom of bestuursdwang? Neem dan contact op met Werner Altenaar of Roza Morrison. Certa helpt je verder.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

2 januari 2025

Omdat je verder wilt

Intern salderen mag niet meer worden betrokken bij voortoets

Intern salderen niet meer mag worden betrokken in de zogenoemde voortoets, maar wel bij de vraag of een natuurvergunning voor een project kan worden verleend. De mogelijkheden voor het intern salderen worden hierdoor beperkt. Dit volgt uit nieuwe rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Het gewijzigde beoordelingskader
De belangrijkste wijziging die voortvloeit uit deze uitspraak is dat intern salderen niet meer mag worden meegenomen bij het eerste onderzoek, waarin wordt beoordeeld of een natuurvergunning is vereist en waarin wordt onderzocht welke significante gevolgen de uitbreiding of wijziging van het bedrijf heeft op de beschermde Natura-2000 gebieden.

Voorheen mochten de vergunde, oude stikstofgevolgen worden weggestreept tegen de gevolgen van het nieuwe project, maar vanaf nu moeten de gevolgen van het nieuwe project op zichzelf staand worden beoordeeld zonder rekening te houden met de vergunde stikstofuitstoot van de oude situatie. Intern salderen blijft wel mogelijk in een latere fase, bij de “passende beoordeling”, wanneer wordt onderzocht of het project de natuur daadwerkelijk aantast.

De referentiesituatie bepaalt welke stikstofuitstoot als uitgangspunt moet worden genomen bij intern salderen. Het gaat om de uitstoot die op basis van een natuurvergunning of milieutoestemming was toegestaan én feitelijk heeft plaatsgevonden. Structureel onbenutte stikstofruimte in een natuurvergunning maakt geen deel meer uit van de referentiesituatie. Hierdoor zijn de mogelijkheden voor intern salderen met een natuurvergunning beperkter dan voorheen, wat ook doorwerkt bij extern salderen met stikstofruimte van gestopte bedrijven.

Gevolgen voor de praktijk
De gevolgen voor de praktijk zijn kort gezegd:

  1. Beperking van intern salderen in de voortoets: intern salderen mag niet langer worden meegenomen in de voortoets. In deze eerste fase wordt alleen gekeken naar de gevolgen van het nieuwe project zelf, zonder rekening te houden met vergunde stikstofuitstoot uit het verleden.
  2. Vergunningplicht voor intern en extern salderen: door het nieuwe beoordelingskader zal vrijwel elk project dat stikstofneerslag veroorzaakt een natuurvergunning nodig hebben, ongeacht of intern of extern wordt gesaldeerd. Provincies krijgen hierdoor de mogelijkheid om specifiek beleid te maken voor intern salderen (dit was voorheen alleen mogelijk bij extern salderen).
  3. Striktere referentiesituatie: alleen uitstoot die vergund én feitelijk heeft plaatsgevonden mag worden meegenomen in de referentiesituatie. Onbenutte stikstofruimte wordt niet meer geaccepteerd, wat flexibiliteit voor bedrijven beperkt.
  4. Directe toepassing van het nieuwe kader: Het gewijzigde beoordelingskader geldt direct voor lopende en toekomstige vergunningprocedures. Overheden en rechtbanken moeten dit kader vanaf nu toepassen.

Overgangsregeling voor activiteiten sinds 2020
Voor activiteiten die tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025 zijn gestart met toepassing van intern salderen en waarvoor op grond van het oude beoordelingskader geen natuurvergunning nodig was, geldt een overgangsregeling. Tot 1 januari 2030 kunnen provincies niet handhavend optreden tegen het voortzetten van deze activiteiten zonder vergunning. Wel kunnen provincies in specifieke situaties maatwerkvoorschriften opleggen om verslechtering van Natura 2000-gebieden te voorkomen. Bedrijven hebben dus de tijd gedurende deze overgangsperiode om te beoordelen of zij in het licht van het nieuwe beoordelingskader een natuurvergunning nodig hebben of dat activiteiten aangepast moeten worden.

Tot slot
Neem contact op met Werner Altenaar of Roza Morrison om inzicht te krijgen in de gevolgen voor uw voorgenomen ontwikkeling of de procedure in goede banen te leiden.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

21 november 2024

Omdat je verder wilt

CertAlert! Bestuursrechter matigt opnieuw boete voor vakantieverhuur en beoordeelt uit zichzelf overschrijding redelijke termijn

Met de uitspraak van 21 augustus 2024 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) dat gemeente Amsterdam een onevenredig boeteregime hanteert bij overtredingen van de voorwaarden voor vakantieverhuur van woningen. In deze zaak kreeg een huurder een bestuurlijke boete van € 11.600,- opgelegd wegens het overtreden van een voorwaarde van de verhuurvergunning. Wij schreven hier eerder een CertAlert! over: [Klik hier]. Op 20 november 2024 volgde een vergelijkbare uitspraak.

In deze zaak krijgen de eigenaren een bestuurlijke boete van € 20.500,- opgelegd wegens het onttrekken van woonruimte aan de bestemming tot bewoning zonder vergunning. De woning werd voor toeristische verhuur aangeboden op de website van Airbnb. De eigenaren stelden hoger beroep in, ontkende dat sprake was van toeristische verhuur en stelde dat de boete onevenredig hoog was.

De Afdeling oordeelde dat wel sprake was van toeristische verhuur, omdat uit het onderzoek bleek dat de woning meerdere keren via Airbnb was verhuurd en toeristen in de woning zijn aangetroffen. De boete werd echter verlaagd naar € 5.000,-, omdat het oorspronkelijke boetestelsel van gemeente Amsterdam onvoldoende rekening hield met de ernst van de overtreding en omstandigheden.

Daarnaast toetst de Afdeling voortaan uit zichzelf of een procedure onredelijk lang heeft geduurd. De Afdeling hanteert een redelijke termijn van vier jaar voor zaken in drie instanties: bezwaar, beroep en hoger beroep. In deze zaak duurde de procedure meer dan vijf jaar. Dit leidde tot een extra verlaging van 15%, waarmee de boete werd vastgesteld op € 4.250,-.

Lees hier de hele uitspraak: https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@146916/202300230-1-a2/

Heb je vragen over (toeristische) (ver)huur of bestuurlijke handhaving?
Neem contact op met Werner Altenaar of Roza Morrison.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 6
  • Ga naar Volgende pagina »

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV

Storing

Wegens technische omstandigheden zijn wij mogelijk minder goed bereikbaar op het algemene telefoonnummer.
Neem daarom vooral rechtstreeks contact op met een van onze medewerkers.
Excuses voor het ongemak.