• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Nieuws & Kennis
    • Nieuws & Actualiteiten
    • Certa deelt kennis met Pont
    • Certa expert van ABN AMRO
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Bestuursrecht

17 juli 2025

Omdat je verder wilt

Woningsluiting hoogzwangere bewoonster onrechtmatig – hoogste bestuursrechter fluit burgemeester terug

Evenredigheidsbeoordeling woningsluiting: wél noodzakelijk, niet evenwichtig

Mocht de burgemeester van Rotterdam de woning sluiten van een hoogzwangere bewoonster na de vondst van drugs en (vuur)wapens? In de uitspraak van 16 juli 2025 geeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) opnieuw richting aan de toepassing van het evenredigheidsbeginsel met bijzondere aandacht voor de intensiteit van toetsing bij ingrijpende gevolgen voor burgers. Lees hieronder wat één van de hoogste bestuursrechter oordeelde en wat de gevolgen van de praktijk zijn.

Zaak
De burgemeester sloot van een woning voor zes maanden vanwege de vondst van diverse soorten drugs en vuurwapens tijdens een witwasonderzoek. Hij woog mee dat de dochter van de bewoner hoogzwanger was, maar vond haar belang minder zwaar wegen dan het belang van het herstel van de openbare orde en veiligheid. Volgens de burgemeester betrof het een ernstig geval en stond de woning bekend in het criminele circuit. De bewoonster kon volgens hem elders verblijven en had haar medische afhankelijkheid van de woning onvoldoende onderbouwd.

Toetsing evenredigheidsbeginsel
In het algemeen is een woningsluiting een herstelmaatregel gericht op het beëindigen van een overtreding. Het overgaan tot het sluiten van een woning is een discretionaire bevoegdheid van de burgemeester. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om alle betrokken belangen af te wegen en te beoordelen of een woningsluiting in de omstandigheden van het geval gerechtvaardigd is. Indien aangevoerd, toetst de bestuursrechter of de nadelige gevolgen van het besluit in verhouding staan met het te dienen doel van het besluit: de evenredigheidsbeoordeling.

De Afdeling heeft in eerdere uitspraken de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel bij woningsluitingen op grond van artikel 13b Opiumwet uiteengezet. De intensiteit van de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel hangt onder meer af van de beleidsruimte van de burgemeester, het belang van het doel en de ernst van de gevolgen voor de betrokkenen. Omdat woningsluitingen vaak inbreuk kunnen maken op grondrechten van bewoners, is de toetsing door de bestuursrechter doorgaans indringend. Het evenredigheidsbeginsel wordt getoetst aan de had van de volgende drie aspecten: geschiktheid, noodzaak en evenwichtigheid.

Oordeel Afdeling: wél noodzakelijk, niet evenwichtig
Terug naar deze zaak: hierin staan voornamelijk de noodzakelijkheid en evenwichtigheid centraal. Ten aanzien van de noodzakelijkheid, volgt de Afdeling de burgemeester en oordeelt dat de woningsluiting wél noodzakelijk was vanwege de betrokkenheid van de vader van de bewoonster bij georganiseerde drugshandel. Volgens de Afdeling was er geen minder ingrijpende maatregel voor handen gelet op de beoogde doelen. De woningsluiting was noodzakelijk voor het doorbreken van de bekendheid van de woning in het criminele circuit.

Ten aanzien van de evenwichtigheid volgt de Afdeling de burgemeester echter niet. De bewoonster was kort na sluiting bevallen dus zij was hoogzwanger ten tijde van de sluiting. Hoewel geen sprake was van een strikt medische noodzaak, is algemeen bekend dat stress negatief effect kan hebben op een zwangerschap met alle complicaties en gevolgen van dien. Dat de bewoonster onderdak had gevonden bij de vader van haar kind, zoals de burgemeester ook had overwogen, neemt de stress en impact op haar zwangerschap echter niet weg. Bovendien was niet gebleken dat zij zelf betrokken zou zijn geweest bij de criminele activiteiten. Haar persoonlijke omstandigheden, in het bijzonder de zwangerschap, komt zwaarder gewicht toe. De slotsom is dat de burgemeester had moeten afzien van de woningsluiting.

Conclusie en gevolgen praktijk
Deze uitspraak geeft inzicht in de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wanneer fundamentele rechten en persoonlijke omstandigheden, zoals zwangerschap en gezondheid, zwaar worden geraakt. In aansluiting op eerdere uitspraken over de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel toont deze zaak hoe dat kader leidt tot indringendere toetsing in kwetsbare situaties. In de praktijk zal de burgemeester de omstandigheden bij deze toetsing van de evenwichtigheid goed moeten motiveren.

Contact
Heb je vragen over handhaving en burgemeestersluiting? Neem dan contact op met Werner Altenaar of Roza Morrison. Certa helpt je verder.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

15 juli 2025

Omdat je verder wilt

‘Varkens in Nood’-uitzondering ging niet op bij laadpalen: geen grote milieueffecten

Wie denkt dat het procederen over vergunningen voor laadpalen langs snelwegen eenvoudig is, heeft het mis. De Rechtbank Rotterdam heeft zich gebogen over drie zaken waarin een exploitant extra laadpunten wilde plaatsen op verzorgingsplaatsen langs rijkswegen, maar daarbij stuitte op weigeringen en beperkingen door de minister op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr). De uitkomst: de rechtbank kwam niet toe aan een inhoudelijk oordeel, omdat de exploitant een belangrijke procedurele stap had gemist. Lees in dit artikel hoe men kan voorkomen dat de zaak strandt op een formaliteit.

Zaak in het kort
De zaak draaide om drie verzorgingsplaatsen langs snelwegen, waar de exploitant extra elektrische laadpalen wilde realiseren. Hiervoor had zij bij de minister aanvragen ingediend om haar bestaande Wbr-vergunningen te wijzigen. De minister wees twee van deze aanvragen af en verleende er één. Tegen elk besluit stelde de exploitant beroep in bij de rechtbank.

Het probleem: geen zienswijze, geen inhoudelijke behandeling
De kern van het probleem was dat de exploitant geen zienswijzen had ingediend tegen de ontwerpbesluiten die voorafgingen aan de uiteindelijke besluiten van de minister. Volgens de wet mag iemand die geen zienswijze heeft ingediend, in principe geen beroep instellen bij de bestuursrechter. De exploitant beriep zich op de zogenoemde ‘Varkens in Nood’-uitzondering, die in milieuzaken soms toch toegang tot de rechter biedt, ook zonder zienswijze. De rechtbank oordeelde echter dat deze uitzondering alleen geldt als het om besluiten gaat met aanzienlijke milieugevolgen. In deze zaken over extra laadpalen was volgens de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat er zulke grote milieueffecten waren. Daardoor bleef de hoofdregel gelden: geen zienswijze betekent geen ontvankelijk beroep.

Conclusie en gevolgen in de praktijk
De rechtbank verklaarde de beroepen niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de exploitant geen inhoudelijke beoordeling van haar zaak kreeg, het griffierecht niet terugkrijgt en ook geen proceskosten vergoed krijgt. In de praktijk onderstreept deze uitspraak hoe belangrijk het is om tijdig een zienswijze in te dienen tegen ontwerpbesluiten. Ook als het om milieu gerelateerde onderwerpen als laadpalen gaat, kan het ontbreken van een zienswijze fataal zijn voor een procedure bij de rechter.

Contact
Heeft u vragen over procedures over laadpalen? Procederen is een ambacht. Neem een advocaat in de armen en neem contact op met Werner Altenaar. Wij helpen u graag verder.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Omgevingsrecht, Opinie

12 juni 2025

Omdat je verder wilt

Bij twijfel over privaatrechtelijke belemmeringen, niet bestuursrechtelijk inhalen

Kunnen gesloten privaatrechtelijke overeenkomsten over het plangebied in de weg staan van een bestemmingsplan? De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) heeft bevestigd dat een privaatrechtelijke belemmering een evident karakter moet hebben en hiervan niet zonder meer sprake is. Hieronder lees je een korte toelichting en de gevolgen voor de praktijk.

Zaak in het kort
De zaak gaat over het beroep tegen het bestemmingsplan "Schansgebied" in Uithoorn. De omwonenden kwamen op tegen het plan dat de herontwikkeling daar mogelijk maakte. Hun voornaamste grond was dat dit plan was vastgesteld in strijd met gesloten privaatrechtelijke overeenkomsten over het plangebied.

Privaatrechtelijke belemmeringen: evident
Er kan slechts sprake zijn van een privaatrechtelijke belemmering die de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat, als de overeenkomst een evident karakter heeft. De burgerlijke rechter is namelijk de eerst aangewezene om te oordelen over de vraag of een privaatrechtelijke overeenkomst een belemmering vormt voor de uitvoering van een activiteit.[1]

Wanneer is sprake van een evident karakter? Als de belemmering zó duidelijk is dat de verwezenlijking van het bestemmingsplan niet mogelijk is. In deze zaak hebben de gemeente en de Rooms Katholieke Parochie Emmaus een nieuwe overeenkomst gesloten, waarin afstand was gedaan van de bepalingen uit de oudere overeenkomst en de notariële akte. Daarom is het niet evident dat de omwonende, als voormalig gevolmachtigde van de parochie, nu nog steeds met ontwikkelingen in het plangebied zou moeten instemmen. De Afdeling stelde de gemeente in het gelijk.

Conclusie en gevolgen praktijk
Deze uitspraak illustreert dat het evidente karakter van privaatrechtelijke belemmeringen nauw luistert. Voor een geslaagd beroep op een privaatrechtelijke overeenkomst als belemmering, moet deze zo duidelijk zijn dat verwezenlijking van het plan niet mogelijk is. Het is verstandig om u te laten adviseren of u de bestuursrechtelijke of privaatrechtelijke weg moet bewandelen voor de herontwikkeling.

Contact
Heeft u vragen over privaatrechtelijke belemmeringen en of deze bestuursrechtelijk of privaatrechtelijk een rol kunnen spelen bij de planologische (her)ontwikkeling? Neem dan gerust contact op met Werner Altenaar of Roza Morrison. Certa helpt je verder.

[1] ECLI:NL:RVS:2013:BY9957 (R.O. 7.2.)

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

21 maart 2025

Omdat je verder wilt

Beroep op Didam-uitzonderingssituatie slaagt

De Staat hoefde in dit geval niet de selectieprocedure te doorlopen voor de verhuur van extra grond aan Fastned.

Op grond van de Didam regels dient een overheidsorganisatie een selectieprocedure te houden als het een perceel grond wil verkopen of verhuren. Van deze verplichting mag een overheidsorganisatie afwijken als er sprake is van slechts één serieuze gegadigde. In een zaak die diende bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland ging deze uitzonderingssituatie op.

Feiten
De Staat verhuurt een stuk grond langs de snelweg aan Fastned en is voornemers om extra grond aan Fastned te verhuren ten behoeve van een energielaadpunt. De Staat heeft zijn voornemen tot wijziging van de huurovereenkomst met Fastned gepubliceerd en daarbij vermeld dat Fastned de enige serieuze gegadigde is met wie deze huurovereenkomst kan worden gesloten.

Andere partijen maken bezwaren en vorderen dat het de Staat wordt verboden om uitvoering te geven aan zijn voornemen om de extra grond aan Fastned te verhuren.

Beroep op uitzonderingssituatie
De Staat beroept zich op de uitzonderingssituatie dat er maar één serieuze gegadigde is voor de verhuur van extra grond. Beoordeeld moet daarom worden of:

  1. er aan de daarvoor vereiste mededelingsverplichting is voldaan, en
  2. de Staat op basis van objectief, toetsbare en redelijke criteria heeft kunnen concluderen dat er maar één serieuze gegadigde is voor de verhuur van de extra grond.

Uitspraak
Volgens de Voorzieningenrechter is het niet aannemelijk dat de Staat onrechtmatig handelt door de extra grond aan Fastned te verhuren.

De Staat heeft met zijn publicatie aan zijn mededelingsverplichting voldaan. Op grond van de publicatie moet het voor het potentiële gegadigden duidelijk zijn geweest welk stuk grond de Staat van plan is te verhuren. Verder volgt uit de publicatie dat de Staat op grond van de volgende drie criteria tot de conclusie is gekomen dat er maar één serieuze gegadigde is voor de verhuur van de grond:

  1. de gegadigde moet beschikken over een publiekrechtelijke vergunning,
  2. de verhuur van de extra grond is niet in strijd met de Benzinewet,
  3. de verhuur van de extra grond is niet in strijd met rechten van derden.

Volgens de rechter betreffen het objectieve, toetsbare en redelijke criteria op grond waarvan De Staat heeft kunnen concluderen dat Fastned de enige serieuze gegadigde is voor de verhuur van de extra grond. Fastned had immers een publiekrechtelijke vergunning en er was geen sprake van strijd met de Benzinewet of rechten van derden. De Voorzieningenrechter concludeert dat de door de Staat voorgenomen verhuur van de extra grond aan Fastned niet in strijd is met de Didam regels of om een andere reden onrechtmatig tegenover de andere partijen is.

De andere partijen voeren nog aan dat de Staat op grond van een belangenafweging toch moet worden verboden om uitvoering te geven aan zijn voornemen om de extra grond aan Fastned te verhuren, omdat daardoor een onomkeerbare situatie zal ontstaan. Dit standpunt gaat volgens de Voorzieningenrechter niet op. Er is immers sprake van een koppeling tussen de vergunningverlening en de huurovereenkomst. Als de vergunning eindigt/wegvalt dan komt ook de huurovereenkomst ten einde. Verder wordt in aanmerking genomen dat de vergunning en huurovereenkomst niet voor onbepaalde tijd gelden, maar over ongeveer 6 jaar aflopen. Dan zal er weer een nieuwe verdeling van de vergunningen en de grond plaatsvinden, en dan heeft iedereen weer een nieuwe kans. Zo onomkeerbaar is het dus niet, aldus de Voorzieningenrechter.

Contact
Heb je juridische vragen over verhuur van grond door de overheid? Neem gerust contact met ons op. Wij helpen je graag verder.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie, Vastgoedrecht

20 maart 2025

Omdat je verder wilt

You snooze, you lose?

Te laat overgelegde informatie mag niet altijd buiten beschouwing worden gelaten.

Inleiding
Te laat overgelegde informatie moest het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: “College”) tóch meenemen in zijn beslissing op bezwaar. Met de uitspraak van 11 oktober 2024 is het afwijzingsbesluit van het College op een handhavingsverzoek gesneuveld. Het College had ten onrechte niet alle relevante feiten betrokken. Ondanks dat de bezwaarmaker nieuwe informatie pas vlak voor de beslissing op bezwaar (dus binnen de 10-dagentermijn) aanleverde, stond de goede procesorde een volledige heroverweging niet in de weg. Hieronder lees je over de heroverweging van een handhavingsbesluit en wat dit betekent voor de praktijk.

Volledige heroverweging

Algemeen
Wanneer er bezwaar wordt gemaakt tegen een besluit, moet een bestuursorgaan dit besluit opnieuw beoordelen. Het bestuursorgaan kan het primaire besluit aanpassen of vervangen als dat nodig is, of kan het primaire besluit in stand laten. Het besluit na de heroverweging wordt de beslissing op bezwaar genoemd. Het algemene uitgangspunt is dat alle relevante feiten en omstandigheden die op dat moment aan de orde zijn, bij de heroverweging worden betrokken.

Handhavingsbesluit
Bij handhavingsbesluiten geldt een ander vertrekpunt, namelijk de situatie ten tijde van het handhavingsbesluit. Het bestuursorgaan beoordeelt het primaire besluit dus op basis van de feiten, omstandigheden, wetten en beleid die op dát moment golden. Toch zal het bestuursorgaan ook rekening houden met nieuwe feiten en omstandigheden die zich nadien voordoen. Het is niet de bedoeling dat opzettelijke overtreders pas vlak voor de beslissing op bezwaar hun gedrag aanpassen. Het bestuursorgaan beslist zelf of het gevolgen verbindt aan deze feiten en omstandigheden, tenzij dit in strijd is met het doel van de regel die moet worden gehandhaafd of met fundamentele rechtsbeginselen.

Goede procesorde
Een belangrijk onderdeel van de heroverweging is de hoorzitting waarmee betrokkenen hun standpunt mondeling kunnen toelichten. Tot uiterlijk tien dagen voor de hoorzitting kunnen nog nadere stukken worden aangeleverd. In het belang van de goede procesorde hebben betrokkenen en het bestuursorgaan dan voldoende tijd om daarvan kennis te nemen. Dit is echter geen strikte leer. Het bestuursorgaan beoordeelt of het, in belang van een goede procesorde, nodig is om deze stukken nog mee te nemen in de heroverweging. Als partijen zich niet goed meer kunnen verdedigen, dient het bestuursorgaan deze stukken buiten beschouwing te laten.

Soms komen na de hoorzitting alsnog belangrijke feiten of omstandigheden aan het licht. Indien deze feiten of gegevens de basis vormen voor het herroepen van het primaire besluit of corrigeren van een foutieve motivering daarvan, zullen betrokkenen hierover alsnog gehoord moeten worden. Het opnieuw horen is niet nodig als deze nieuwe feiten of gegevens enkel feitelijke ondersteuning zijn van de aan het primaire besluit ten grondslag liggende feiten.

Conclusie
De conclusie is dat de situatie op het moment van het handhavingsbesluit bij de heroverweging daarvan het uitgangspunt blijft. Ook (te) laat gebleken feiten en omstandigheden kunnen of moeten soms meewegen bij de beslissing op bezwaar. Wij bewaken de termijnen zorgvuldig, zodat uw zaak over de inhoud gaat.

Contact
Heb je vragen over handhaving en/of de bezwaarprocedure? Neem dan contact op met Werner Altenaar of Roza Morrison. Certa helpt je verder.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

17 februari 2025

Omdat je verder wilt

Niet betalen griffierecht levert een misbruik van recht op?

Inleiding
Hoewel iedereen in Nederland het recht heeft om naar de rechter te stappen, mag dit recht niet worden misbruikt. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) heeft op 12 februari jl. geoordeeld dat het niet betalen van het griffierecht onder bijzondere omstandigheden kan worden gezien als misbruik van recht. Hieronder lees je een toelichting op de uitspraak en de gevolgen voor de praktijk.

Zaak misbruik van recht
In deze zaak ging het om een vrouw die in hoger beroep was gegaan tegen een uitspraak van de rechtbank Limburg. Hierin was zij niet-ontvankelijk verklaard vanwege het niet betalen van het griffierecht of een beroep op betalingsonmacht te doen. Dit was niet de eerste keer; de rechtbank heeft in de afgelopen jaren tientallen andere zaken van haar behandeld. Bovendien heeft zij meermaals procedures bij de rechtbank Den Haag, de Centrale Raad van Beroep en bij de Afdeling gestart. In al deze procedures weigert zij griffierecht te betalen of een beroep op betalingsonmacht te doen. Telkens wordt om die reden haar zaak buiten zitting zonder inhoudelijke behandeling afgedaan, waarna zij daartegen verzet instelt. De Afdeling merkt op dat gelet op al deze voorgaande uitspraken het voor de vrouw duidelijk moet zijn dat zij het griffierecht moet betalen of onderbouwd een beroep op betalingsonmacht moet doen. Desalniettemin blijft zij doorgaan met rechtszaken starten. Volgens de Afdeling gaat het de vrouw al geruime tijd niet meer om het verkrijgen van duidelijkheid. De vrouw heeft haar bevoegdheid om hoger beroep in te stellen zonder redelijk doel aangewend.

Waarschuwing voor toekomstige (hoger) beroepszaken
De Afdeling merkt tot slot nog op dat wanneer de vrouw opnieuw onder deze omstandigheden een beroep bij de Afdeling aanhangig maakt, alleen al om die reden dit niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens misbruik van recht. Daarmee wordt het beroep niet inhoudelijk behandeld.

Conclusie en gevolg voor de praktijk
Deze uitspraak van de Afdeling illustreert hoe de bestuursrechter misbruik van (proces)recht tegengaat en de grenzen hiervan bewaakt. De rechtbanken en bestuursorganen worden hierdoor onnodig belast, terwijl de werkvoorraad groot is. Bovendien waarschuwt de Afdeling dat misbruik van (proces)recht kan resulteren in een proceskostenveroordeling, wat een afschrikkend effect kan hebben. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldig en verantwoord gebruik van het rechtssysteem. De rechtspraak lijkt misbruik van recht slechts in uitzonderlijke gevallen aan te nemen.

Contact
Heb je vragen over procederen (litigation)? Neem dan gerust contact op met Werner Altenaar of Roza Morrison. Certa helpt je verder.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 6
  • Ga naar Volgende pagina »

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Nieuws & Kennis
    • Nieuws & Actualiteiten
    • Certa deelt kennis met Pont
    • Certa expert van ABN AMRO
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV