Brandt de Gemeente Amsterdam toch haar vingers aan AEB?
In het FD van 8 december 2020 wordt gemeld:
“Groen licht voor redding geplaagde afvalverwerker AEB”.
Volgens het artikel gloort er eindelijk licht aan het einde van de tunnel voor het noodlijdende afvalverwerkingsbedrijf AEB. De Gemeente Amsterdam is de reddende engel. De Europese Commissie moet nog toestemming verlenen waarbij AEB verzelfstandigd wordt. De keerzijde van de voorgelegde transactie is wel dat AEB mogelijk 100 miljoen euro misloopt bij de verkoop van haar deelneming in het stadswarmtebedrijf Westpoort Warmte (WPW). Schuilt in die voorgenomen transactie niet het gevaar dat crediteuren van AEB in geval van een faillissement van AEB benadeeld worden? Met andere woorden is de voorgenomen verkoop van WPW niet paulianeus?
Bij de verkoop van de deelneming in WPW wordt het aandelenbelang van AEB aan de gemeente Amsterdam verkocht voor een bedrag van afgerond 73 miljoen euro. Met de opbrengst betaalt AEB 35 miljoen terug aan de gemeente en het restant wordt gebruikt om de leningen bij banken (deels) terug te betalen. De prijs van 73 miljoen zou volgens de gemeente en de door haar ingeschakelde adviseur ‘marktconform’ zijn, terwijl een gerenommeerd taxatiebureau de waarde van WPW in 2019 nog ruim 2,5 keer zo hoog taxeerde. De verantwoording voor de lagere prijs zou liggen in het feit dat AEB min of meer ‘gedwongen’ is om haar belang aan de gemeente te verkopen. In hoeverre de aandelen mogelijk aan de gemeente verpand zijn is niet bekend.
Het is dus nog maar de vraag of deze transactie voor de crediteuren van AEB de ‘beste’ oplossing is. Zijn zij niet beter af met een faillissement waarbij AEB, haar deelneming en de overige activa door een curator worden verkocht en zo mogelijk een hogere opbrengst genereert, die ten gunste kan komen van de crediteuren. Ook is de vraag of als de voorgenomen verkoop doorgaat en AEB failleert, de gemeente niet alsnog haar eigen vingers brandt door de deelneming voor een (te) laag bedrag en in ieder geval voor een bedrag dat ruim 100 miljoen lager is dan de taxatiewaarde van 2019 over te nemen. Daarbij dient wel opgemerkt te worden dat de waarde bij een executieverkoop zeker lager kan uitpakken dan in het geval van een ‘going concern’. Desalniettemin denk ik dat er in de verkoop zeker een risico schuilt. Een curator zal de transactie tegen het licht houden en beoordelen of deze de zogenaamde ‘paulianatoets’ kan doorstaan.
Daarvoor is vereist dat de transactie onverplicht is aangegaan. Dat wil kort gezegd zeggen dat er geen overeenkomst aan ten grondslag ligt die AEB verplicht om haar deelneming (aan de gemeente) te verkopen. Dat lijkt hier niet het geval. Verder dienen door de transactie crediteuren benadeeld te worden en dienen betrokken partijen daarvan wetenschap te hebben. Ook aan dat laatste criterium lijkt te kunnen worden voldaan nu het partijen bekend is dat AEB al jaren noodlijdend is (de accountant van AEB weigerde tot voor kort de jaarrekening goed te keuren) en een faillissement nagenoeg onafwendbaar. Het valt of staat dus met of er benadeling van crediteuren plaatsvindt. Op basis van de voorhanden zijnde informatie (lage kooprijs die ‘marktconform’ is?) zou dat zeker kunnen.
De toekomst moet evenwel uitwijzen of dit daadwerkelijk het geval is en of de gemeente dan toch (weer) haar vingers brandt aan AEB.