• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Algemeen

23 december 2021

Omdat je verder wilt

Klagen over gebrekkige prestatie

Wat houdt de klachtplicht in?

Uit de wet vloeit voort dat een schuldeiser zich er niet meer op kan beroepen dat de prestatie (het leveren van een goed of verrichten van een dienst) niet aan de overeenkomst beantwoordt (en dus sprake is van een gebrek) indien hij niet binnen bekwame tijd nadat hij het gebrek heeft ontdekt of redelijkerwijs had behoren te ontdekken hierover klaagt bij de schuldenaar. Indien de schuldeiser niet tijdig klaagt, betekent dit dat hij alle rechten waarop hij aanspraak zou kunnen maken door het tekortschieten van de schuldenaar verliest. Het is dus van groot belang dat er tijdig wordt geklaagd.

Prestatie

Recent is door de Hoge Raad geoordeeld dat het wél moet gaan om een prestatie die de schuldenaar heeft verricht.  Indien er dus geen prestatie wordt verricht, kan de schuldenaar zich niet op dit artikel (art. 6:89 BW) uit de wet beroepen. Deze bepaling strekt er immers toe de schuldenaar die een prestatie heeft verricht te beschermen omdat hij erop moet kunnen rekenen dat de schuldeiser met bekwame spoed onderzoekt of de prestatie aan de verbintenis beantwoordt en dat de schuldeiser, als dit niet zo blijkt te zijn, dit eveneens met spoed aan de schuldenaar meedeelt (Hoge Raad 15 oktober 2021, ECLI:NL:HR:2021:1536).

Omstandigheden van het geval

De schuldenaar moet zelf een beroep op dit artikel uit de wet doen. De rechter zal niet zelf (ambtshalve) oordelen of er binnen bekwame tijd door de schuldeiser is geklaagd. Er kan geen vaste termijn worden aangewezen waarbinnen dient te worden geklaagd. Voor de beoordeling van de vraag of de schuldeiser binnen bekwame tijd heeft geklaagd zijn alle omstandigheden van het geval van belang. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan de aard en waarneembaarheid van het gebrek, de ingewikkeldheid van het onderzoek om te kijken of sprake is van een gebrek, de ernst van de tekortkoming en de deskundigheid van de schuldeiser.

De klachtplicht is in het leven geroepen ter bescherming van de rechtszekerheid en het nadeel dat de schuldenaar ondervindt in zijn bewijspositie door het tijdsverloop. Indien de belangen van de schuldenaar niet zijn geschaad door het niet tijdig klagen, zal de schuldenaar niet snel een geslaagd beroep op dit artikel toekomen en weegt het belang van de schuldeiser zwaarder. Er dient een juiste balans te worden gevonden tussen de belangen van de schuldeiser en schuldenaar. Indien in een eerder onderzoek al een gebrek naar voren is gekomen, kan van de schuldeiser bijvoorbeeld verwacht worden dat een aanvullend onderzoek wordt verricht.

Consumenten

De klachtplicht geldt voor verschillende soorten prestaties. Indien sprake is van een koopovereenkomst tussen een consument als koper en een persoon die handelt in zijn beroep of bedrijf als verkoper, wordt een kennisgeving van twee maanden na de ontdekking als tijdig aangemerkt.

Vragen?

Komt een van jouw klanten pas (heel) laat met een gesteld ‘gebrek’ en vraag jij je af of er wel tijdig is geklaagd? Of is er sprake van een gebrek in een product dat jij hebt ontvangen of een dienst die is geleverd en twijfel je of je moet klagen? Neem gerust contact op met CERTA Advocaten.

Lisanne Hennink
Advocaat vastgoedrecht

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Algemeen, CERTA, Opinie

6 oktober 2021

Omdat je verder wilt

Liegen in de rechtszaal

Liegen is iets anders dan van mening verschillen. Maar er is een grens.

Inleiding

Liegen mag niet, maar aan de andere kant laat het zich niet goed voorstellen dat bijvoorbeeld een aannemer en opdrachtgever het steeds eens zijn over de oplevering van het werk of contractspartijen altijd dezelfde mening hebben over wat is afgesproken. Als dat zo zou zijn, kan de civiele procedure worden opgedoekt.

Oneens

Het is inherent aan een juridisch geschil dat men het (doorgaans) oneens is over tenminste een aantal feiten, (soms) de rechtsregel en (altijd) de uitkomst. Over ‘genuanceerde’ meningsverschillen gaat deze opinie niet. Het gaat over artikel 21 Rv. (en de herstelfunctie van het hoger beroep). Artikel 21 Rv. bepaalt samengevat dat partijen de waarheid moeten spreken. Het artikel luidt:

“Partijen zijn verplicht de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren. Wordt deze verplichting niet nageleefd, dan kan de rechter daaruit de gevolgtrekking maken die hij geraden acht”.

Praktijk

Het komt niet vaak voor dat de rechter een vordering afwijst omdat in strijd met de waarheidsplicht wordt gehandeld. Maar het kan wel! Artikel 21 Rv. bestaat sinds 2002 en de algemene regel dat je niet mag liegen al sinds mensenheugenis. Toch wordt er in rechtszaken betrekkelijk weinig consequenties aan liegen verbonden. Uit een uitspraak van de Hoge Raad van 16 juli 2021 blijkt dat er een (on?)duidelijke grens is wat in een procedure geoorloofd is.

Brandzaak

Wat is er gebeurd? Naar aanleiding van een door een hennepkwekerij veroorzaakte brand in een loods heeft de eigenaar de verzekeringstussenpersoon gedagvaard. De tussenpersoon zou een beroepsfout hebben gemaakt. De rechter volgt dat standpunt, maar om aanspraak op schadevergoeding te kunnen maken moet de eigenaar wel kunnen bewijzen dat hij de loods elders had kunnen verzekeren. In de procedure wordt vervolgens meer en meer duidelijk over de werkelijke toedracht van de brand, namelijk dat de eigenaar de kwekerij zelf heeft aangelegd. Tevens werd de stroom door hem illegaal afgetapt en blijkt dat de eigenaar voor de hennepkwekerij strafrechtelijk is veroordeeld. Tot slot blijkt uit een krantenartikel over deze strafzaak dat de eigenaar daar heeft verklaard dat hij tegen de expert van de brandverzekeraar heeft gezegd dat iemand anders de kwekerij heeft aangelegd, omdat hij bang was dat de verzekering anders niet zou uitkeren.

Art 21 Rv.

Dat de verzekeraar niet hoefde uit te keren stond al vast, maar over de aansprakelijkheid van de tussenpersoon oordeelde de rechter dat die vordering direct moet worden afgewezen op grond van art. 21 Rv. Deze beslissing wordt aan de Hoge Raad voorgelegd. De Hoge Raad wijst er ten eerste op dat op dat de rechter, zoals uit art. 21 Rv. volgt, terecht heeft beoordeeld welke gevolgtrekking hij geraden acht in het licht van de aard en ernst van de schending van waarheidsplicht. Ten tweede overweegt de Hoge Raad dat sprake is van een ernstige schending van de waarheidsplicht door de eigenaar. Het betreft feiten die van wezenlijk belang zijn voor de beoordeling van de gegrondheid van de vordering die er op ziet om een bedrag van meer dan € 400.000,= toegewezen te krijgen ten koste van de assurantietussenpersoon. Ten derde onderstreept de Hoge Raad dat als de schending van de waarheidsplicht in een geval als dit niet streng gesanctioneerd zou worden, dat door procespartijen als een vrijbrief zou kunnen worden ervaren om te pogen door middel van onwaarheden de wederpartij en de rechter op het verkeerde been te zetten, in de hoop er met een lichte sanctie vanaf te komen als de onwaarheden onverhoopt aan het licht zouden komen. Het afwijzen van de vorderingen van de eigenaar op grond van art. 21 Rv. is dan ook terecht.

Herstelfunctie hoger beroep

Dan nog iets over de herstelfunctie van het hoger beroep. Het uitgangspunt is dat in hoger beroep alle ‘fouten’ uit de eerdere procedure kunnen worden rechtgezet. De vraag is vervolgens of als in eerste aanleg sprake is geweest van een schending van de waarheidsplicht de herstel-/herkansingsfunctie van het hoger beroep nog steeds geldt? Het antwoord daarop luidt bevestigend, maar dat betekent niet dat de consequenties van liegen in hoger beroep zonder meer ongedaan kunnen worden gemaakt. Met andere woorden: er kan op de leugens worden teruggekomen (door de werkelijke toedracht te vertellen), maar dan kan nog steeds de conclusie zijn dat er sprake is van een bijzonder ernstige schending van de waarheidsplicht en dat de vordering daarom op grond van art. 21 Rv. wordt afgewezen.

Heb je vragen over procesrecht of procedures? Neem vrijblijvend contact op. Omdat je verder wilt!

Rogier Visser
Advocaat aansprakelijkheid- en vastgoedrecht

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Algemeen, CERTA, Opinie

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV

Storing

Wegens technische omstandigheden zijn wij mogelijk minder goed bereikbaar op het algemene telefoonnummer.
Neem daarom vooral rechtstreeks contact op met een van onze medewerkers.
Excuses voor het ongemak.