• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Nieuws & Kennis
    • Nieuws & Actualiteiten
    • Certa deelt kennis met Pont
    • Certa expert van ABN AMRO
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Opinie

11 september 2025

Omdat je verder wilt

Beter voorkomen dan genezen: het sociaal incasseren gaat – naar verwachting – steeds verder, schuldeisers in de problemen?

Nakoming (betalings)verplichtingen

Afspraken zijn er om nagekomen te worden. Zo ook (terug)betalingsverplichtingen. Het is als schuldeiser – die een prestatie levert of heeft geleverd – moeilijk te begrijpen dat de tegenprestatie (terug)betaling, niet wordt nagekomen. Daar kunnen tal van redenen voor zijn, maar als schuldeiser wil je uiteindelijk de hele vordering betaald krijgen. In dit artikel gaan wij in op recente ontwikkelingen die naar verwachting het invorderingsproces ten opzichte van natuurlijke personen (“consumenten”) – in de toekomst – (verder) bemoeilijken.

Vorderingen op natuurlijke personen kunnen op verschillende wijzen ontstaan. Het kan zijn omdat de huurpenningen voor een gehuurde woning niet worden betaald, maar het kan bijvoorbeeld ook zijn dat een terugbetalingsverplichting uit een overeenkomst van geldlening niet wordt nagekomen. Het aangaan van (betalings)verplichtingen is onderdeel van het economische verkeer. Als schuldeiser moet je erop kunnen vertrouwen dat een betalingsverplichting ook daadwerkelijk door een schuldenaar wordt nagekomen. Dat gebeurt (om wat voor reden dan ook) lang niet altijd, waardoor (bijvoorbeeld) een advocaat wordt ingeschakeld om het invorderingsproces op te starten. Hoe sterk de vordering ook is, het daadwerkelijk incasseren van de vordering is niet altijd een gegeven.

Ontwikkelingen invorderingsproces - sociaal incasseren

In de praktijk blijkt dat het invorderingsproces in bepaalde gevallen veel tijd en geduld vergt. De verwachting is dat dit – in de toekomst – alleen maar complexer en tijdrovender gaat worden door wijzigingen op het gebied van de wijze van incasseren (invorderen). Het is voor een schuldeiser goed om hier op bedacht te zijn.

Een aantal (recente) ontwikkelingen waar deze verwachting uit blijkt, is bijvoorbeeld de inwerkingtreding van de Wki, waar wij eerder ook over hebben geschreven. Kort en goed zijn incassodienstverleners aan (veel) meer regels gehouden dan voorheen en is zelfs (los van advocatenkantoren die incassodiensten aanbieden) inschrijving in een speciaal register voor incassodienstverleners verplicht. Niet wordt uitgesloten dat de Wki nog verder wordt aangevuld met verplichtingen voor incassodienstverleners, nu er wordt gekeken naar een (uitgebreidere) zorgplicht en als onderdeel daarvan een verwijsfunctie naar een schuldhulpverleningsinstantie.

Het idee met betrekking tot de verwijsfunctie beperkt zich overigens niet tot enkel incassodienstverleners, ook de rol van de deurwaarder wordt hierin nader onderzocht. Er lijkt met name te worden gekeken of de deurwaarder niet meer mogelijkheden kan “krijgen” om te handelen naar de situatie van de schuldenaar. Daarbij kan gedacht worden aan het niet uit hoeven voeren van een ambtshandeling als de situatie dit niet toelaat (en onnodig kosten worden gemaakt), maar bijvoorbeeld ook ruimte (in de wet) creëren voor een verwijzing naar een schuldhulpverleningsinstantie zonder goedkeuring van de schuldenaar. Die ruimte is er op dit moment – wettelijk gezien – niet.

De wetgever doet – los van het voorgaande – nog verder onderzoek, bijvoorbeeld naar het onderwerp of de systematiek van de (maximale) buitengerechtelijke incassokosten nog wel passend is. Ook de inrichting van het incassoproces wordt onder de loep genomen, waaronder de prijsafspraken tussen de schuldeiser en de incassodienstverlener (bijvoorbeeld een advocaat).

Kritische noot
Kort en goed betekent het voorgaande dat een schuldeiser er alert op dient te zijn dat “gebruikelijke” invorderingsprocessen steeds verder lijken te verschuiven naar “sociale” invorderingsprocessen. Over het sociale invorderingsproces dient wat mij betreft een kritische noot te worden geplaatst, nu in de praktijk nog altijd veel wordt gezien dat de capaciteit bij de schuldhulpverleningsinstanties niet afdoende is. Dat heeft zijn weerslag op zowel de schuldeisers als schuldenaren. Daar ligt aldus een belangrijk aandachtspunt weggelegd voor de wetgever.

Zekerheidsrechten
Voor schuldeisers lijkt – onder andere als wordt gekeken naar deze verschuiving – het bedingen van zekerheidsrechten steeds logischer en noodzakelijker te worden. Je kan bijvoorbeeld denken aan het verlangen van een garantstelling, het vestigen van een pandrecht (roerende zaken) of het vestigen van een hypotheekrecht (onroerende zaken).

Tot slot
Wij denken graag met schuldeisers mee hoe met deze verschuiving dient te worden omgegaan. Uiteraard denken wij ook graag breder mee: bijvoorbeeld hoe een incassoproces kan worden ingericht en/of het vestigen van zekerheidsrechten. Heb je als schuldeiser een vordering die niet betaald wordt en wil je deze uit handen geven, ook dan ben je bij ons op het juiste adres. Vragen of advies nodig? Neem gerust contact op met Macy Weij, Fatima Imbouh of een van onze andere specialisten.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Incasso, Opinie

11 augustus 2025

Omdat je verder wilt

Oproep tot wanordelijkheid via Telegram: burgemeester legt dwangsom op

Mag een burgemeester handhavend optreden tegen een oproep tot wanordelijkheden via sociale media? In de uitspraak van 11 juni 2025 boog de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (“Afdeling”) zich over de Algemene plaatselijke verordening Utrecht 2010 (hierna: “APV”). Hieronder lees je wat één van de hoogste bestuursrechters oordeelde en wat dit betekent voor de praktijk.

In het kort:
een digitale oproep is geen openbare plaats en valt buiten het bereik van de APV;

  • het moet gaan om uitdagend gedrag op of aan een openbare plaats dat leidt tot wanordelijkheden; en
  • de burgemeester was niet bevoegd om een last onder dwangsom op te leggen aan de betrokkene, omdat er geen overtreding was.

Zaak
In november 2021 plaatste betrokkene in een voor iedereen toegankelijke Telegram-groepschat de oproep: "Utrecht in opstand, nee 2G & nee vuurwerkverbod! 26-11-21, 19.30, Kanaalstraat, Be there!!! Neem je matties & vuurwerk mee." Volgens de burgemeester van Utrecht leidde deze oproep, samen met andere berichten, tot oproerige gedragingen in de Kanaalstraat. Zij stelde dat hiermee de APV was overtreden en legde een last onder dwangsom op.

Toetsing Apv: is Telegram een openbare plaats?
De Afdeling oordeelde dat hoewel Telegram voor velen toegankelijk is, het geen fysieke plek is. De Telegram-chat viel daarmee niet onder de definitie in de APV.

Uitleg van de bepaling: gedrag én gevolg moeten op straat plaatsvinden
Verder ziet de APV op uitdagend gedrag dat zelf op een openbare plaats plaatsvindt en aanleiding geeft tot wanordelijkheden. Het is onvoldoende dat alleen de gevolgen zich op straat voordoen. De uitlokkende gedraging moet hier ook plaatsvinden. Een oproep via sociale media, ook al is deze gericht op wanordelijkheden in de openbare ruimte, valt hier niet onder.

Conclusie en gevolgen voor de praktijk
De conclusie was dat de burgemeester geen last onder dwangsom mocht opleggen, omdat er geen overtreding was. Deze uitspraak onderstreept het belang van een nieuw wettelijk voorschrift dat de gevolgen van een digitale oproep omtrent de openbare orde beteugelt.

Contact
Heb je vragen over bestuurlijke handhaving of een algemene plaatselijke verordening? Neem dan contact op met Werner Altenaar, Roza Morrison of Floor Dommershuijzen.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

17 juli 2025

Omdat je verder wilt

Woningsluiting hoogzwangere bewoonster onrechtmatig – hoogste bestuursrechter fluit burgemeester terug

Evenredigheidsbeoordeling woningsluiting: wél noodzakelijk, niet evenwichtig

Mocht de burgemeester van Rotterdam de woning sluiten van een hoogzwangere bewoonster na de vondst van drugs en (vuur)wapens? In de uitspraak van 16 juli 2025 geeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) opnieuw richting aan de toepassing van het evenredigheidsbeginsel met bijzondere aandacht voor de intensiteit van toetsing bij ingrijpende gevolgen voor burgers. Lees hieronder wat één van de hoogste bestuursrechter oordeelde en wat de gevolgen van de praktijk zijn.

Zaak
De burgemeester sloot van een woning voor zes maanden vanwege de vondst van diverse soorten drugs en vuurwapens tijdens een witwasonderzoek. Hij woog mee dat de dochter van de bewoner hoogzwanger was, maar vond haar belang minder zwaar wegen dan het belang van het herstel van de openbare orde en veiligheid. Volgens de burgemeester betrof het een ernstig geval en stond de woning bekend in het criminele circuit. De bewoonster kon volgens hem elders verblijven en had haar medische afhankelijkheid van de woning onvoldoende onderbouwd.

Toetsing evenredigheidsbeginsel
In het algemeen is een woningsluiting een herstelmaatregel gericht op het beëindigen van een overtreding. Het overgaan tot het sluiten van een woning is een discretionaire bevoegdheid van de burgemeester. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om alle betrokken belangen af te wegen en te beoordelen of een woningsluiting in de omstandigheden van het geval gerechtvaardigd is. Indien aangevoerd, toetst de bestuursrechter of de nadelige gevolgen van het besluit in verhouding staan met het te dienen doel van het besluit: de evenredigheidsbeoordeling.

De Afdeling heeft in eerdere uitspraken de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel bij woningsluitingen op grond van artikel 13b Opiumwet uiteengezet. De intensiteit van de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel hangt onder meer af van de beleidsruimte van de burgemeester, het belang van het doel en de ernst van de gevolgen voor de betrokkenen. Omdat woningsluitingen vaak inbreuk kunnen maken op grondrechten van bewoners, is de toetsing door de bestuursrechter doorgaans indringend. Het evenredigheidsbeginsel wordt getoetst aan de had van de volgende drie aspecten: geschiktheid, noodzaak en evenwichtigheid.

Oordeel Afdeling: wél noodzakelijk, niet evenwichtig
Terug naar deze zaak: hierin staan voornamelijk de noodzakelijkheid en evenwichtigheid centraal. Ten aanzien van de noodzakelijkheid, volgt de Afdeling de burgemeester en oordeelt dat de woningsluiting wél noodzakelijk was vanwege de betrokkenheid van de vader van de bewoonster bij georganiseerde drugshandel. Volgens de Afdeling was er geen minder ingrijpende maatregel voor handen gelet op de beoogde doelen. De woningsluiting was noodzakelijk voor het doorbreken van de bekendheid van de woning in het criminele circuit.

Ten aanzien van de evenwichtigheid volgt de Afdeling de burgemeester echter niet. De bewoonster was kort na sluiting bevallen dus zij was hoogzwanger ten tijde van de sluiting. Hoewel geen sprake was van een strikt medische noodzaak, is algemeen bekend dat stress negatief effect kan hebben op een zwangerschap met alle complicaties en gevolgen van dien. Dat de bewoonster onderdak had gevonden bij de vader van haar kind, zoals de burgemeester ook had overwogen, neemt de stress en impact op haar zwangerschap echter niet weg. Bovendien was niet gebleken dat zij zelf betrokken zou zijn geweest bij de criminele activiteiten. Haar persoonlijke omstandigheden, in het bijzonder de zwangerschap, komt zwaarder gewicht toe. De slotsom is dat de burgemeester had moeten afzien van de woningsluiting.

Conclusie en gevolgen praktijk
Deze uitspraak geeft inzicht in de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel wanneer fundamentele rechten en persoonlijke omstandigheden, zoals zwangerschap en gezondheid, zwaar worden geraakt. In aansluiting op eerdere uitspraken over de toetsing aan het evenredigheidsbeginsel toont deze zaak hoe dat kader leidt tot indringendere toetsing in kwetsbare situaties. In de praktijk zal de burgemeester de omstandigheden bij deze toetsing van de evenwichtigheid goed moeten motiveren.

Contact
Heb je vragen over handhaving en burgemeestersluiting? Neem dan contact op met Werner Altenaar of Roza Morrison. Certa helpt je verder.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

15 juli 2025

Omdat je verder wilt

‘Varkens in Nood’-uitzondering ging niet op bij laadpalen: geen grote milieueffecten

Wie denkt dat het procederen over vergunningen voor laadpalen langs snelwegen eenvoudig is, heeft het mis. De Rechtbank Rotterdam heeft zich gebogen over drie zaken waarin een exploitant extra laadpunten wilde plaatsen op verzorgingsplaatsen langs rijkswegen, maar daarbij stuitte op weigeringen en beperkingen door de minister op grond van de Wet beheer rijkswaterstaatswerken (Wbr). De uitkomst: de rechtbank kwam niet toe aan een inhoudelijk oordeel, omdat de exploitant een belangrijke procedurele stap had gemist. Lees in dit artikel hoe men kan voorkomen dat de zaak strandt op een formaliteit.

Zaak in het kort
De zaak draaide om drie verzorgingsplaatsen langs snelwegen, waar de exploitant extra elektrische laadpalen wilde realiseren. Hiervoor had zij bij de minister aanvragen ingediend om haar bestaande Wbr-vergunningen te wijzigen. De minister wees twee van deze aanvragen af en verleende er één. Tegen elk besluit stelde de exploitant beroep in bij de rechtbank.

Het probleem: geen zienswijze, geen inhoudelijke behandeling
De kern van het probleem was dat de exploitant geen zienswijzen had ingediend tegen de ontwerpbesluiten die voorafgingen aan de uiteindelijke besluiten van de minister. Volgens de wet mag iemand die geen zienswijze heeft ingediend, in principe geen beroep instellen bij de bestuursrechter. De exploitant beriep zich op de zogenoemde ‘Varkens in Nood’-uitzondering, die in milieuzaken soms toch toegang tot de rechter biedt, ook zonder zienswijze. De rechtbank oordeelde echter dat deze uitzondering alleen geldt als het om besluiten gaat met aanzienlijke milieugevolgen. In deze zaken over extra laadpalen was volgens de rechtbank niet aannemelijk gemaakt dat er zulke grote milieueffecten waren. Daardoor bleef de hoofdregel gelden: geen zienswijze betekent geen ontvankelijk beroep.

Conclusie en gevolgen in de praktijk
De rechtbank verklaarde de beroepen niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de exploitant geen inhoudelijke beoordeling van haar zaak kreeg, het griffierecht niet terugkrijgt en ook geen proceskosten vergoed krijgt. In de praktijk onderstreept deze uitspraak hoe belangrijk het is om tijdig een zienswijze in te dienen tegen ontwerpbesluiten. Ook als het om milieu gerelateerde onderwerpen als laadpalen gaat, kan het ontbreken van een zienswijze fataal zijn voor een procedure bij de rechter.

Contact
Heeft u vragen over procedures over laadpalen? Procederen is een ambacht. Neem een advocaat in de armen en neem contact op met Werner Altenaar. Wij helpen u graag verder.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Omgevingsrecht, Opinie

10 juli 2025

Omdat je verder wilt

Het civielrechtelijk bestuursverbod

Op 1 juli 2016 is de wet Civielrechtelijk bestuursverbod in werking getreden. Het heeft tot doel om faillissementsfraude te bestrijden. Het is een tot op heden nog niet veel gebruikt instrument van een curator.

Op grond van artikel 106 a lid 1 Fw. kan een rechtbank een civielrechtelijk bestuursverbod opleggen aan een bestuurder van rechtspersoon op vordering van een curator dan wel op verzoek van het OM. Dit wetsartikel is van toepassing op alle bestuurders die in 3 jaar voorafgaand aan het faillissement bestuurder waren van de gefailleerde rechtspersoon.

Het bestuursverbod wordt door curatoren – zoals gezegd - nog niet heel veel ingezet.

De wet bevat 5 limitatieve gronden voor het opleggen van een civielrechtelijk bestuursverbod:

  1. Er is sprake van een onherroepelijke uitspraak waarbij de bestuurder aansprakelijk is vanwege onbehoorlijk bestuur op grond van art 2:138/248 BW;
  2. Er is sprake van een onherroepelijke uitspraak waaruit blijkt dat de bestuurder zich doelbewust schuldig heeft gemaakt aan paulianeus handelen waardoor schuldeisers zijn benadeeld;
  3. De bestuurder is in ernstige mate tekort geschoten in zijn informatie- en medewerkingsplicht jegens de curator;
  4. De bestuurder is minstens 2 keer betrokken geweest bij een eerder faillissement (moet wel gaan om faillissementen van na 1 juli 2016) en hem treft in die faillissementen een persoonlijk (ernstig) verwijt;
  5. Inden de vennootschap of de bestuurder een vergrijpboete ex artikel 67 van de AWR (Algemene wet inzake rijksbelastingen) is opgelegd.

Als één van bovenstaande gevallen aan de orde is, kan de curator een bestuursverbod vragen aan de rechtbank voor de duur van maximaal 5 jaar. De rechtbank kan dan vervolgens een bestuursverbod opleggen als is voldaan aan één van genoemde gronden, maar is hiertoe niet gehouden.

Wil een vordering voor een bestuursverbod kans van slagen hebben, dient dus in elk geval één van de vijf gevallen aan de orde te zijn. Vaak wordt een bestuursverbod door een curator dan ook gecombineerd met een aansprakelijkstelling van een bestuurder op grond van onbehoorlijk bestuur (en/of een andere hierboven genoemde grond).

Er zijn redenen waarom het bestuursverbod niet zo vaak wordt ingezet door een curator. Vaak is er gebrek aan financiering, omdat de genoemde onregelmatigheden juist vaak voorkomen bij lege boedels.

De primaire taak van een curator is bovendien het behartigen van de belangen van de schuldeisers. Indien de curator gaat procederen en het boedelsaldo gebruikt om een civielrechtelijk bestuursverbod te verkrijgen, dan gaat dat ten koste van de uitkering aan de schuldeisers. Curatoren vinden dan ook veelal dat het bestuursverbod eigenlijk in het strafrecht thuishoort en dat het OM een dergelijke vordering moet instellen.

Een andere reden waarom een bestuursverbod minder vaak wordt ingesteld, is dat een curator vaak een schikking treft met de bestuurder en het bestuursverbod wordt uitgeruild voor een geldbedrag.

Wil er een bestuursverbod worden uitgesproken, moet er (dus) sprake zijn van  - onder meer - een onherroepelijke uitspraak ten aanzien van bestuurdersaansprakelijkheid of paulianeus handelen. Daarom wordt het bestuursverbod vaak gecombineerd met deze vorderingen. Algemeen wordt aangenomen dat het bestuursverbod als nevenvordering kan worden ingesteld in dezelfde dagvaarding waarbij de curator een vordering instelt tegen de bestuurder op grond van bestuurdersaansprakelijkheid of paulianeus handelen, hoewel bij het uitspreken van het vonnis de aansprakelijkheid van de bestuurder dan dus feitelijk nog niet onherroepelijk vaststaat (de bestuurder kan immers dan nog in hoger beroep gaan van de uitspraak).

Het civielrechtelijk bestuursverbod is sinds 2016 niet vaak opgelegd. Volgens opgave uit het WODC van 2023 blijkt dat slechts 40 procedures zijn te vinden waarin een civielrechtelijk bestuursverbod door een curator is gevorderd. Ik zelf heb het bestuursverbod ook nog maar één keer eerder ingesteld (ook toen gecombineerd met overigens al die 5 gronden), waarbij het verbod toen wel is uitgesproken voor de maximale termijn van 5 jaar. Vervolgens dient dit verbod na onherroepelijk worden van de uitspraak te worden ingeschreven bij het handelsregister van de KvK.

Het blijft een dilemma In faillissementen waar de bestuurder ontegenzeggelijk aansprakelijk moet worden gesteld voor onbehoorlijk bestuur en een bestuursverbod eigenlijk ook in de rede ligt, maar deze bestuurder geen verhaal biedt. Gaat de curator dan toch een bestuursverbod vorderen, ook met oog op de maatschappelijk taak van de curator? De daarmee gepaard gaande kosten komen immers weer ten laste van de crediteuren. Een route kan dan echter ook zijn dat de curator volstaat met het doen van aangifte doet en het OM de handschoen oppakt. Helaas pakt het OM die handschoen tot op heden niet of nauwelijks op en dat blijft dan ook een onbevredigende uitkomst voor de schuldeisers.

Wil de overheid de wettelijke taak van een curator meer handen en voeten geven, dan zou de financiering van het instellen van een vordering voor het bestuursverbod via de Garantstellingsregeling Curatoren (een regeling waarbij kosten van de boedel worden vergoed die verband houden met het opsporen van onbehoorlijk bestuur of faillissementspauliana) mogelijk moeten worden gemaakt. Dat kan nu nog niet. Dan sla je twee vliegen in een klap: het argument van een lege boedel gaat niet meer op en het gaat niet ten koste van de crediteuren.

 

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Insolventie, Opinie

23 juni 2025

Omdat je verder wilt

Het non-concurrentiebeding, nuttig of zinloos?

Vaak krijgen wij de vraag van werkgevers of het nog wel zin heeft om een concurrentiebeding  op te nemen in een arbeidsovereenkomst, want een werknemer komt er toch wel onderuit. Dat is niet helemaal waar. Maar dat een werknemer goed beschermd wordt, dat klopt. Een recent uitspraak van de rechtbank Zeeland West-Brabant illustreert dit.

Feiten
Een werknemer werkt sinds 2022 als Uitvoerder bij een bouwbedrijf. Hij is gebonden aan een non-concurrentiebeding met de duur van een jaar en aan een relatiebeding van twee jaar. Hij zegt zijn arbeidsovereenkomst per 1 maart 2025 om bij een concurrent te gaan werken. Partijen komen er niet met elkaar uit, zodat de werknemer een kort geding start. Hij vraagt om schorsing van beide bedingen en om een billijke vergoeding .

Beslissing
De werkgever geeft tijdens de zitting aan dat de werknemer wél bij het nieuwe bedrijf mag werken, zodat de kantonrechter de schorsing van het non-concurrentiebeding toewijst.

Het relatiebeding wordt echter slechts gedeeltelijk geschorst. De werknemer mag wel contact hebben met zijn oude relaties, zolang hij maar niet direct of indirect bevordert dat de relaties overstappen naar het concurrerende bedrijf waar hij nu werkt. De duur van twee jaar blijft in stand.

Werknemer vordert ook een billijke vergoeding nu hij door de bedingen niet heeft kunnen werken voor zijn nieuwe werkgever. De kantonrechter wijst deze vergoeding toe over de periode 1 maart 2025tot aan de zitting (13 mei 2025). Hij krijgt in die periode een vergoeding gelijk aan 50% van zijn laatste salaris.

Conclusie
Een non-concurrentiebeding of relatiebeding kan zeker zinvol zijn voor een werkgever om bedrijfsbelangen te beschermen. Rechters hebben daar oog voor. Die bescherming moet echter niet te ver gaan. Omdat bedingen vaak erg ruim geformuleerd zijn is het waarschijnlijk dat een rechter op zijn minst de bedingen gedeeltelijk beperkt. Houd daar dus rekening mee als een werknemer met de vraag komt of hij geheel of gedeeltelijk onder zijn bedingen uit kan. Als een werknemer heel erg wordt beperkt door de bedingen, dan is de kans groot dat de werkgever een maandelijkse vergoeding moet betalen, wanneer de werknemer daarom bij een rechter verzoekt.

Voor vragen over het non-concurrentiebeding of het relatiebeding kun je terecht bij Matthijs Bos en Sharif Ali.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Arbeidsrecht, Opinie

  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 24
  • Ga naar Volgende pagina »

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Rechten & informatie voor natuurlijke personen, wederpartijen

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Nieuws & Kennis
    • Nieuws & Actualiteiten
    • Certa deelt kennis met Pont
    • Certa expert van ABN AMRO
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV