• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Bestuursrecht

8 augustus 2022

Omdat je verder wilt

Voorkom dat de burgemeester jouw bedrijfspand jarenlang sluit en je vastzit aan de huurder bij drugs(productie). Welke stappen kan je als beheerder of eigenaar tegen de gemeente en huurder ondernemen?

Inleiding

Bij de vondst van drugs en/of andere verboden middelen dan wel goederen waarmee de drugs wordt vervaardigd mogen burgemeesters een bedrijfspand sluiten. Als vastgoedeigenaar word je geconfronteerd met een gesloten pand dat niemand mag betreden. De ruimte kan niet worden verhuurd of verkocht. Als eigenaar lijd je hierdoor schade. De in het oog springende trend bij bedrijfspanden is om het voor onbepaalde tijd te sluiten. Dit zorgt voor onzekerheid: wanneer mag het pand weer open en gebruikt worden? Er voltrekken zich rampscenario´s waarbij bedrijfspanden – jaren – gesloten zijn.

In dit artikel lees je over het sluitingsbevel, wat de mogelijkheden tot heropening zijn, hoe de kans zich voordoet om de huurovereenkomst te beëindigen en wat je als eigenaar kunt doen om je schade vergoed te krijgen. Tot slot lees je onze conclusie en de gevolgen voor de praktijk.

Sluitingsbevel

Bij verkoop, levering, verstrekking of aanwezigheid van een handelsvoorraad drugs, mag de burgemeester het bedrijfspand sluiten. Dit is een bevoegdheid op basis van de Wet Damocles. Hiervan maakt de burgemeester gebruik door middel van een sluitingsbevel. Daarmee wordt betreding en gebruik van het pand verboden.

Het doel van de sluiting is om de openbare orde te herstellen. Hiervoor is een periode van rust nodig. Met een sluiting wordt beoogd het risico op herhaling te verkleinen. Ook wordt een signaal afgegeven richting de buitenwereld dat in het pand geen activiteiten meer kunnen plaatsvinden die een gevaar zijn voor de openbare orde. Een pand kan dan bijvoorbeeld niet langer gebruikt worden voor of doelwit zijn van criminele doeleinden of handelingen.

Evenredigheid

Bij de sluiting moet de burgemeester beoordelen of de gevolgen van een sluiting  “evenredig” zijn. Met andere woorden, of de sluiting wel in de juiste verhouding staat tot het doel. In de rechtspraak zien wij een trend dat de bestuursrechter strenger controleert of de sluiting evenredig is. De burgemeester moet dit “deugdelijk motiveren” en rekening houden met (de samenloop van) alle omstandigheden. Het is onvoldoende dat de burgemeester slechts verwijst naar diens beleid. In de praktijk kan dit betekenen dat de burgemeester moet volstaan met een waarschuwing of een kortere sluitingsduur.

In ons artikel over sluiting van woningen gaan wij daar dieper op in.

Sluitingsduur

De sluitingsduur hangt samen met het herstel van de openbare orde. Dit is steeds maatwerk, omdat elk geval anders is. Opmerkelijk genoeg, is bijvoorbeeld het uitgangspunt van het beleid van de burgemeester van Amsterdam dat “publiek toegankelijke en niet publiek toegankelijke inrichtingen en lokalen” voor onbepaalde tijd worden gesloten. Naar onze mening laat de burgemeester hiermee na af te wegen welke sluitingsduur proportioneel is en schuift zij de verantwoordelijkheid voor de intrekking van het sluitingsbevel af op de eigenaar. De burgemeester miskent hiermee haar verplichting om zich te vergewissen of de noodzaak voor sluiting op een zeker moment nog bestaat. Wij hebben hierover procedures lopen om dit aan te kaarten.

Volgens het beleid acht de burgemeester van Amsterdam de sluitingsduur mede afhankelijk van de tijd die nodig is voor het nemen van maatregelen door de exploitant en/of eigenaar. Daarom is het belangrijk dat je als eigenaar spoedig gepaste actie onderneemt – ook tegen de huurder (lees hieronder).

Mogelijkheden heropening

Om het pand te heropen, kun je als eigenaar een zogenoemd “heropeningverzoek” indienen. Hiermee vraag je de burgemeester het sluitingsbevel in te trekken. De burgemeester doet dit niet zomaar en moet kort gezegd vertrouwen erin hebben dat de openbare hersteld is en er geen risico op recidive is.

In de meeste gevallen adviseren wij niet op één paard te wedden. Je kunt als eigenaar – naast het heropeningsverzoek – tegen het sluitingsbevel bezwaar maken en een voorlopige voorziening aan de voorzieningenrechter vragen. Na de bezwaarfase staat beroep bij de bestuursrechter open. Hiermee vergroot je onder omstandigheden de kansen op vlottere heropening en schadevergoeding.

Beëindiging van de huurovereenkomst en ontruiming

Als verhuurder heb je bij een sluiting door de burgemeester in principe de bevoegdheid om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. De openbare orde is door de huurder verstoord. Dit betekent dat je als verhuurder een brief kan sturen naar jouw huurder met de mededeling dat de huurovereenkomst buitengerechtelijk wordt ontbonden en waarin je een termijn geeft om het bedrijfspand vrijwillig te ontruimen. Dit kan pas op het moment dat het gehuurde ook daadwerkelijk is gesloten. Indien de burgemeester alleen het voornemen heeft geuit is dat dus nog te vroeg. Let wel op: de huurder kan de bedrijfsruimte indien deze is gesloten niet betreden en dus ook niet ontruimen. De ontruiming dient met instemming van de gemeente plaats te vinden of na intrekking van het sluitingsbevel. Indien de huurder het gehuurde niet vrijwillig wil ontruimen, kan in een procedure ontruiming worden gevorderd.

De civiele rechter zal – bij verweer van de huurder – toetsen of de verhuurder naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid (proportionaliteitstoets). De verhuurder moet aantonen dat het evenredig was om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Daarbij mag de ontbinding geen misbruik van bevoegdheid opleveren. De rechter kan meewegen in hoeverre de huurder een verwijt kan worden gemaakt. In het geval sprake is van een hennepkwekerij of drugsvondst wordt dit in principe wel aangenomen. Wij adviseren de verhuurder om in de brief met de buitengerechtelijke ontbinding zijn overwegingen om tot ontbinding over te gaan aan de huurder mede te delen.

Het eindigen van de huurovereenkomst is vaak van groot belang voor het heropeningsverzoek. Als de huurder de bedrijfsruimte niet meer in gebruik kan nemen, zal de burgemeester hieraan sneller haar medewerking verlenen.

Schadevergoeding

De verhuurder lijdt door de sluiting van het bedrijfspand vaak schade. De huurpenningen worden bijvoorbeeld niet meer betaald. Daarnaast kunnen de illegale praktijken (o.a. een hennepkwekerij) of de sluiting zelf schade aan het bedrijfspand toebrengen. Bij het tekortschieten van de huurder in de nakoming van de verplichtingen uit de huurovereenkomst kan de verhuurder deze schade op de huurder verhalen, tenzij de schade niet aan de huurder kan worden toegerekend. Indien de huurovereenkomst al buitengerechtelijk is ontbonden, kan afhankelijk van de omstandigheden van het geval de schade worden verhaald op grond van het onrechtmatig handelen van de huurder. Indien een procedure wordt gestart, kan de schadevergoeding worden meegenomen.

Mocht de burgemeester het bedrijfspand ten onrechte hebben gesloten, kan deze onder omstandigheden ook verplicht zijn schade te vergoeden.

Conclusie en gevolgen voor de praktijk

Als verhuurder is het goed om de bestuursrechtelijke en civielrechtelijke stappen bij een burgemeestersluiting op elkaar af te stemmen. Op deze manier wordt voorkomen dat de bedrijfsruimte te lang gesloten blijft en/of je vastzit aan een huurder die de openbare orde ernstig verstoort. Verder kun je je schade onder omstandigheden verhalen op zowel de huurder als de burgemeester.

Vragen over (een voornemen tot) sluiting van jouw bedrijfspand? Neem contact op met ons. Wij zullen er samen voor zorgen dat vlot de juiste stappen richting de gemeente en de huurder worden ondernomen. Als het nodig is, zetten wij samen de vervolgstap naar de rechter als ervaren procesadvocaten. Omdat jij verder wilt.

Werner Altenaar Lisanne Hennink
Advocaat bestuursrecht Advocaat huurrecht
[email protected] [email protected]
Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Huurrecht, Opinie

10 maart 2022

Omdat je verder wilt

Gemeenten mogen gebouweigenaren verplichten te verduurzamen: lokale gamechanger om onze klimaatdoelen te halen?

Abstract

Vanaf 1 juli 2022 krijgen gemeenten de bevoegdheid om eigenaren van gebouwen met een industriefunctie te verplichten hun dak te benutten voor duurzaam gebruik, mits die investering ook rendabel is. Voorbeelden zijn het plaatsen van zonnepanelen of het realiseren van een ‘groen dak’. Hoewel het besluit op zichzelf logisch lijkt, zitten er in de praktijk nog haken en ogen aan. Het risico bestaat dat jarenlang moet worden geprocedeerd over een proportionele toepassing van het instrument: wanneer mag de benodigde investering voor de gebouweigenaar bijvoorbeeld als ‘rendabel’ worden beschouwd? Bovendien, gebouwen waarvoor een dergelijke investering evident haalbaar en rendabel is, beschikken vaak al over een duurzaam dak: hoe groot is dan de doelgroep die met deze bevoegdheid in beweging wordt gezet? Op korte termijn verwachten we geen wonderen. Toch kan het instrument als beruchte ‘stok’ in het gemeentelijk instrumentarium wel helpen bij het op gang brengen van het gesprek met gebouweigenaren en het verduurzamen van bedrijventerreinen.

Inleiding

Vanaf 1 juli 2022 krijgen gemeenten de bevoegdheid om eigenaren van gebouwen met een industriefunctie te verplichten hun dak te benutten voor duurzaam gebruik, mits die investering ook rendabel is. Dat is het gevolg van het ‘Besluit tot wijziging van het Besluit bouwwerken leefomgeving in verband met het duurzaam gebruik van daken’ (‘Bbl’), dat door de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar beide Kamers is gestuurd. In deze blog bespreken Werner Altenaar (Certa Advocaten) en Juriën Poulussen (Stec Groep) welk instrument de gemeente in handen krijgt en hoe dit succesvol in te zetten.

Werner

Het nieuwe Bbl geeft gemeenten nieuwe bevoegdheden om het duurzaam gebruik van daken te verplichten voor bestaande panden met een kantoor- en industriefunctie. Juridisch botst het nieuwe instrumentarium met het eigendomsrecht. Een verplichting aan de gebouweigenaar om het dak te gebruiken voor bijvoorbeeld zonnepanelen of een ‘groen dak’ is een beperking hiervan. Om deze inbreuk op het eigendomsrecht te rechtvaardigen moeten de regels noodzakelijk en proportioneel zijn. De noodzakelijkheid ziet op de garantie van een duurzame leefomgeving. Omdat gebouwen lang kunnen staan en gebruikt kunnen worden is het duurzaam gebruiken van de daken noodzakelijk om verduurzaming van de gebouwde omgeving te borgen. Wat de proportionaliteit betreft is bepaald dat de opwekking van het aandeel hernieuwbare energie niet hoger mag zijn dan het energiegebruik van het gebouw. Ook dient de gemeente een afweging te maken waarin de lokale omstandigheden  en de positie van de gebouweigenaar worden meegenomen. Belangrijk punt hierin is dat de eisen niet verder gaan dan nodig om het gewenste resultaat te bereiken. Verder moet een verplichte investering aantoonbaar rendabel moet zijn.

Juriën

Op voorhand lijkt dit een welkome bevoegdheid voor gemeenten om te werken aan de broodnodige verduurzaming van bedrijventerreinen. Voor het bestaande vastgoed zijn gemeenten nu beperkt tot  het verleiden, subsidiëren en/of cofinancieren van maatregelen, maar uiteindelijk is de gemeente altijd afhankelijk van de gebouweigenaar. Als zij niet willen, houdt het vaak op. Met deze bevoegdheid krijgen gemeenten in ieder geval op papier meer doorzettingskracht.

Overigens is het logisch dat er aan het gebruik van deze bevoegdheid strenge eisen worden gesteld. Dat betekent voor gemeenten dat zij goed hun huiswerk moeten doen en zorgvuldige, transparante afwegingen maken. Dat is niet gemakkelijk: wanneer is een investering bijvoorbeeld rendabel? Voor zonnepanelen kan een snelle rekensom worden gemaakt, maar de businesscase wordt al complexer wanneer er geen subsidie beschikbaar is (al bieden de hoge energieprijzen meer ruimte), de netcapaciteit niet toereikend is, het dak moet worden verstevigd en/of de verzekeringspremie hoger wordt. Voor een ‘groen dak’ ontbreekt zelfs een snelle rekensom, omdat de baten van deze businesscase zich niet gemakkelijk laten kwantificeren. Dat maakt het moeilijk voor gemeenten om deze nieuwe bevoegdheid te gebruiken.

Wanneer mag iets in juridisch opzicht eigenlijk als ‘rendabel’ worden beschouwd?

Werner

Dat weten we nog niet. De tekst van het Bbl is bijvoorbeeld onduidelijk als het aankomt op de rendabiliteit. Volgens de toelichting wordt met de keuze voor lokaal maatwerk gewaarborgd dat een verplichting alleen geldt voor gebouwen waar een investering haalbaar en rendabel is. Als voorbeeld wordt gegeven:

“Wanneer een dak bijvoorbeeld door de ligging ongeschikt zal zijn voor duurzaam gebruik, of er op de locatie geen vraag naar duurzame energie is (omdat er bijvoorbeeld al een andere bron is), is het niet proportioneel om toch maatregelen aan het dak te moeten treffen.”

Waar de grens ligt, is echter onduidelijk: is bijvoorbeeld een terugverdientijd van 15 jaar acceptabel, of moet het korter zijn? Dat is een obstakel voor een effectieve toepassing. Wat de gemeente rendabel vindt, is voor de gebouweigenaar mogelijk volstrekt onvoldoende. Bovendien kunnen ook gemeenten onderling andere richtlijnen hanteren, waardoor binnen Nederland een ongelijk speelveld ontstaat. Dat levert ongetwijfeld veel discussie op. Het risico bestaat dat rechtspraak uiteindelijk duidelijkheid geeft over wanneer er sprake is van voldoende rendabiliteit. Ik zie een parallel met de Ladder voor duurzame verstedelijking, waar de interpretatieruimte in de wet afgelopen decennium tot een golf van rechtspraak heeft geleid. Dat heeft geleid tot relatief arbitraire richtlijnen, waarbij bijvoorbeeld de ondergrens voor ‘een nieuwe stedelijke ontwikkeling’ werd gelegd bij 11 woningen of 400 m2 bedrijfsruimte.

Juriën

Het risico bestaat dat alleen evident haalbare en rendabele investeringen kunnen worden verplicht. Terwijl, gebouwen waarvoor een dergelijke investering evident haalbaar en rendabel is, beschikken vaak al over een duurzaam dak. Hoe groot is dan de doelgroep die met deze bevoegdheid in beweging wordt gezet? Waar gebouweigenaren niet investeren, spelen vaak complicerende factoren mee. In andere gevallen is er wellicht geen sprake van onwil, maar eerder een gebrek aan prioriteit bij de eigenaar. Is een verplichting dan het juiste instrument, of is een gebouweigenaar dan juist gebaat bij een meer ontzorgende aanpak? Een bredere, investeringsgerichte aanpak voor bedrijventerreinen, waarin gemeente, ondernemers en eigenaars samenwerken en maatwerkacties formuleren, lijkt me dan minstens net zo belangrijk en effectief. Ontzorgen, kennis delen, businesscases voorrekenen, het organiseren van een collectieve aanpak en/of financieel bijdragen zijn stappen die eerst onderzocht moeten worden. Iedere gemeente moet dus goed afwegen of dit instrument vanuit het nieuwe Bbl de juiste oplossing biedt voor het lokale probleem.

Werner

Mijn zorg is dat het de nieuwe bevoegdheid strandt in goede intenties en hoge verwachtingen. De lacune in het Bbl zorgt vooralsnog voor (rechts)onzekerheid, voor zowel de gemeente als de gebouweigenaar. In de praktijk zullen wij gelijke gevallen niet gelijk behandeld zien, omdat iedere gemeente het instrument op een eigen manier interpreteert en er in verschillende gemeentes verschillende normen ontstaan. Ik ben bang dat, naast rendabiliteit, ook over gelijke behandeling veel zal worden geprocedeerd en dat het nieuwe Bbl hierdoor niet direct tot veel investeringen gaat leiden.

Wat denk jij, zijn gemeenten bij hun nieuwe bevoegdheid gebaat?

Juriën

Ja, toch wel. Ondanks alle beperkingen kan deze nieuwe bevoegdheid als beruchte ‘stok’ in het gemeentelijk instrumentarium bijdragen aan het aansnijden van het gesprek met gebouweigenaren en het verduurzamen van bedrijventerreinen. Op korte termijn levert het wellicht geen snelle winst op, maar kan het gemeenten wel een sterkere onderhandelingspositie geven om andere private investeringen van de grond te krijgen. Het ‘gevaar’ dat een gemeente kán verplichten, biedt voor gebouweigenaren immers een extra reden om in gesprek te treden over welke drempels er worden ervaren, wat daarvoor dan betere oplossingen zijn en wat ook daadwerkelijk helpt. Daarmee wordt met een omweg nog steeds bereikt wat er met de regeling wordt beoogd: namelijk stappen zetten in het verduurzamen van de gebouwde omgeving.

Contact

Heb je juridische vragen over deze nieuwe bevoegdheid van gemeenten? Neem gerust contact met ons op. Wij helpen je graag verder.

Juriën Poulussen 

Senior adviseur bij Stec Groep

Werner Altenaar       

Advocaat bestuursrecht praktijkgroep vastgoed

[email protected]

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie, Vastgoedrecht

8 februari 2022

Omdat je verder wilt

Energielabel C vereist voor kantoorgebouwen vanaf 1 januari 2023. Kom nu in actie

Inleiding

Vanaf 1 januari 2023 is het verboden om kantoorruimte in gebruik te geven en te nemen die niet beschikt over energielabel C. Dat lijkt ver weg, maar u hebt nog maar een jaar om voorzieningen te treffen. Hieronder leest u over de labelplicht, voor wie het geldt, wat de uitzonderingen zijn, hoe de handhaving eruitziet en tips and tricks, zodat je verder kunt.

In het kort:

  • vanaf 1 januari 2023 is het verboden om kantoorruimte te gebruiken die niet beschikt over energielabel C. Het Bouwbesluit wordt hierop aangepast.
  • het in gebruik geven is ook verboden;
  • bestuurlijke handhaving (dwangsom/sluiting) volgt bij niet-naleving; en
  • in het geval van (ver)huur: controleer voor wiens rekening verduurzamingswerkzaamheden komen.

Wat houdt de verplichting in?

Het energielabel C geldt voor een kantoorgebouw. Maar wat valt hieronder? Een kantoorgebouw is een gebouw of gedeelte van een gebouw met één of meer kantoorfuncties en nevenfuncties. Dit betekent dat een kantoorgebouw een afzonderlijk gebouw kan zijn, maar ook een onderdeel van een groter gebouw. Veel gebouwen in Nederland zijn combinatiegebouwen, denk aan een horeca/winkel-plint met kantoren daarboven. De labelplicht geldt alleen voor kantoorruimtes en nevenfuncties (bijvoorbeeld: een kantine of vergaderzaal). Een kantoorfunctie kan zelf ook nevenfunctie van een andere gebruiksfunctie zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval bij kantoren in scholen, ziekenhuizen, winkels, buurthuizen of industriehallen. In die gevallen is geen sprake van een kantoorgebouw en geldt de labelplicht niet.

Voor wie geldt het?

De verplichting geldt zowel voor de eigenaar (verhuurder) als de huurder. Het is niet afhankelijk van het transactiemoment. De voorzieningen moeten door hen op tijd worden getroffen. Gebeurt dit niet dan volgt handhaving.

Wat zijn de uitzonderingen?

Er gelden uitzonderingen voor de labelplicht. Het gaat om:

  • gebruiksoppervlakte met minder dan 50% kantoorfuncties, zoals een industriehal;
  • gebouw kleiner dan 100 m2;
  • monumenten; en
  • tijdelijke gebouwen.

Wat gebeurt bij niet-naleving?

Het “bevoegde gezag” handhaaft bestuurlijk bij niet-naleving van de labelplicht. In de praktijk zal dit de gemeente of de omgevingsdienst zijn. Dit betekent dat de overheid een dwangsom zal opleggen of de kantoorruimte sluit. De sanctie zal verschillen. De overheid zal afwegen wat proportioneel is en heeft beleidsvrijheid. Dit kan ook tot eerst een waarschuwing leiden.

Tips and tricks

  • Controleer bij het kopen van een gebouw of bij het aangaan van een huurovereenkomst of energielabel C is vereist en zo ja, welk energielabel het gebouw heeft (vraag dit na bij de verkoper of verhuurder of kijk in het energieprestatie-register)
  • Ben je al (ver)huurder van een kantoorruimte en het gebouw voldoet niet aan de labelplicht? Maak afspraken met de (ver)huurder over welke werkzaamheden moeten worden uitgevoerd om aan de verplichting te voldoen en kijk in de huurovereenkomst voor wiens rekening de verduurzamingswerkzaamheden komen.
  • Ben je van plan om een huurovereenkomst met betrekking tot een kantoorruimte te sluiten en het gebouw voldoet niet aan de labelplicht? Maak vóór het sluiten van de huurovereenkomst afspraken over welke werkzaamheden uitgevoerd worden, wanneer die worden uitgevoerd en voor wie de kosten daarvoor draagt. Leg dit in de huurovereenkomst vast.

Conclusie en in de praktijk

De conclusie is dat binnen een jaar kantoorruimtes over een energielabel C moeten beschikken. Vanaf volgend jaar wordt gehandhaafd door het opleggen van dwangsommen en sluiten van de ruimte. In de praktijk betekent dit dat dit jaar de voorzieningen moeten worden getroffen. Maak afspraken met je (ver)huurder of welke werkzaamheden worden uitgevoerd en wanneer. Maak eventueel aanvullende contractuele afspraken.

Contact

Heb je juridische vragen over de labelplicht, handhaving of contractuele afspraken? Neem gerust contact met ons op. Wij helpen je graag verder.

Werner Altenaar       

Advocaat bestuursrecht

Louise Strating 

Advocaat huurrecht

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie, Vastgoedrecht, Verhuren

25 januari 2022

Omdat je verder wilt

Gelijkere kansen bij verkoop grond door de overheid

Inleiding

Overheden moeten bij de verkoop van onroerende zaken gelijke kansen bieden aan (potentiële) gegadigden. In een baanbrekend arrest van de Hoge Raad is geoordeeld dat de overheid bij de verkoop van onroerend goed de zogenoemde “beginselen van behoorlijk bestuur” in acht moet nemen en daarmee dus ook het gelijkheidsbeginsel. Hieronder lees je kort waar deze zaak over ging, wat belangrijk is en wat dit voor de praktijk betekent.

In het kort:

  • overheid moet ook bij een privaatrechtelijke overeenkomst (dus ook koop) de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht nemen;
  • het gelijkheidsbeginsel brengt mee dat ruimte moet worden geboden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen;
  • overheidslichamen moeten een passende mate van openbaarheid verzekeren; en
  • onderhandse exclusieve verkoop is niet meer toegestaan.

Wat speelde er in deze zaak?

De gemeente Montferland was eigenaresse van een perceel in het centrum van Didam dat zij wilde verkopen aan een projectontwikkelaar. Een vastgoedonderneming was ook geïnteresseerd, maar de gemeente had het perceel al verkocht aan de projectontwikkelaar. De vastgoedonderneming daagde de gemeente voor de rechter, omdat de gemeente een openbare en zogeheten non-discriminatoire biedingsprocedure had moeten volgen voor de verkoop van het perceel.

Wat is belangrijk?

De Hoge Raad oordeelde dat het hier om een privaatrechtelijke overeenkomst ging waarbij de overheid een aan onroerende zaak verkocht. De overheid mag daarbij niet handelen in strijd met de beginselen van behoorlijk bestuur. Het gelijkheidsbeginsel valt daaronder. Daarom moet de overheid bij de verkoop van onroerende zaken ruimte bieden aan (potentiële) gegadigden om mee te dingen. De overheid zal objectieve, toetsbare en redelijke criteria moeten opstellen op basis waarvan de koper wordt geselecteerd. Onder het gelijkheidsbeginsel valt ook dat de overheid een passende mate van openbaarheid moet verzekeren met betrekking tot de beschikbaarheid van de onroerende zaak, de selectieprocedure, het tijdschema en de toe te passen selectiecriteria.

In het geval er maar één serieuze gegadigde is en dat bij voorbaat vaststaat, of redelijkerwijs mag worden aangenomen op grond van objectieve, toetsbare en redelijke criteria, dan geldt een uitzondering. In dat geval moet het voornemen tot verkoop bekend worden gemaakt waardoor een ieder daarvan op de hoogte kan zijn. De overheid moet dan motiveren waarom op basis van de opgestelde criteria vaststaat, of redelijkerwijs mag worden aangenomen, dat slechts één serieuze gegadigde in aanmerking komt.

Gevolgen voor de praktijk

In de praktijk betekent dit dat vastgoedondernemingen “gelijkere” kansen hebben. De overheid moet bij de verkoop van onroerende zaken gelijke kansen bieden aan (potentiële) gegadigden, waarbij openbaarheid wordt gegeven. Onderhandse exclusieve verkoop is niet meer toegestaan. Vastgoedtransacties van de overheid zullen hierdoor transparanter worden. Dit maakt verkoop eerlijker.

Contact

Heb je juridische vragen over verkoop van grond door de overheid? Neem gerust contact met ons op. Wij helpen je graag verder.

Werner Altenaar       

Advocaat bestuursrecht praktijkgroep vastgoed

Claudia Sellis 

Paralegal praktijkgroep vastgoed

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie, Vastgoedrecht

4 augustus 2021

Omdat je verder wilt

Gaswinning Groningerveld mocht (op dit niveau) doorgaan

Inleiding

Hoewel de schadeafwikkeling bij bodembeweging in volle gang is, blijft de gaswinning uit het Groningerveld doorgaan. De minister van Economische Zaken en Klimaat stemde in met gaswinning – voor 8,1 miljard kubieke meter in 2020 en 2021. De Groninger Bodem Beweging en Groningers procedeerden hierover. Voor een eerder gasjaar ging de vaststelling over de kop. Kon de gaswinning voor 2020-2021 de toets doorstaan? Hieronder lees je kort waar deze zaak over ging, wat belangrijk is en wat dit voor de praktijk betekent.

In het kort:

  • gaswinningsniveau 2020-2021 is in redelijkheid vastgesteld om aan leveringszekerheid te voldoen;
  • veiligheid, schadeafhandeling en leveringszekerheid staan centraal; en
  • minister voldeed aan veiligheidsnorm en heeft voldoende rekening gehouden met de belangen van Groningers.

Wat speelde er in deze zaak?

Op 21 juli 2021 oordeelde de hoogste bestuursrechter dat de minister in redelijkheid de gaswinning op 8,1 miljard kubieke meter vaststelde.

Veiligheidsnorm

Bij de beoordeling of aan de veiligheidsnorm wordt voldaan, mocht de minister ervan uitgaan dat het risico in elk geval niet groter is dan is berekend voor 2019-2020. Wel moeten woningen nog worden versterkt en moeten stappen worden gezet om het versterkingsprogramma sneller uit te voeren. Nu de gaswinning versneld wordt afgebouwd, hoefde de minister niet af te zien van de vaststelling.

Belangen

De minister heeft de betrokken belangen in redelijkheid afgewogen. Aan de ene kant hield hij rekening met belangen van de Groningers bij een zo snel mogelijke beëindiging van de gaswinning. Zij hebben er belang bij dat het tempo van de versterkingsoperatie omhoog gaat en dat toereikende procedures bestaan voor de afhandeling van schade. Daarbij gaat het niet alleen om het voldoen aan de veiligheidsnorm en het herstel van schade, maar ook om het wegnemen van gevoelens van onveiligheid, frustratie en spanning. Aan de andere kant hield de minister rekening met de belangen van de eindafnemers van het gas. Dat zijn huishoudens, instellingen en bedrijven in Nederland, België, Duitsland en Frankrijk. Zij hebben er belang bij dat zij niet (abrupt) worden afgesloten van Groningengas, zodat bedrijven hun activiteiten kunnen voortzetten en woningen in de winter kunnen worden verwarmd. Naar het oordeel van de hoogste bestuursrechter heeft de minister het winningsniveau voor 2020-2021 op de juiste wijze vastgesteld om te kunnen voldoen aan de leveringszekerheid. Ook heeft hij voldoende concreet uiteengezet welke maatregelen worden genomen om de situatie van de Groningers te verbeteren, waaronder het zo snel mogelijk afbouwen van de gaswinning naar nul. Verder worden reguliere schademeldingen relatief snel afgehandeld bij het IMG. De schade als gevolg van de gaswinning staat daarom niet in de weg aan de gaswinning.

Conclusie

De conclusie is dat het gaswinningsniveau “door de juridische beugel kan”. De rechter geeft de minister veel (beleids)ruimte. Daarom is het lastig om dit besluit succesvol aan te vechten. Het uiteindelijke niveau van de minimumflow voor het gasjaar 2022-2023 zal worden bepaald in een ander besluit. De hoogste bestuursrechter zal daarover nog een uitspraak moeten doen, maar de minister zal opnieuw ruimte krijgen.

Heb je juridische vragen omtrent de gaswinning in Groningen? Neem gerust contact met ons op. Wij helpen je graag verder.

Werner Altenaar
Advocaat bestuursrecht

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie, Vastgoedrecht

8 maart 2021

Omdat je verder wilt

Groningse gaswinningsschade over een andere juridische boeg!

Meer duidelijkheid over de vergoeding van Groningse gaswinningsschade. De hoogste bestuursrechter (“ABRvS”) deed haar eerste tussenuitspraak over het schadevergoedingsbesluit van het Instituut Mijnbouwschade Groningen (“IMG”).

Inleiding

Benadeelden kunnen de schadevergoeding ook via de bestuursrechtelijke weg verkrijgen. Bij een (gedeeltelijke) afwijzing moeten zij bezwaar maken en beroep instellen. In dit artikel lees je wat de ABRvS oordeelt over het berekeningsmodel dat het IMG hanteert, hoe het zogenoemde bewijsvermoeden werkt en waarom een gerechtelijke deskundige wordt benoemd.

In het kort:

  • het IMG mag wél uitgaan van het berekeningsmodel met vaste eenheidsprijzen bij het vaststellen van de hoogte van de schadevergoeding;
  • het IMG kan het bewijsvermoeden weerleggen door met een adviesrapport aan te tonen dat voor de schade “evident en aantoonbaar” uitsluitend een andere oorzaak bestaat; en
  • de ABRvS stelt een deskundige aan, omdat de rapporten van de benadeelde en het IMG elkaar tegenspreken over tien schades – ook aan de fundering.

Wat speelde er in deze zaak?

In de uitspraak van 24 februari 2021 ging het om een Groninger met een woning uit 1900 boven het Groningenveld. In dit gebied doen zich als gevolg van gaswinning bodemdaling en aardbevingen voor. Op 18 maart 2018 meldde de benadeelde scheuren in de gevel en claimde hij EUR 30.000,=. Uiteindelijk kende het IMG hem een gedeeltelijke vergoeding toe van EUR 6.413,43, omdat uit het deskundigenrapport bleek dat niet alle schade uitsluitend was veroorzaakt of verergerd door mijnbouwactiviteiten.

Berekeningsmodel

De benadeelde is het niet eens met de herstelmethodes en de vaste eenheidsprijzen die het IMG daarvoor hanteert. Met deze methode en prijzen worden de totale vergoeding berekend. De ABRvS stelt het IMG op dit punt in het gelijk. Het IMG moet namelijk jaarlijks tienduizenden schades vergoeden. Daarom mag het gebruik maken van vaste eenheidsprijzen voor vrijwel alle soorten schadeherstel, ook omdat dit ruimhartig, duurzaam en vakkundig gebeurt. Dit betekent dat het IMG van dit berekeningsmodel mag uitgaan bij het vaststellen van de schadevergoedingen.

Bewijsvermoeden

Om de benadeelde juridisch te “helpen”, geldt een bewijsvermoeden. Dat houdt in dat de schade die redelijkerwijs van de Groningse gaswinning kan zijn, vermoed wordt daardoor te zijn veroorzaakt. De benadeelde vindt dat het IMG het bewijsvermoeden onvoldoende toepast. De ABRvS stelt het IMG ook op dit punt in het gelijk. Het IMG vergoedt alle schade, tenzij uit een adviesrapport blijkt dat voor de schade “evident en aantoonbaar” uitsluitend een andere oorzaak bestaat dan de bodembeweging door mijnbouwactiviteiten. Met andere woorden, de conclusie leek niet aan te sluiten.

Deskundige

Hoewel het IMG een onpartijdige deskundige inschakelde, komt het adviesrapport van de benadeelde niet overeen met het rapport van het IMG. De ABRvS vraagt zich af of voor tien schades, ook aan de fundering, een evidente en aantoonbaar andere oorzaak dan gaswinning bestaat. De ABRvS verzoekt om nader onderzoek door een onafhankelijk, gerechtelijk deskundige (StAB), nu technische en bouwkundige kennis nodig is.

Slotsom

De ABRvS wacht het adviesrapport van de deskundige af. Daarna volgt de einduitspraak waarin duidelijk wordt welke schade is veroorzaakt door gaswinning en of het IMG voldoende schadevergoeding heeft toegekend.

Voor in de praktijk is de belangrijkste opmerking dat het IMG is ingesteld om de schadevergoeding ruimhartig en voortvarend af te handelen, maar in deze procedure komen dezelfde discussies terug als in de civiele zaken.

Contact

Heb je vragen over schadevergoeding in het bestuursrecht of (gedeeltelijke) afwijzing door het IMG? Neem gerust contact met ons op. Wij helpen je graag verder.

Praktijkgroep vastgoed
Werner Altenaar
Advocaat bestuursrecht
E [email protected]
T 06-15460684

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 3
  • Pagina 4
  • Pagina 5
  • Pagina 6
  • Ga naar Volgende pagina »

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Opinie
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV