• Door naar de hoofd inhoud

CERTA

Header Rechts

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Nieuws & Kennis
    • Nieuws & Actualiteiten
    • Certa deelt kennis met Pont
    • Certa expert van ABN AMRO
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact

Bestuursrecht

3 januari 2025

Omdat je verder wilt

Preventieve handhaving: voornemen recreatieve verhuur historische molen geen klaarblijkelijk gevaar dreiging overtreding

Inleiding
Een preventieve last onder dwangsom kan alleen worden opgelegd als sprake is van een dreigende onrechtmatige situatie of dreigende overtreding. Een voornemen om strijdige handelingen uit te voeren is niet voldoende, oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) op 27 november 2024. Hieronder lees je een korte toelichting van de casus en de beoordeling van de Afdeling over preventieve handhaving.

Recreatieve verhuur molen
Het perceel met een historische molen heeft de bestemming "Maatschappelijk" en de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - molen". De eigenaren gebruikten de molen enkel nog als vakantiewoning met het voornemen deze ook te verhuren aan derden. Volgens het college van burgemeester en wethouders (hierna: “College”) liet de bestemming en de aanduiding recreatieve verhuur van de molen niet toe. Het College wees een handhavingsverzoek af omdat handhaving volgens onredelijk zou zijn.

Oordeel Afdeling
Volgens de Afdeling hadden de eigenaren geen concrete stappen ondernomen om de molen daadwerkelijk te verhuren. Hierdoor was er geen sprake van een gevaar voor een klaarblijkelijke overtreding. Het College had terecht het handhavingsverzoek afgewezen. Verder oordeelde de Afdeling dat uit de planregels volgt dat het perceel is bestemd voor een molen met maximaal één woning. Recreatieve verhuur voor nachtverblijf heeft geen duurzaam karakter en valt daarom niet onder het begrip “molen” noch onder het begrip “woning”. Recreatieve verhuur van de molen is dus volgens de Afdeling in strijd met de planregels. Dat de eigenaren de molen zelf al als vakantiewoning gebruikten, maakt dit niet anders.

Preventieve last onder dwangsom - klaarblijkelijkheidscriterium
Een last onder dwangsom is een herstelsanctie. Het doel is om de illegale situatie of overtreding te beëindigen. Ook kan een preventieve last onder dwangsom worden opgelegd. Uit vaste rechtspraak volgt dat een preventieve last onder dwangsom alleen kan worden opgelegd als zich een gevaar voordoet van een overtreding die met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal plaatsvinden. In de praktijk wordt niet snel voldaan aan dit klaarblijkelijkheidscriterium. Bij mededelingen van belanghebbenden die oneens zijn met de regels is doorgaans geen sprake van een gevaar voor een overtreding klaarblijkelijk dreigt.

Conclusie en gevolgen voor de praktijk
De conclusie is dat voor een preventieve last onder dwangsom enkel het voornemen om in strijd met de wet- en regelgeving te handelen, onvoldoende is om te spreken van een klaarblijkelijk gevaar voor een overtreding. Dat de uitvoering van de handelingen in de macht ligt van de eigenaren, maakt dit niet anders. In de praktijk ligt de drempel voor het klaarblijkelijkheidscriterium dus nog altijd hoog en kan niet op basis van een voornemen om strijdige handelingen uit te voeren een last worden opgelegd.

Contact
Heb je vragen over handhaving en/of een (preventieve) last onder dwangsom of bestuursdwang? Neem dan contact op met Werner Altenaar of Roza Morrison. Certa helpt je verder.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

2 januari 2025

Omdat je verder wilt

Intern salderen mag niet meer worden betrokken bij voortoets

Intern salderen niet meer mag worden betrokken in de zogenoemde voortoets, maar wel bij de vraag of een natuurvergunning voor een project kan worden verleend. De mogelijkheden voor het intern salderen worden hierdoor beperkt. Dit volgt uit nieuwe rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Het gewijzigde beoordelingskader
De belangrijkste wijziging die voortvloeit uit deze uitspraak is dat intern salderen niet meer mag worden meegenomen bij het eerste onderzoek, waarin wordt beoordeeld of een natuurvergunning is vereist en waarin wordt onderzocht welke significante gevolgen de uitbreiding of wijziging van het bedrijf heeft op de beschermde Natura-2000 gebieden.

Voorheen mochten de vergunde, oude stikstofgevolgen worden weggestreept tegen de gevolgen van het nieuwe project, maar vanaf nu moeten de gevolgen van het nieuwe project op zichzelf staand worden beoordeeld zonder rekening te houden met de vergunde stikstofuitstoot van de oude situatie. Intern salderen blijft wel mogelijk in een latere fase, bij de “passende beoordeling”, wanneer wordt onderzocht of het project de natuur daadwerkelijk aantast.

De referentiesituatie bepaalt welke stikstofuitstoot als uitgangspunt moet worden genomen bij intern salderen. Het gaat om de uitstoot die op basis van een natuurvergunning of milieutoestemming was toegestaan én feitelijk heeft plaatsgevonden. Structureel onbenutte stikstofruimte in een natuurvergunning maakt geen deel meer uit van de referentiesituatie. Hierdoor zijn de mogelijkheden voor intern salderen met een natuurvergunning beperkter dan voorheen, wat ook doorwerkt bij extern salderen met stikstofruimte van gestopte bedrijven.

Gevolgen voor de praktijk
De gevolgen voor de praktijk zijn kort gezegd:

  1. Beperking van intern salderen in de voortoets: intern salderen mag niet langer worden meegenomen in de voortoets. In deze eerste fase wordt alleen gekeken naar de gevolgen van het nieuwe project zelf, zonder rekening te houden met vergunde stikstofuitstoot uit het verleden.
  2. Vergunningplicht voor intern en extern salderen: door het nieuwe beoordelingskader zal vrijwel elk project dat stikstofneerslag veroorzaakt een natuurvergunning nodig hebben, ongeacht of intern of extern wordt gesaldeerd. Provincies krijgen hierdoor de mogelijkheid om specifiek beleid te maken voor intern salderen (dit was voorheen alleen mogelijk bij extern salderen).
  3. Striktere referentiesituatie: alleen uitstoot die vergund én feitelijk heeft plaatsgevonden mag worden meegenomen in de referentiesituatie. Onbenutte stikstofruimte wordt niet meer geaccepteerd, wat flexibiliteit voor bedrijven beperkt.
  4. Directe toepassing van het nieuwe kader: Het gewijzigde beoordelingskader geldt direct voor lopende en toekomstige vergunningprocedures. Overheden en rechtbanken moeten dit kader vanaf nu toepassen.

Overgangsregeling voor activiteiten sinds 2020
Voor activiteiten die tussen 1 januari 2020 en 1 januari 2025 zijn gestart met toepassing van intern salderen en waarvoor op grond van het oude beoordelingskader geen natuurvergunning nodig was, geldt een overgangsregeling. Tot 1 januari 2030 kunnen provincies niet handhavend optreden tegen het voortzetten van deze activiteiten zonder vergunning. Wel kunnen provincies in specifieke situaties maatwerkvoorschriften opleggen om verslechtering van Natura 2000-gebieden te voorkomen. Bedrijven hebben dus de tijd gedurende deze overgangsperiode om te beoordelen of zij in het licht van het nieuwe beoordelingskader een natuurvergunning nodig hebben of dat activiteiten aangepast moeten worden.

Tot slot
Neem contact op met Werner Altenaar of Roza Morrison om inzicht te krijgen in de gevolgen voor uw voorgenomen ontwikkeling of de procedure in goede banen te leiden.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

21 november 2024

Omdat je verder wilt

CertAlert! Bestuursrechter matigt opnieuw boete voor vakantieverhuur en beoordeelt uit zichzelf overschrijding redelijke termijn

Met de uitspraak van 21 augustus 2024 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) dat gemeente Amsterdam een onevenredig boeteregime hanteert bij overtredingen van de voorwaarden voor vakantieverhuur van woningen. In deze zaak kreeg een huurder een bestuurlijke boete van € 11.600,- opgelegd wegens het overtreden van een voorwaarde van de verhuurvergunning. Wij schreven hier eerder een CertAlert! over: [Klik hier]. Op 20 november 2024 volgde een vergelijkbare uitspraak.

In deze zaak krijgen de eigenaren een bestuurlijke boete van € 20.500,- opgelegd wegens het onttrekken van woonruimte aan de bestemming tot bewoning zonder vergunning. De woning werd voor toeristische verhuur aangeboden op de website van Airbnb. De eigenaren stelden hoger beroep in, ontkende dat sprake was van toeristische verhuur en stelde dat de boete onevenredig hoog was.

De Afdeling oordeelde dat wel sprake was van toeristische verhuur, omdat uit het onderzoek bleek dat de woning meerdere keren via Airbnb was verhuurd en toeristen in de woning zijn aangetroffen. De boete werd echter verlaagd naar € 5.000,-, omdat het oorspronkelijke boetestelsel van gemeente Amsterdam onvoldoende rekening hield met de ernst van de overtreding en omstandigheden.

Daarnaast toetst de Afdeling voortaan uit zichzelf of een procedure onredelijk lang heeft geduurd. De Afdeling hanteert een redelijke termijn van vier jaar voor zaken in drie instanties: bezwaar, beroep en hoger beroep. In deze zaak duurde de procedure meer dan vijf jaar. Dit leidde tot een extra verlaging van 15%, waarmee de boete werd vastgesteld op € 4.250,-.

Lees hier de hele uitspraak: https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@146916/202300230-1-a2/

Heb je vragen over (toeristische) (ver)huur of bestuurlijke handhaving?
Neem contact op met Werner Altenaar of Roza Morrison.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

21 november 2024

Omdat je verder wilt

Nul-emissiezone bedrijfs- en vrachtauto´s Amsterdam 2025

Uitstootvrij Amsterdam 2030
Het instellen van de nul-emissiezone is onderdeel van het Actieplan Schone Lucht Amsterdam. Hierin zijn meerdere verschillende maatregelen opgenomen met als doel een uitstootvrij Amsterdam in 2030. Zo gelden er ook regels voor pleziervaart, motor- en bromfietsen en tourbussen vanaf 2025. Op 1 januari 2025 treedt het Definitieve verkeersbesluit nul-emissiezone bedrijfs- en vrachtauto’s Amsterdam 2025 (hierna: “Definitieve verkeersbesluit”) in werking. Dit betekent dat geen vervuilende bestelbussen en vrachtauto’s de binnenstad meer mogen inrijden. In dit artikel lees je wat dit betekent voor ondernemers, of zij een ontheffing kunnen verkrijgen en hoe wordt gehandhaafd.

Het Definitieve Verkeersbesluit draagt niet alleen bij aan de algehele gezondheid van Amsterdam, maar het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam (hierna: “College”) verwacht dat ook de verkeersdrukte zal afnemen.

Vrijstellingen en ontheffingen
Voor bestelbussen en vrachtauto’s met bepaalde emissieklassen geldt een overgangsrecht. Deze voertuigen kunnen tot 2027, 2028 of 2030 alsnog de binnenstad inrijden. Vanaf 2030 eindigt dit overgangsrecht en zijn ook deze voertuigen niet meer welkom. Daarnaast is het voor negen categorieën mogelijk een ontheffing aan te vragen. Ook voor bijzondere gevallen waarin het Definitieve verkeersbesluit niet heeft voorzien, kan een ontheffing worden aangevraagd.

De kosten voor het aanvragen van een ontheffing bedragen € 250,-. Let wel, de ontheffing kan pas in 2025 worden aangevraagd, maar dan geldt deze regelgeving wel al. Ook tijdens de aanvraagprocedure, geldt de ontheffing niet. Als er wachttijden zijn, kan dit problemen geven en riskeert de ondernemer handhaving.

Zorgen
Eén van de zorgen van ondernemers is netcongestie. Het elektriciteitsnet in Amsterdam is op dit moment al overbelast. Er bestaan onzekerheid en zorgen over de toekomstige publieke laadinfrastructuur en wat dit betekent voor de investeringen die ondernemers op dit moment moeten doen. Ook geven veel ondernemers aan dat het Definitieve verkeersbesluit negatieve financiële gevolgen heeft, omdat de aanschaf van uitstootvrije voertuigen om een investering vraagt. Deze zou niet meer rendabel zijn.

Het College begrijpt de zorgen van ondernemers, maar stelt dat niet langer kan worden gewacht met de invoering van de nul-emissiezone, gelet op noodzaak van een uitstootvrij Amsterdam in 2030.

Ten aanzien van de publieke laadinfrastructuur, stelt het College dat er maatregelen worden genomen om netcongestie tegen te gaan en investeren netbeheerders de komende jaren in een stevige uitbreiding van het elektriciteitsnet. Wat betreft de financiële zorgen, zijn er verschillende subsidieregelingen en fiscale instrumenten beschikbaar voor de aanschaf van een schone bedrijfsauto.

Handhaving
Het College is voornemens de nul-emissiezone te handhaven met behulp van camera’s die kentekengegevens verwerken. Daarnaast worden bijzondere opsporingsambtenaren ingezet als ook verplaatsbare camera’s. De hoogte van de boetes wordt later vastgesteld en is nu nog niet bekend. Wel staat vast dat in de eerste vier maanden van 2025 bij een overtreding enkel een waarschuwingsbrief volgt. Op deze manier kunnen ondernemers zich voorbereiden op de nieuwe regelgeving. Vanaf mei 2025 worden er daadwerkelijk boetes opgelegd.

Tot slot
Kortom, Amsterdam streeft naar een uitstootvrije binnenstad in 2030, met een nul-emissiezone voor bedrijfs- en vrachtauto’s vanaf 2025 als belangrijk onderdeel. Ondernemers krijgen tot 2030 beperkt

overgangsrecht maar staan mogelijk alsnog voor de uitdaging om te investeren in uitstootvrije voertuigen terwijl de afhankelijkheid van een goed functionerende laadinfrastructuur verder toeneemt. Vanaf 2025 kunnen ondernemers een ontheffing aanvragen, maar totdat deze is verleend kan er worden gehandhaafd. Hoewel de handhaving stapsgewijs wordt ingevoerd, onderstreept het risico op boetes vanaf mei 2025 de noodzaak van tijdige aanpassingen.

Vragen over een aanvraag voor een ontheffing, subsidieverlening, of het aanvechten van bestuurlijke boetes? Neem contact op met Roza Morrison en Werner Altenaar.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

23 augustus 2024

Omdat je verder wilt

CertAlert! Gemeente Amsterdam hanteert een “onevenredig” boeteregime voor vakantieverhuur: bestuursrechter matigt tot 25%.

Met de uitspraak van 21 augustus 2024 oordeelde de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: “Afdeling”) dat gemeente Amsterdam een onevenredig boeteregime hanteert bij een overtreding van de voorwaarden voor vakantieverhuur van woningen. In deze zaak krijgt een huurder een bestuurlijke boete van € 11.600, - opgelegd wegens het overtreden van een voorwaarde van de verhuurvergunning. De voorwaarde dat de woning werd verhuurd aan maximaal vier personen, werd met één persoon overschreden. Gelet op de geringe ernst en omvang van deze overtreding, matigde rechtbank Amsterdam deze boete naar € 8.700, -. De huurder vond deze boete echter nog steeds te hoog en stelde hoger beroep in. Hoewel het boeteregime in de Huisvestingsverordening Amsterdam onderscheid maakt tussen type overtreding wordt er op andere punten onvoldoende gedifferentieerd volgens de Afdeling. Zo wordt er geen onderscheid gemaakt tussen woningonttrekking met of zonder bedrijfsmatig karakter, in de omvang van de specifieke overtreding of recidive. Hierdoor worden burgers die per ongeluk of onbewust een overtreding begaan geconfronteerd met zeer hoge boetes die vergaande financiële gevolgen met zich brengen. Deze gevolgen staan niet in verhouding tot de ernst en omvang van de overtredingen.

De Afdeling heeft de boetetabel bij de Huisvestingsverordening Amsterdam onverbindend verklaard. Dit betekent dat de gemeenteraad van Amsterdam een nieuw regime moet vaststellen. Uiteindelijk heeft de Afdeling in deze zaak zelf de hoogte van de boete vastgesteld op € 2.900, -, dat is 25% van boetebedrag.

Lees hier de hele uitspraak: https://www.raadvanstate.nl/uitspraken/@145315/202301049-1-a2/

Heb je vragen over (toeristische) (ver)huur of bestuurlijke handhaving?
Neem contact op met Werner Altenaar of Roza Morrison!

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

29 juli 2024

Omdat je verder wilt

Het dienstbaarheidsbeginsel: de nieuwe norm voor overheidsbetrokkenheid

Inleiding
Voor bestuursorganen gaat waarschijnlijk het zogeheten “dienstbaarheidsbeginsel” gelden. De codificatie van het dienstbaarheidsbeginsel is één van de voorgestelde aanpassingen in het wetsvoorstel “Wet versterking waarborgfunctie Awb” (hierna: “Wetsvoorstel”) dat nu in consultatie voorligt.

Het Wetsvoorstel zal de Algemene wet bestuursrecht (hierna: “Awb”) op verschillende onderdelen aanpassen. Met deze aanpassingen wil de wetgever de dienstverlening door de overheid verbeteren en het maatwerk en de menselijke maat in het bestuursrecht versterken. Daarnaast moet in procedures meer rekening worden gehouden met het doenvermogen van burgers. Dit artikel gaat kort in op de codificatie van het dienstbaarheidsbeginsel in artikel 2:4a van de Awb.

Dienstbaarheidsbeginsel
Artikel 2:4a van de Awb zal als volgt luiden: “Het bestuursorgaan stelt zich bij het uitoefenen van zijn taak dienstbaar op”. Volgens de Memorie van Toelichting (hierna: “MvT”) betekent dienstbaarheid dat het bestuur de burger centraal stelt en zich bewust is van de effecten van zijn handelen op de burger. Het beleid en de uitvoering daarvan moeten zo worden ingericht dat de belangen van de burger worden gediend. In de praktijk betekent dit bijvoorbeeld dat een gemeente niet enkel bereikbaar is via een contactformulier op een website, maar ook telefonisch of op afspraak. Ook moet het bestuur informatie tijdig en duidelijk beschikbaar stellen waarbij het bestuur alert is op wat een burger wil bereiken met een verzoek, een aanvraag of een bezwaar.

Uitwerking in de praktijk
Hoe zal dit uitpakken in de praktijk? Het dienstbaarheidsbeginsel als zogenoemde algemene “spelregel” zal gelden voor al het bestuurshandelen. Het uitgangspunt is dat een schriftelijke vastlegging van het dienstbaarheidsbeginsel niet vereist is voor de geldigheid van deze norm. Maar deze codificatie schept meer duidelijkheid voor het bestuur en de rechter. Ook is het in bezwaar of beroep inzichtelijker waar burgers en bedrijven zich op kunnen beroepen.

Het dienstbaarheidsbeginsel heeft echter een abstract karakter. Vanwege dit abstracte karakter is dienstbaarheid niet wettelijk afdwingbaar. Het dienstbaarheidsbeginsel is een gedragsnorm voor het verkeer tussen bestuur en burger. Toch kan het niet-naleven van deze rechtsnorm wel doorwerken en bijvoorbeeld resulteren in een onzorgvuldige voorbereiding van een besluit of een onvolledige belangenafweging. Bestuursorganen zullen mogelijk minder makkelijk “wegkomen" met een beroep op onderbezetting, onvoldoende capaciteit of andere prioriteiten. Het dienstbaarheidsbeginsel is dus eerder een handelingsperspectief van de overheid dan een juridisch instrumentarium. De codificatie is daarentegen wel meer dan symbolisch. Bestuursorganen worden namelijk begrensd in hun beslissingsruimte.

Tot slot
Het Wetsvoorstel ligt tot eind juli 2024 in consultatie. Eerst wordt het (aangepaste) Wetsvoorstel aan de Afdeling advisering van de Raad van State aangeboden. Daarna zal de Tweede Kamer zich er nog over buigen. Het zal dus nog even duren voordat het Wetsvoorstel uiteindelijk inwerking treedt. Wij juichen de verandering toe, omdat het bijdraagt aan het herwinnen van het vertrouwen in de overheid door burger en bedrijf.

Vragen over het Wetsvoorstel of voorbereidingsmogelijkheden in afwachting van de wetswijzigingen? Neem contact met Werner Altenaar en Roza Morrison.

Omdat je verder wilt

Geplaatst in: Bestuursrecht, Opinie

  • « Ga naar Vorige pagina
  • Pagina 1
  • Pagina 2
  • Pagina 3
  • Pagina 4
  • Interim pagina's zijn weggelaten …
  • Pagina 6
  • Ga naar Volgende pagina »

Amsterdam
Keizersgracht 620
1017 ER Amsterdam

 

Bussum
Brediusweg 20
1401 AG Bussum

 

020 521 6699 | [email protected]

 

KvK: 34342484 | BTW nr: 8208.79.368.B01

Juridische informatie:

Algemene Voorwaarden

Klachtenregeling

Privacyverklaring

Rechtsgebiedenregister

Evaluatieformulier

Snel naar:

  • Logo
  • Menu sluiten
  • Over ons
    • Ons team
    • Ons kantoorpand op de Keizersgracht
    • International Legal Networks
    • Vacatures
    • CERTA & Big Friends
  • Expertises
    • Arbeidsrecht
    • Bestuursrecht
    • Omgevingsrecht
    • Contractenrecht
    • Incasso
    • Insolventierecht
    • WHOA
    • Ondernemingsrecht
    • Vastgoedrecht
    • Woningcorporaties
  • Nieuws & Kennis
    • Nieuws & Actualiteiten
    • Certa deelt kennis met Pont
    • Certa expert van ABN AMRO
  • Faillissementen
    • Veelgestelde vragen
  • Contact
  • Zoeken
© 2025 CERTA | Realisatie: Probu

Privacyverklaring & AV koppeling

Privacyverklaring  |  AV